1.5 Perspectieven op de antrozoologie Flashcards

1
Q

Hoewel de focus van deze cursus ligt op de antrozoölogie vanuit een psychologisch perspectief is het belangrijk te weten dat dit niet het enige perspectief is van waaruit dit wetenschapsgebied aangevlogen kan worden. Kennis over mens-dierinteracties kan praktische en theoretische relevantie hebben voor een scala aan professionals, ook buiten de psychologie. Denk bijvoorbeeld aan de agricultuur, waar de band die de boer heeft met zijn koeien van invloed blijkt te zijn op de hoeveelheid melk die de koe produceert (Bertenshaw & Rowlinson, 2009). Kennis over de mens-dierinteractie is hier dus ook van economisch belang.

In deze opdracht kijken we voor welke disciplines de mens-dierinteractie interessant is. De review van Hosey (2014) die u al eerder tegenkwam, geeft een uitgebreid beeld van de thema’s binnen de antrozoölogie waarover de afgelopen jaren is gepubliceerd. Ze worden vanuit verschillende invalshoeken bekeken. Neem deze bron er dan ook bij om de vragen te beantwoorden

De antrozoölogie is een multidisciplinair wetenschapsgebied om twee redenen.

Welke?

A

Ten eerste zijn mens-dierstudies relevant voor een breed scala aan wetenschappelijke disciplines, zoals biologie, psychologie, sociologie, antropologie, economie en de geneeskunde.

Daarnaast vinden mens-dierinteracties plaats in verschillende contexten, zoals in huis, in de agricultuur, in laboratoria, in dierentuinen en in het wild.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hosey (2014) deed een literatuurreview naar HAI (HAR/HAB) om een idee te krijgen van de thema’s die worden bestudeerd binnen de antrozoölogie. Op basis van de context waarin de mens-dierinteractie tot stand kwam en het type dier dat werd bestudeerd, kon hij zes contexten of categorieën onderscheiden in de publicaties.

Noem de zes contexten.

A

De literatuur kan worden onderverdeeld in papers over:

  1. gezelschapsdieren.
  2. agrarische dieren.
  3. laboratoriumdieren.
  4. dieren in de dierentuin.
  5. dieren in het wild.
  6. algemene onderwerpen (restcategorie).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Onderzoekers binnen de verschillende contexten benaderen het Human-Animal Intervention-veld op verschillende manieren en behandelen verschillende thema’s. Sommige thema’s zijn relevant voor meerdere contexten, andere thema’s zijn juist erg contextspecifiek. Hosey identificeert acht hoofdthema’s in het HAI-onderzoek.

Beschrijf kort deze acht thema’s.

A
  1. Animal Assisted Intervention (AAI) en voordelen voor mensen:
    binnen deze twee thema’s wordt basiskennis over de invloed van interactie met dieren op mensen vergaard en worden praktische toepassingen van deze kennis onderzocht (AAI).
  2. Dierenwelzijn:
    binnen dit thema wordt het effect van HAI op het welzijn van dieren onderzocht, voor zowel gezelschapsdieren en agrarische dieren als laboratoriumdieren en dieren in de dierentuin.
  3. Methodologische kwesties:
    deze papers hebben betrekking op het (her)definiëren van onderzoeksmethoden.
  4. Karakteristieken van de verzorger:
    dit thema gaat over de verschillende aspecten van de karakteristieken van de verzorger. Dit thema is dan ook erg divers. Het kan gaan over het effect van de eigenschappen van de verzorger op de relatie (denk aan verschillen in de manier waarop veehouders omgaan met hun dieren; aan verschillende eigenschappen van eigenaren, zoals geslacht, afkomst, beroep of leeftijd). Het kan echter ook gaan om het effect van de relatie op eigenschappen van de verzorger, zoals in laboratoriumsettings en dierentuinen.
  5. De rol van de dierenarts:
    dit thema is vooral gericht op bewustwording bij dierenartsen van het belang van de HAB met gezelschapsdieren en de ethische vraagstukken die deze met zich meebrengt.
  6. Sociologische aspecten:
    binnen dit thema wordt HAI/HAR/HAB bekeken als onderdeel van een breder concept van mens-dierrelaties. Belangrijke onderwerpen zijn onze manier van kijken naar dieren en de perspectieven van specifieke groepen of tradities.
  7. Theoretische aspecten:
    binnen dit thema houdt men zich bezig met de theoretische basis voor de mens-dierrelatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

