2.4 Honden vs Katten Flashcards
Dat de mens een bijzondere relatie met de hond heeft, hebben we inmiddels op meerdere vlakken gezien. Toch is de hond niet het meest voorkomende huisdier: in Nederland zijn er zo’n 1,5 miljoen honden tegenover 2,6 miljoen katten. Dat maakt honden en katten wel de meest voorkomende huisdieren. Het idee dat je de mensheid op kan delen in ‘hondenmensen’ en ‘kattenmensen’ is inmiddels dan ook een breed gedragen culturele overtuiging. In welke categorie men valt, zou iets zeggen over de persoonlijkheid en over de sociale interacties met andere mensen. In deze studietaak kijken we naar deze verschillen tussen honden- en kattenmensen en wat de wetenschap hierover zegt.
De onderzoeksafdeling van Facebook deed in 2016 een onderzoek naar de verschillen tussen ‘dog-people’ en ‘cat-people’. Op basis van de foto’s die mensen deelden (van honden of katten) werden ze ingedeeld in ‘hondenmens’ of ‘kattenmens’. Deze twee groepen werden vergeleken op basis van allerlei informatie uit hun profiel: hoe veel vrienden ze hadden, of ze een relatie hadden, wat hun interesses waren etc.
Lees de blog van Facebook over dit onderzoek (7 augustus 2016) en beantwoord de vragen.
Wat zijn de resultaten over de verschillen tussen ‘hondenmensen’ en ‘kattenmensen’ volgens dit onderzoek?
7x
- Hondenmensen hebben meer vrienden, maar kattenmensen worden meer uitgenodigd voor events.
- Honden- en kattenmensen checken even vaak in op plaatsen.
- Honden- of kattenmensen hebben de neiging relatief meer vriendschappen te sluiten met andere honden- of kattenmensen (dit is niet per se diersoortspecifiek: dierenliefhebbers zoeken elkaar op). Dit is vooral het geval voor kattenmensen.
- Kattenmensen zijn vaker single dan hondenmensen.
- Kattenmensen verschillen in hun interesses: kattenmensen doen meer activiteiten binnenshuis. Ze verschillen in het type films en boeken dat ze kijken en lezen.
- Kattenmensen en hondenmensen verschillen in de emoties die ze uitdrukken op Facebook. Kattenmensen laten een bredere variëteit aan emoties zien en voelen zich vaker moe, gelukkig en geliefd. Hondenmensenzijn vaker enthousiast en trots.
- Kattenmensen wonen vaker in een stedelijke omgeving, hondenmensen vaker op het platteland (dit is meteen mogelijk een confounder bij andere bevindingen).
Waarschijnlijk hebt u zelf ook al geconstateerd dat het onderzoek dat Facebook uitvoerde niet waterdicht is.
Welke kritiek op dit onderzoek kunt u geven? Voor het beantwoorden van deze vraag kunt u ook gebruik maken van het volgende videofragment: 4x
- De manier waarop hondenmensen en kattenmensenworden ingedeeld is twijfelachtig. Het feit dat men meer foto’s van een bepaald dier plaatst, zegt niet per definitie dat de persoon dat dier heeft, wil hebben of prefereert.
- Er is geen rekening gehouden met confounders. De relatie bijvoorbeeld tussen het zijn van een kattenmens en vaker worden uitgenodigd voor events wordt waarschijnlijk beïnvloed door andere factoren (Facebook noemde zelf al de plaats waar men woont, stedelijk of op het platteland).
- De resultaten die worden gevonden zijn wellicht niet generaliseerbaar naar het dagelijks leven. Meer emoties uiten in een virtuele sociale context wil bijvoorbeeld niet zeggen dat je in een echte sociale context ook makkelijker je emoties uit.
Daarnaast is ook de representativiteit van de sample een punt van kritiek, er is hier enkel gekeken naar een selecte groep mensen (actieve gebruikers van Facebook). U had dan ook vast al in de gaten dat dit onderzoek wellicht niet heel wetenschappelijk is. Toch biedt het interessante aanknopingspunten voor verder (wetenschappelijk) onderzoek.
Of hondenmensen en kattenmensen daadwerkelijk van elkaar verschillen in persoonlijkheid is geen heel breed onderzocht onderwerp. In 2010 deden Goseling et al. in een grote sample (met meer dan 4.500 participanten) een onderzoek naar persoonlijkheidsverschillen tussen hondenmensen en kattenmensen op basis van de ‘big five’ persoonlijkheidsdimensies.
Lees het artikel van Goseling et al. (2010) en beantwoord de vragen.
Wat zeggen de resultaten van Goseling et al. over de verschillen tussen hondenmensen en kattenmensen? Baseer uw antwoord niet alleen op de p-waarde, maar ook op de effectgrootte (Cohens d).
