22. plaquebeheersing Flashcards

1
Q

de 2 meest voorkomende aandoeningen in de mond

A
  1. caries

2. parodontale aandoeningen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is de oorzaak van de meest voorkomende aandoeningen in de mond?

A

tandplaque

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is het gevolg vd producten vd biofilm?

A

een reeks reacties veroorzaken die tot afbraak vh parodontium kunnen leiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is de meest gebruikte methode van mondhygiene?

A

mechanische verwijdering v plaque door middel van een tandenborstel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is bepalend voor het ontstaan en de progressie van parodontitis?

A
  • de reactie vd gastheer op plaque

- eventuele aanwezigheid v specifieke bacteriën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

definitie therapietrouw

A

de mate waarin het gedrag vd patient correspondeert met de aanbevelingen van de tandarts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

factoren die de therapietrouw kunnen beinvloeden

A
  • betrokkenheid vd patient bij zijn gezondheidsprobleem
  • patientmotivatie
  • sociaal economisch niveau
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

therapietrouw bevorderen (2)

A
  1. betrokkenheid vd patient bij zijn gezonheidsprobleem

2. vertrouwensrelatie patient - mh

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

aandachtspunten advies/instructies (4)

A
  1. zo simpel mogelijk houden
  2. advies in het verlengde v een al bestaande gewoonte
  3. stapsgewijs
  4. individueel aangepast
    (daarna periode v herhaling en begeleiding)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

factoren die de resultaten v een studie kunnen beinvloeden (5)

A
  1. type proefpersoon
  2. novelty-effect
  3. hawthorne-effect
  4. maskering (vd onderzoekers)
  5. commerciele betrokkenheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

verklaar beinvloedende factor ‘type proefpersoon’

A

sommige personen beinvloeden door hun kennis en gedrag het onderzoek (thk studenten: dental-minded)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

novelty-effect

A

onbewuste, tijdelijke, gedragsverandering door het feit dat de proefpersoon geconfronteerd wordt met iets nieuws.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hawthorne-effect

A

feit dat het gedrag vd proefpersonen verandert als zij meewerken aan een onderzoek; tijdelijke gedragsverandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

maskerend effect: invloed op onderzoek=

A

degene die de metingen doet, is niet op de hoogte vd door de proefpersonen gebruikte producten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

commerciele betrokkenheid: invloed op onderzoek =

A

verhoogde kans dat de resultaten beinvloed worden door de wens vd producent die een bepaald product op de markt brengt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wanneer voldoet een tandenborstel

A
  • als deze door de patient geaccepteerd is

- als deze effectief plaque kan verwijderen zonder tand-en mondweefsel te traumatiseren

17
Q

kenmerken conventioneel design tb

A

vlakke borstelkop

rechte, afgeronde haren

18
Q

kenmerken geavanceerd design tb

A

bosjes met borstelharen op ongelijke hoogte

19
Q

kenmerken v-vorming design tb / gegolfd design

A

bosjes met haren vormen een v-vormig zijaanzicht vna ongelijke hoogte

20
Q

kenmerken gecombineerd design tb

A

borstelharen aan de punt vd kop langer dan in de overige bosjes

21
Q

leidraad bij keuze v tb (5)

A
  • zacht of medium
  • afgeronde haren
  • nylon haren
  • even lange haren
  • korte smalle borstelkop met afgeronde hoeken
22
Q

schadelijke bijwerkingen van tandenpoetsen

A
  1. reversibele gelokaliseerde epitheellaesies

2. gingivale abrasie (mid-gingivaal)

23
Q

keuze voor interdentale hulpmiddelen is afhankelijk van: (6)

A
  1. de leeftijd vd patient
  2. vatbaarheid voor gi/pi
  3. vaardigheid en manuele ervaring vd patient
  4. kennis en motivatie
  5. gingivacontour, grootte interdentale ruimte
  6. tandlocatie t.o.v. tandenboog
24
Q

soorten interdentale hulpmiddelen (5)

A
  1. tandenstokers
  2. rager
  3. floss
  4. veter/verbandgaas
  5. single-tufted borsteltje
25
Q

voordelen tandenstokers

A
  1. geaccepteerd door d maatschappij

2. eenvoudig in gebruik (met 1 hand etc) ( in file)..

26
Q

wanneer kun je single tufted borsteltjes gebruiken

A
  1. diastemen
  2. semi-edentaat gebied
  3. distaal vd laatste molaar
  4. furcaties
  5. grote interdentale ruimtes
  6. crowding
  7. orthodontische banden
  8. kokhalsreflex