n de vorige opdracht zag u dat de antrozoölogie een multidisciplinair wetenschapsgebied is. In de review van Amiot en Bastian (2014) wordt dan ook empirisch en theoretisch werk uit sociologie, antropologie, neurowetenschappen, geneeskunde, veterinaire studies, zoölogie, dierenwelzijn, gezondheidszorg, psychiatrie, criminologie en psychologie gebruikt om een volledig beeld te schetsen van het wetenschapsveld van de antrozoölogie en deze te plaatsen in de context van de psychologie.

Lees voor het beantwoorden van onderstaande vragen de review van Amiot en Bastian (2014).

In de inleiding staat dat de bestaande HAI-literatuur in zes secties wordt onderverdeeld die belangrijke psychologische thema’s weergeven.

Benoem de zes secties en geef aan hoe de literatuur binnen elk thema is opgebouwd.

A

De zes secties (en dus de zes psychologische thema’s) waarin de antrozoölogische literatuur kan worden onderverdeeld, zijn:

  1. evolutionaire factoren.
  2. ontwikkelings- en leerprocessen.
  3. factoren geassocieerd met werk, religie en cultuur.
  4. individuele verschillen, ideologische overtuigingen en geslacht.
  5. psychologische gezondheid en psychisch welbevinden.
  6. intergroeprelaties.

Binnen iedere sectie wordt de bestaande literatuur geordend en besproken onder verschillende kopjes, waarbij de bevindingen binnen dat thema worden weerspiegeld. Ieder thema wordt afgesloten met een kopje ‘Methodological implications and future research directions’. Daarin wordt kritisch gekeken naar de evidentie en worden vragen geformuleerd voor vervolgonderzoek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Lees de paper nu globaal door. Veel onderwerpen komen later in de cursus terug. De informatie die u leest in Amiot en Bastian (2014) vormt als het ware een kapstok waaraan u veel literatuur kunt ophangen die later aan bod komt. Maak bij het lezen wat aantekeningen voor uzelf over welke onderwerpen worden behandeld; doe dit in steekwoorden.

A

Onderwerpen binnen de zes thema’s zijn:

  1. evolutionaire factoren
    - biofilie
    - angst
  2. ontwikkelings- en leerprocessen
    - contact met dieren gedurende de levensloop
    - hechting
    - modeling
  3. factoren rond werk, religie en cultuur
    - werk
    - religie
    - cultuur
  4. individuele verschillen, ideologische overtuigingen en geslacht
    - individuele verschillen
    - ideologische overtuigingen
    - geslacht
  5. psychologische gezondheid en psychisch welbevinden
    - gezondheidsvoordelen die worden
    - geassocieerd met de aanwezigheid van het huisdier
    - Animal Assisted Therapy (AAT)
    - effect op het dier
    - verlies van het dier
  6. intergroeprelaties
    - vooroordelen, discriminatie,
    - speciësisme
    - beperkte bronnen belemmeren mens-dierrelaties
    - intergroepovereenkomsten en -verschillen
    - ideologische factoren die onthechting bevorderen
    - link tussen gedrag naar dieren en mensen

Overkoepelend wordt nog aandacht besteed aan:

  • belang van erkenning van HAR.
  • soorten en typen dieren.
  • culturele verschillen.
  • de toekomst van mens-dierrelaties.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Geef kort bij elk thema weer welke (theoretische) aspecten een rol spelen.

