2.2 Huisdieren en welzijn Flashcards

1
Q

Wat is het pet-effect / huisdiereffect?

A

het positieve effect van huisdieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Het idee dat huisdieren goed zijn voor onze gezondheid is de laatste jaren erg populair geworden. Dit filmpje is een voorbeeld van de manier waarop dit idee gepromoot wordt in de media.

In deze video wordt een aantal positieve effecten van huisdieren (of meer specifiek honden) genoemd.

Welke zijn dit? 7x

A
lagere bloeddruk
verminderd risico op hartaandoeningen
voorkómen van allergieën bij kinderen
reduceren van stress-levels
afname van angst en depressie
verbeteren van het immuunsysteem
toename van sociale interactie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Het positieve effect van huisdieren op ons welbevinden staat bekend als het ‘pet-effect’. In de volgende vragen bekijkt u wat de wetenschappelijke literatuur zegt over dit effect. We gebruiken hiervoor het artikel van Hosey (2014) dat u eerder in thema 1 ook al tegenkwam en het artikel van Herzog (2011)

We beginnen met het artikel van Hosey (2014). Neem nog eens pagina 126 voor u. Hier leest u een sectie over de gezondheidsvoordelen van (interactie met) huisdieren. Er wordt een scala aan onderzoeken aangehaald die een positief effect van huisdieren laten zien.

Noem deze positieve effecten. 7x

A

Hosey noemt een breed scala aan gezondheidsvoordelen, op zowel fysiologisch als psychologisch vlak. Huisdieren hebben een positief effect op:

stress
algemene gezondheid
sociale aandacht
sociaal gedrag
interpersoonlijke interacties 
stemming
angst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Lees nu het artikel van Herzog (2011). Herzog is een stuk kritischer over de positieve effecten van het huisdier. Hij noemt een aantal positieve effecten van (interactie met) het huisdier, maar ook een aantal nuleffecten of zelfs negatieve effecten.

Zet deze twee categorieën naast elkaar en trek uw conclusies.

A

Positieve bevindingen:

  1. grotere overlevingskans na hartaanval
  2. lagere bloeddruk
  3. stressreductie
  4. hogere zelfwaardering
  5. meer positieve stemming
  6. grotere levenstevredenheid
  7. minder eenzaamheid
  8. betere fysieke gezondheid

Negatieve of nulbevindingen:

  1. grotere kans op sterfte of terugval na hartaanval
  2. geen verschil in bloeddruk
  3. niet gelukkiger
  4. even eenzaam
  5. meer depressie
  6. meer angst / paniekaanvallen
  7. meer chronische vermoeidheid en slapeloosheid
  8. slechtere fysieke gezondheid
  9. hoger risico op hypertensie, hoog cholesterol, maagzweren, migraine

Hoewel dit artikel geen volledig overzicht geeft van al het onderzoek naar het pet-effect (het is geen volledige review, er worden ‘slechts’ voorbeelden genoemd), geeft dit een minder rooskleurig plaatje van het pet-effect dan u eerder in het artikel van Hosey zag. Uit dit artikel blijkt dat het onderzoek naar het pet-effect conflicterende resultaten geeft. Er kan dus niet zonder meer worden geconcludeerd dat huisdiereigenaren over het algemeen gezonder zijn of een beter welbevinden ervaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Herzog geeft in zijn artikel ook een aantal redenen waarom het pet-effect onderzoek geen eenduidige resultaten oplevert. Hij wijt dit vooral aan problemen met de kwaliteit van het onderzoek.

Welke beperkingen van veel studies naar het pet-effect noemt hij? 5x

A
  1. Problemen met het onderzoeksdesign: de methodologische grondigheid is in onderzoek naar het pet-effect vaak beperkt.
  2. Problemen met de interpretatie van de resultaten: omdat de meeste studies naar het pet-effect geen echte experimenten zijn, is de richting van het effect onduidelijk. Er kan sprake zijn van omgekeerde causaliteit.
  3. Het gebruik van zelfrapportages bij huisdiereigenaren: deze kunnen onbetrouwbaar zijn
  4. Het ‘file-drawer-effect’: negatieve resultaten belanden vaker in de la van de onderzoeker dan in een wetenschappelijk tijdschrift.
  5. Onbewust biassen van onderzoeksresultaten: foutief positieve resultaten komen meer voor in onderzoeksgebieden waar onderzoekers persoonlijke overtuigingen hebben, zoals vaak het geval is bij onderzoekers naar het pet-effect. Het feit dat blinderen en controleren moeilijk of onmogelijk is in dit type onderzoek speelt hier een grote rol.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

In de vorige opdracht las u over tegenstrijdige resultaten van onderzoek naar het positieve effect van huisdieren op ons welbevinden. Sommige onderzoeken laten wel een effect zien, andere niet. Volgens Herzog (2011) ligt dit aan problemen rond de kwaliteit van het onderzoek, zoals suboptimale samples, designproblemen en het gebruik van zelfrapportages. Amiot (2014) voegt hieraan nog een verklaring toe, namelijk de invloed van moderatoren.