Hondenmensen scoorden significant hoger op extraversie (d=0.40), op agreeableness (d=0.33), en op consciëntieusheid (d=0.27), en significant lager op neuroticisme (d=0.30) en openness (0.27) dan kattenmensen.
Er is dus inderdaad sprake van een verschil in persoonlijkheid tussen hondenmensen en kattenmensen. De effectgroottes zijn echter niet heel groot. Extraversie valt nog in de ‘medium’ range, maar de verschillen voor de overige dimensies zijn klein te noemen.
Noot: Hoewel refereren aan de effectgrootte als ‘klein’ (d=0.2), ‘medium’ (d=0.5) of ‘groot’ (d=0.8) gebaseerd is op benchmarks van Cohen zelf, wees Cohen ook op het gevaar van een rigide interpretatie van deze classificatie. De waarden zijn immers arbitrair en de effectgrootte moet idealiter geïnterpreteerd worden in een context van eerdere bevindingen of praktische consequenties. Kleine effectgroottes kunnen immers grote consequenties hebben. Een interventie die leidt tot een daling in suïcide-aantallen met een effectgrootte van d=0.2 is bijvoorbeeld enorm waardevol.
Goseling et al. gaven mensen tevens de mogelijkheid zichzelf te categoriseren als ‘beide’ en ‘geen van beide’ (naast ‘hondenmens’ en ‘kattenmens’). Deze categorieën zijn verder niet statistisch onderzocht, maar zijn wel weergegeven in figuur 1.
Beschrijf op basis van de figuur hoe deze twee categorieën zich verhouden tot ‘hondenmens’ versus ‘kattenmens’
Hondenmensen lijken over het algemeen meer op de ‘beide’- en ‘geen van beide’- groep, kattenmensen springen er wat meer uit. Vooral in agreeableness, conscientiousness en neuroticisme zijn de hondenmensen bijna gelijk aan de ‘beide’- en ‘geen van beide’-groep. Dit zou erop kunnen wijzen dat een ‘hondenmens’ zijn als het ware de standaard is en dat de ‘kattenmens’ een afwijkende groep vormt. Het zou dan ook interessant zijn hondenmensen en kattenmensen verder te onderzoeken in deze bredere context.
Research shows an Inconsistent picture of differences between cat and dog people .Even when differences are found they appear to differ across studies.
What are potentially problematic features? 6x
1) Broad range of concepts and scales, making it almost impossible to compare the findings across studies
2) Traits examined are not systematically chosen to represent the breadth of the personality spectrum. Without using a systematic framework it is quite possible that studies will neglect traits of particular relevance to the areas that distinguish dog people from cat people.
3) Without unifying framework it is not clear where there is conceptual overlap among the traits.
4) Research is based on a wide variety of instruments that very in the extent to which they employed rigorous test-development and validation procedures.
Solutiontothese4problems:theuseofanextensivelyresearchedpersonality
framework that is used widely and has solid psychometric credentials. The Big Five Model best fits these criteria. The 5 dimensions are known as:
a) Extraversion
b) Agreeableness
c) Conscientiousness d) Neuroticism
e) Openness
5) Samples studied have not been very diverse, making it hard to generalize.
6) Samples are sometimes quite small, raising the possibility that they did not have sufficient
power to detect small differences.
Solutionto5and6:theuseofaninternetsurvey.Internetsamplesarerelatively diverse with respect to gender, socioeconomic status, geographic region, and age. Internet-based findings generalize across presentation formats, are not very adversely affected by nonserious or repeat responders, and are consistent with findings from traditional methods. Much larger samples can be collected.
7) Past research has not always classified participants using people who self-identify as a dog person or cat person. It is possible that such methods do not capture what is widely meant by a dog person or cat person. A person could consider himself a dog person but still own a cat or not own any pet for other reasons.
8) Past research did not give respondents the opportunity to self-identify as both a dog person and a cat person or as neither. Any true differences could be diluted or biased by the inclusion on individuals who do not genuinely belong in either category.
Solutionto7and8:askingparticipantstoself-identifyasadogpersonoracatperson
and by giving them the opportunities to filter themselves out of the sample by
including options both and neither.
esults:
- 45.7% reported being a dog person
- 11.5% reported being a cat person
- 27.7% reported being both a dog and a cat person
- 15% reported being neither
Whengivenfreechoiceonly57.3%self-identifyasadogorcatperson
- ANOVA revealed significant differences among type of pet person for all Big Five
dimensions.
- Planned comparisons revealed significant differences between dog people and cat people
for all five of the Big Five dimensions.
- Dog people score significantly higher on Extraversion, Agreeableness, and
Conscientiousness, and significantly lower on Neuroticism and Openness than did cat
people.
What happened to the results when corrected for gender?
There are a number of known personality differences between men and women →
analyses controlling for sex. The patterns remain the same when analysed separately for men and women and the differences remained statistically significant in all cases, too.