  1. De evolutionaire basis van onze interactie met dieren
A

Zoals u al eerder las, heeft de mens een lange geschiedenis met het dier. Dit suggereert dat de evolutie van menselijke reacties op dieren gevormd is door deze interacties. Twee voorbeelden hiervan zijn biofilie (waarover u al eerder las in een evolutionaire context) en de angst voor bepaalde diersoorten. De biofiliehypothese gaat over de neiging die de mens van nature heeft om te focussen op andere levensvormen. Daarnaast is er ook een evolutionaire oorsprong om angst te hebben voor bepaalde dieren, wat de overlevingskansen voor de mens als diersoort heeft vergroot.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Geef kort bij elk thema weer welke (theoretische) aspecten een rol spelen.

  1. De ontwikkeling van gedrag en leerprincipes bij kinderen
A

Dieren dragen bij aan hoe kinderen de wereld zien. Het contact dat kinderen tijdens hun jeugd met dieren hebben, beïnvloedt de houding tegenover dieren in brede zin en gedurende de rest van hun leven.
Verder kunnen dieren als hechtingsfiguur fungeren voor een veilige hechting en voldoen aan de vier voorwaarden van een veilige hechting (andersom geldt dit overigens ook: de mens kan ook een hechtingsfiguur voor dieren vormen).
Tot slot wordt de houding van kinderen tegenover dieren gevormd door rolmodellen zoals de ouders en leraren (via leerprocessen en modeling). Dit kan zowel om een positieve houding gaan als om geweld tegen en misbruik van dieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Geef kort bij elk thema weer welke (theoretische) aspecten een rol spelen.

  1. Sociale context: werk, religie en cultuur
A

Iemands houding of attitude en gedrag tegenover dieren kunnen worden beïnvloed door allerlei sociale contexten waarin de mens functioneert. Werk is een dergelijke context. Binnen beroepen als asielmedewerker, laborant, dierenarts, maar ook psycholoog worden strategieën als distantiëren en rationaliseren toegepast om te kunnen omgaan met bepaalde situaties in het werk (bijvoorbeeld euthanasie of het werken met proefdieren).

Religie heeft met name invloed op hoe we de verschillen tussen mensen en dieren zien, wat weer invloed heeft op hoe we hen behandelen. Binnen veel religies geldt een sterk antropocentrische houding: de ideologie dat de mens superieur is aan dieren, wat consequenties heeft voor de omgang met dieren. Geloof in de evolutietheorie leidt vaak juist tot een houding waarin mensen meer opkomen voor dierenrechten.

Cultuur beïnvloedt ook de mens-dierrelatie. Hoe met dieren wordt omgegaan, is heel divers in de verschillende culturen. Zo verschillen culturen sterk in welk dier ze als huisdier, als heilig dier of als voedsel beschouwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Geef kort bij elk thema weer welke (theoretische) aspecten een rol spelen.

  1. Persoonlijkheidskenmerken, ideologische overtuigingen en geslacht
A

Verschillen in persoonlijkheid bepalen mede de houding tegenover dieren. Kenmerken als creativiteit, empathie, relativisme, sensitiviteit en idealisme spelen bijvoorbeeld een rol.
Als mensen de ideologische overtuiging hebben dat er een hiërarchie bestaat tussen verschillende sociale groepen mét bijbehorende privileges, is de houding tegenover dieren vaak dat de mens dieren mag inzetten voor eigen doeleinden.
Geslacht tot slot, is een van de meest stabiele factoren als het gaat om het voorspellen van houding en empathie tegenover dieren. Vrouwen hebben een positievere houding tegenover en meer empathie voor dieren dan mannen. Daarnaast vertonen vrouwen minder agressiviteit tegenover dieren en hebben zij vaker de neiging tot ‘hoarding’ (het verzamelen van dieren). Om deze verschillen te kunnen verklaren, worden biologische factoren genoemd (oxytocine) en omgevings- en sociale factoren (de vrouwelijke versus de mannelijke maatschappelijke rol).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Geef kort bij elk thema weer welke (theoretische) aspecten een rol spelen.