Het paper van Amiot (2014) kwam u al tegen in thema 1. Lees (nogmaals) de paragraaf getiteld ‘Health consequences associated with the presence of animals’, pp. 22-24 en beantwoord de vragen.

Leg uit wat een moderator is en waarom de invloed van moderatoren de inconsistenties binnen onderzoek naar het pet-effect kunnen verklaren.

A

Een moderator is een variabele die de relatie tussen een twee variabelen (de voorspeller en een uitkomst) beïnvloedt. Afhankelijk van de waarde van de moderator is het verband tussen de voorspeller en de uitkomst sterker of zwakker.

Wanneer dergelijke moderatoren wel een invloed hebben op de relatie tussen het huisdier en het welbevinden, maar niet meegenomen worden in de analyse kan een vertekend beeld ontstaan van de resultaten. Een voorbeeld van een dergelijke moderator die wordt genoemd is leeftijd. Afhankelijk van de leeftijd van het individu heeft het huisdier een groter of een kleiner effect op welbevinden. Bij een volwassene is dit effect bijvoorbeeld heel klein of zelfs afwezig, maar bij een oudere is dit effect groot. Leeftijd modereert het effect van het huisdier op welbevinden. Onderzoek dat enkel naar volwassenen kijkt, vindt in dit geval geen effect en concludeert dat het pet-effect niet bestaat, terwijl onderzoek dat naar ouderen kijkt wel een effect vindt en concludeert dat het ‘pet-effect’ wel bestaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn naast leeftijd (of levensstadia) andere moderatoren die Amiot als voorbeeld noemt 2x

A
  1. Levensomstandigheden
    Omstandigheden die de behoefte aan gezelschap teweegbrengen (zoals verminderde mobiliteit) versterken het effect; omstandigheden die te maken hebben met financiële problemen of gezondheidsproblemen verzwakken het effect.
  2. De (subjectieve) natuur van de relatie met het dier
    Een positievere relatie (het ervaren van minder discrepanties in de persoonlijkheden of een hogere mate van gedragsmatige compatibiliteit) versterkt het effect.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Om te kunnen verklaren wanneer in meerdere of mindere mate sprake is van een pet-effect is het belangrijk het huisdier in een bredere sociale context te plaatsen door de relatie met het huisdier te bekijken in de context van andere (humane) sociale relaties. Het huisdier kan hierin een additieve of een substituerende rol (‘additive and substituting roles’) spelen.

Wat wordt bedoeld met de additieve en de substituerende rol, en welk effect hebben deze rollen op de relatie tussen het huisdier en ons welbevinden?

A

Wanneer het dier een additieve rol heeft, voegt het iets toe aan bestaande humane sociale relaties. Wanneer het dier een substituerende rol heeft dan vervangt het dier de humane relaties.

Wanneer sprake is van een additieve rol dan is het waarschijnlijker dat de mens-dierrelatie een positief effect heeft op het welbevinden van de mens. Bij een substituerende rol is het positieve effect niet zo eenduidig. Er zijn studies die laten zien dat er bij mensen met gebrekkige of moeilijke intermenselijke relaties juist een groter effect op het welbevinden is, maar er is ook onderzoek dat een nadelig effect laat zien in deze groep. Onderzoek laat bijvoorbeeld zien dat mensen met weinig sociale steun, maar een hoge hechting aan het huisdier juist meer psychologische klachten rapporteerden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

In thema 1 hebben we het al uitgebreid gehad over theorieën en modellen rondom HAI en AAI. U las het artikel van Beetz (2017) en het artikel van Serpell et al. (2017) en destilleerde hier een heel aantal theorieën en modellen uit die een verklarende rol zouden kunnen spelen bij verschillende aspecten van de mens-dierrelatie.

Kijk nog eens terug naar studietaak 1.6 en neem de artikelen van Beetz (2017) en Serpell et al. (2017) erbij. Welke van de voorgestelde theorieen of modellen kunnen (ook) een verklaring geven voor het pet-effect, en hoe?

  1. De biofiliehypothese
A
  1. De biofiliehypothese verklaart het positieve effect van het huisdier door het ‘biofilie-effect’. Mensen monitoren (onbewust) het gedrag van dieren. Ontspannen dieren zijn een signaal voor een veilige omgeving, wat ontspanning en een gevoel van veiligheid veroorzaakt in de mens. Een (ontspannen) huisdier kan dus mogelijk een (vrijwel) continu signaal van veiligheid afgeven, wat resulteert in een reductie van stress en angst.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

In thema 1 hebben we het al uitgebreid gehad over theorieën en modellen rondom HAI en AAI. U las het artikel van Beetz (2017) en het artikel van Serpell et al. (2017) en destilleerde hier een heel aantal theorieën en modellen uit die een verklarende rol zouden kunnen spelen bij verschillende aspecten van de mens-dierrelatie.

Kijk nog eens terug naar studietaak 1.6 en neem de artikelen van Beetz (2017) en Serpell et al. (2017) erbij. Welke van de voorgestelde theorieen of modellen kunnen (ook) een verklaring geven voor het pet-effect, en hoe?

  1. Theorieën rondom informatieverwerkingssystemen
A

Theorieën rondom informatieverwerkingssystemen kunnen het pet-effect verklaren vanuit de herhaalde aanwending van het (impliciete-)experiëntiële systeem bij de interactie met het huisdier. Activatie van het experiëntiële systeem promoot intrinsieke motivatie (vooral belangrijk in educatieve settings) en een gezonde balans tussen het impliciete-experiëntiële en het expliciete-cognitieve systeem heeft mogelijk een positief effect op het sociale en emotionele vlak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

In thema 1 hebben we het al uitgebreid gehad over theorieën en modellen rondom HAI en AAI. U las het artikel van Beetz (2017) en het artikel van Serpell et al. (2017) en destilleerde hier een heel aantal theorieën en modellen uit die een verklarende rol zouden kunnen spelen bij verschillende aspecten van de mens-dierrelatie.

Kijk nog eens terug naar studietaak 1.6 en neem de artikelen van Beetz (2017) en Serpell et al. (2017) erbij. Welke van de voorgestelde theorieen of modellen kunnen (ook) een verklaring geven voor het pet-effect, en hoe?

  1. Activatie van het oxytocinesysteem
A

de activatie van het oxytocinesysteem heeft bevordert (bijvoorbeeld) de reductie van stress, angst en depressie en promoot sociale interactie, communicatie en vertrouwen. De interactie met het huisdier (door aanraking en oogcontact) zou het oxytocineniveau verhogen en deze positieve effecten teweegbrengen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

In thema 1 hebben we het al uitgebreid gehad over theorieën en modellen rondom HAI en AAI. U las het artikel van Beetz (2017) en het artikel van Serpell et al. (2017) en destilleerde hier een heel aantal theorieën en modellen uit die een verklarende rol zouden kunnen spelen bij verschillende aspecten van de mens-dierrelatie.

Kijk nog eens terug naar studietaak 1.6 en neem de artikelen van Beetz (2017) en Serpell et al. (2017) erbij. Welke van de voorgestelde theorieen of modellen kunnen (ook) een verklaring geven voor het pet-effect, en hoe?

  1. Hechtingstheorie en sociale steun
A

deze theorieën verklaren het pet-effect vanuit het stressreducerende effect van hechting (die met het (huis)dier wellicht vaker de vorm van veilige hechting aanneemt) en van sociale steun. Tevens is het activeren van het ‘caregiving system’ (zorgsysteem) geassocieerd met positieve emoties en stressreductie. Bij het huisdier gaat het dan om het voeden en verzorgen van het dier.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

In thema 1 hebben we het al uitgebreid gehad over theorieën en modellen rondom HAI en AAI. U las het artikel van Beetz (2017) en het artikel van Serpell et al. (2017) en destilleerde hier een heel aantal theorieën en modellen uit die een verklarende rol zouden kunnen spelen bij verschillende aspecten van de mens-dierrelatie.

Kijk nog eens terug naar studietaak 1.6 en neem de artikelen van Beetz (2017) en Serpell et al. (2017) erbij. Welke van de voorgestelde theorieen of modellen kunnen (ook) een verklaring geven voor het pet-effect, en hoe?