  1. Psychologisch welzijn en gezondheid
A

Er zijn diverse onderzoeken gedaan naar de effecten van dieren op de (psychologische) gezondheid van mensen. Vaak wordt een positief effect op de gezondheid van mensen toegeschreven aan de aanwezigheid van dieren. Dit effect blijkt echter niet altijd eenduidig. Een groot aantal factoren speelt hierbij namelijk een rol. Eén factor die van invloed is, is of dieren complementair zijn aan de relaties van een persoon met andere mensen of dat de dieren een substituut vormen voor die relaties.
Het bevorderen van welzijn kan gedeeltelijk worden verklaard door de social support-theorie: de mate waarin iemand zich gesteund voelt door een sociaal netwerk op diverse vlakken (emotioneel, ergens bij horen, gezelschap hebben, etc). Dieren kunnen tot op zekere hoogte negatieve effecten compenseren als iemand weinig sociale steun vanuit zijn omgeving krijgt.
Het positieve effect van dieren op de gezondheid en het welzijn van mensen is het terrein van dierondersteunde interventies (Animal Assisted Interventions).
De mens-dierrelatie kan ook een nadelig effect op iemands gezondheid hebben, bijvoorbeeld als het dier overlijdt. Dit effect is het grootst bij alleenstaanden en mensen die zeer gehecht zijn aan hun dier.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Geef kort bij elk thema weer welke (theoretische) aspecten een rol spelen.

  1. Relaties tussen groepen
A

Of mensen dieren zien als lid van een andere groep (‘outgroup’) of als onderdeel van de eigen groep heeft grote impact op de relatie met dieren. Een deel van de fundamentele processen tussen groepen mensen kan direct vertaald worden naar de mens-dierrelatie. Speciësisme (discriminatie van andere diersoorten ten opzichte van de eigen diersoort: de mens) en vooroordelen spelen bijvoorbeeld een rol. Vijandigheid tegenover andere diersoorten kan te maken hebben met de competitie om bronnen, bijvoorbeeld de ruimte om zich te ontwikkelen versus behoud van de natuur.
Als groepsleden bezorgd zijn over de behoeften en het overleven van de eigen groep investeren ze minder in de interesses en behoeften van leden van een andere groep. Ook dit is terug te zien bij de bescherming van en in de omgang met dieren. Als mensen amper kunnen rondkomen is de zorg of het opkomen voor dieren meestal niet de eerste prioriteit.
Focus op overeenkomsten in plaats van verschillen tussen mens en dier maakt dat dieren dichter bij mensen komen te staan (‘ingroup’). Dit beïnvloedt dan weer direct hoe we reageren op mensen die dieren slecht behandelen.
Antropomorfisme (de tendens om menselijke karakteristieken op dieren te projecteren) heeft directe consequenties voor de mens-dierrelatie. Zo kan de visie om dieren als ‘human-like’ te zien de empathie tegenover dieren en de neiging dieren te beschermen vergroten.
Door dieren als een outgroup te zien en ons van dieren te distantiëren wordt een handelswijze gelegitimeerd die dieren schaadt.
Door dieren een naam te geven, wordt de afstand juist verkleind en erkennen we het dier eerder als een individu met een eigen persoonlijkheid.
Tot slot is de aard van onze relatie met dieren en hoe dieren worden behandeld vaak direct te vertalen naar hoe andere mensen worden behandeld. Dit geldt zowel voor respectvolle behandelingen als voor geweld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

What is the Biophilia hypothesis?

And the revised theory?

A

he tendency of humans to focus on lifelike processes. The innate emotional affiliation humans have toward other life forms.

biophilia is not a single instinct but a complex of learning rules that trigger a variety of emotional reactions to animals, which are themselves shaped by culture.
which is neither inherently positive nor negative.

e.g. tendency to care for young animals + biological preparedness to fear certain animals.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Pets act as ambassadors of other animals (generalizing effect). What evidence supports this effect?

A

pet ownership was associated with less negative attitudes toward non-pet animals, such as lions, pigs and snakes.

Pet keeping is also related to more empathic feelings for animals used in fur and leather industry and for zoo animals.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Evidence reveals that companion animals can also serve as attachment figures for their owners and meet the 4 prerequisites for an attachment bond. Which 4?

A

1) Proximity seeking
2) Safe haven
3) Secure base
4) Separation distress
In this sense both humans and animals can serve as an attachment figure.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Modelling: through learning and modelling processes, significant others model and shape our behaviours toward animals, for better or for worse. Modelling processes can also yield violent and abusive relations with animals
Give an example.

A

Witnessing animal abuse has been associated with one’s own tendency to abuse animals

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

What is a limitation in the reports on animal violence?

A

reliance on self-reports, this may
underestimate the prevalence of violent behaviour due to a reticence on the part of most
participants to report socially undesirable behaviour.

17
Q

distancing (dehumanization) strategies are used in the medical profession.
How is this in vetenarians?

A

veterinarians reported developing hardening, detachment, and desensitization
strategies in order to deal with the distress and the pain when treating sick animals.
Rationalization is also commonly employed.

18
Q

Theoretical links haven been drawn between religious beliefs and attitudes
toward animals. The stronger people believe in God or in life after death, the more likely they were to perceive a X (rather than X) between humans and animals.

A

dichotmoy

continuity

19
Q

The more people endorsed the theory of X rather than X, the more likely they were
to advocate in favour or animal rights.

A

natural evolution

creationism

20
Q

A study analysing patterns of pet keeping in 60 cultures: dogs, birds and cats are the most common pets. Followed by horses, other hoofed animals, rodents, non-human primates, and pigs. However, significant cross-cultural variations emerged. Such as? 2x

A

whether pets are elevated to the level of friends or family member. Pets were only treated this way in 5 of the 60 cultures.

the extent to which dogs, cats, birds,
and other pets were killed, if not eaten, as well as the frequency of physical abuse toward
dogs. Pet keeping is hence not a human universal.

NB.Even within the same culture, pet preferences have been found to change over time, often
in a highly random and unpredictable manner.

21
Q

Personality factors, ideological beliefs and gender each play a role and consistently predict a variety of relevant outcomes, including attitudes toward animals, species preferences, and animal-directed behaviour

The X people endorse a social dominance orientation, the X they believed that humans and animals are similar, and the more they reported using animals for their own ends

gender is one of the most X factors that predict attitudes and empathy toward animals

A

More

Less

Stable

22
Q

Women report more empathy toward animals, and are more concerned about
protecting the welfare and rights of animals.

Both biological and environmental/socialization factors may be related to these gender
differences.
Name an example for each.

A

In terms of biology: oxytocin, more prevalent in women. Environmental:
traditional feminine roles (nurturing, caring) transpose to the realm of human-animal
relations.

23
Q

Health consequences associated with the presence of animals: Intriguing and
contradictory evidence. 2/3 of studies supported a positive association between the
presence of animals and human health, while 1/3 found the presence of pets was either not
significantly or even negatively associated with human health and well-being.
Role of animals in human health and well-being may depend on many factors.
Name positive and negative association

A

Positive
Hormonal responses and the capacity of animals to alleviate stress may underpin these beneficial effects. Both dogs and humans showed increases in oxytocin, dopamine, and endorphins when interacting positively with one another

Negative
Pet owners suffered more from psychological problems than non

24
Q

In AAT, animals are seen as playing the role of X and secure attachment figures that may serve as a X to other, ore
permanent and positive (human) relationship

A

transitinal object

Springboard

25
Q

Do animals benefit too from relationships?

A

Animals have been observed to derive benefits from their
interactions with humans. Stroking an animals was associated with the animal’s lower
heart rate. How humans perceive and integrate their dog in their life is directly associated
with the dogs’ level of stress. Best cared for dogs are neutered, belong to owners who are
single. Dogs with owners with more emotional bonds to other humans also displayed
higher quality of life, suggesting these animals were not expected to substitute or
overcompensate for their owner’s lack of social bonds.

26
Q

Limited resources impede human-animal relations.

What is the classic explanation for this?

A
RCT: Realistic 
Conflict Theory (Sherif, 1966): intergroup hostility arises as a result of conflicting goals and competition over limited resources.

When group members are concerned about the needs and survival of their ingroup, they may have less time resources, and energy to invest in defending the interests of an
outgroup. Lack of economic resources to meet their own needs or those of their group made it unlikely they could provide animals with the resources they themselves needed.

27
Q

animals that are close
phylogenetically to humans, or that are physically, behaviourally, or cognitively more similar to us, tend to evoke more X affect than those that are dissimilar of
phylogenetically distant.
Mammals were rated as possessing higher X and X
abilities than cold-blooded animals and invertebrates.

A

positive

Mental and cognitive

The perceptions of similarity can develop even for animals who are considered
phylogenetically distant from humans, suggesting that the human-animal boundary is (at
least partly) a social construction.

28
Q

When reminded of our
own X participants reported increased disgust toward animals and a preference for
increased distancing of humans from animals, and more negative evaluation of animals,
even in the case of pets.

A

mortality

29
Q

the nature of our relations with animals is also associated with how we relate to and treat fellow humans.
Specifically, when animals are treated equally and with respect by
humans, this mind-set may reflect more constructive intergroup and interpersonal relations among humans. Conversely, abusive human-animal relations may flow over into humanhuman relations

Increased concerns for animal welfare
have been associated with greater concerns for other humans. Empathy toward animals
correlated positively with empathy toward humans.

What is the process that explains these links?

A

could be due to the fact that animals broaden and
enlarge our cognitive field and who we include as ingroup versus outgroup members.

Conversely, likening humans to animals does not appear to lead to more
inclusive attitudes toward animals.

30
Q

Human-animal relations reflecting the worst of humans: human-animal relations can also
reflect a general tendency toward harming both animals and humans. Creating rigid
intergroup hierarchies is likely to yield to less respect and lower tolerance for both
animals and humans. This idea aligns with Allport’s (1954) contention that prejudices
against a variety of social groups are associated with one another.
In the anthrozoology literature, this association between violence toward animals and
violence toward other humans, is referred to as ‘….

A

the link

Reports of animal cruelty in childhood have been associated with interpersonal violence
committed against humans in adulthood. Female victims of intimate violence were more
likely to report that their partners had hurt or killed pets. Both victims and perpetrators of
violence involving humans were more likely to have abused animals themselves.
However, it should be noted that ‘The Link’ is one of the most contentious issues in the
study of human-animal interactions; the strength, direction, and even the validity of this
link have been put into question.

31
Q

What is fueled by competition over scarce

resources and a (human) desire to maintain superiority relative to animals? 2x

A

Speciesism and conflictual human-animal relations

32
Q

(Different / the same) areas of the brain have been found to be activated when viewing humans
suffer than when viewing animals suffer

A

different

33
Q

When synthesizing the literature, 2 dimensions appear useful in predicting with which species
and types of animals humans are likely to develop positive and harmonious relations, and
which we ware likely to have more conflictual and abusive relations with…

A

1) The extent to which animals are perceived as being high versus low in competence, and
more specifically, how skilled they are, and how instrumental and beneficial they are to
humans’ interests.
2) How animals are perceived as being high versus low on warmth: how lovable animals are
versus how much they elicit negative emotions such as fear and disgust

34
Q

Supporting this bidimensional model, Kwan and Cuddy (2008) found that people tend to view
animals as falling into 4 categories;

A

a) Pets, who are evaluated positively and as being helpful: high competence and high
warmth
b) Pests, unfriendly and lack ability: low competence and low warmth
c) Predators, who eat and harm humans: high competence, low warmth
d) Prey animals, viewed positively, but lack ability: low competence, high warmth