  1. Afleiding
A

deze theorie verklaart het pet-effect vanuit de aandacht die huisdieren trekken (gerelateerd aan de biofiliehypothese !). Een huisdier in je leefomgeving kan zorgen voor constante afleiding en zo de aandacht op een negatieve staat (door pijn, negatieve emoties) reduceren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

In thema 1 hebben we het al uitgebreid gehad over theorieën en modellen rondom HAI en AAI. U las het artikel van Beetz (2017) en het artikel van Serpell et al. (2017) en destilleerde hier een heel aantal theorieën en modellen uit die een verklarende rol zouden kunnen spelen bij verschillende aspecten van de mens-dierrelatie.

Kijk nog eens terug naar studietaak 1.6 en neem de artikelen van Beetz (2017) en Serpell et al. (2017) erbij. Welke van de voorgestelde theorieen of modellen kunnen (ook) een verklaring geven voor het pet-effect, en hoe?

  1. Sociale katalysator
A

de sociale relatie met het huisdier heeft op indirecte wijze een positief effect door de stimulatie van positieve sociale relaties met andere mensen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

In thema 1 hebben we het al uitgebreid gehad over theorieën en modellen rondom HAI en AAI. U las het artikel van Beetz (2017) en het artikel van Serpell et al. (2017) en destilleerde hier een heel aantal theorieën en modellen uit die een verklarende rol zouden kunnen spelen bij verschillende aspecten van de mens-dierrelatie.

Kijk nog eens terug naar studietaak 1.6 en neem de artikelen van Beetz (2017) en Serpell et al. (2017) erbij. Welke van de voorgestelde theorieen of modellen kunnen (ook) een verklaring geven voor het pet-effect, en hoe?

  1. Biopsychosociale model
A

maakt integratie van bovenstaande constructen mogelijk. Samen hebben deze vervolgens invloed op de gezondheid van de mens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

In thema 1 hebben we het al uitgebreid gehad over theorieën en modellen rondom HAI en AAI. U las het artikel van Beetz (2017) en het artikel van Serpell et al. (2017) en destilleerde hier een heel aantal theorieën en modellen uit die een verklarende rol zouden kunnen spelen bij verschillende aspecten van de mens-dierrelatie.

Kijk nog eens terug naar studietaak 1.6 en neem de artikelen van Beetz (2017) en Serpell et al. (2017) erbij. Welke van de voorgestelde theorieen of modellen kunnen (ook) een verklaring geven voor het pet-effect, en hoe?

  1. Antropomorfisme en huisdieren als supernormale stimuli
A

verklaren wel het ontstaan van de relatie, maar niet direct het positieve effect hiervan.

17
Q

Arkow geeft aan dat huisdieren, doordat ze katalysatoren voor communicatie zijn die sociale interacties tussen vreemden faciliteren, wellicht de eerste druppel lijm kunnen zijn die mensen in een gemeenschap samenbrengt.
Wood en collega’s deden meerdere onderzoeken naar huisdieren als sociale katalysatoren en hun invloed op sociaal kapitaal. In onderstaand onderzoek uit 2015 keken zij naar de rol van huisdieren bij het faciliteren van sociaal contact. Ze waren hierbij niet alleen geïnteresseerd in vluchtige contacten, maar brachten in kaart in hoeverre er daadwerkelijk vriendschappen ontstaan zijn en of deze sociale contacten resulteerden in vormen van sociale steun. Hierbij maakte ze tevens onderscheid tussen hondeneigenaren en eigenaren van andere huisdieren, en tussen hondeneigenaren die wel met hun hond wandelen en hondeneigenaren die dit niet doen.

Wood et al. stelden aan hun participanten de vraag of ze mensen in de buurt hebben leren kennen die ze niet kenden voordat ze daar woonden. Als het antwoord ja was, werd de vervolgvraag gesteld hoe ze deze mensen hebben leren kennen. Dit was een open vraag waarin respondenten niet werden gestuurd (er werden geen antwoordcategorieën voorgesteld).

Wat zijn de resultaten met betrekking tot het leren kennen van mensen in de omgeving door een huisdier?

A

Huisdiereigenaren leerden vaker andere mensen kennen in hun buurt dan mensen zonder huisdier. Bij de vraag hoe ze deze mensen leerden kennen, stond in elk van de vier steden waar het onderzoek werd uitgevoerd het leren kennen van mensen door het huisdier in de top 5 van manieren om anderen te leren kennen.

18
Q

In de inleiding wordt een contradictie in eerder onderzoek aangehaald. Onderzoek uit Engeland laat zien dat terloopse interacties die gefaciliteerd worden door honden niet per se het sociale netwerk of de ervaren sociale steun beïnvloeden, terwijl onderzoek uit Australië laat zien dat relaties gefaciliteerd door het huisdier wel degelijk kunnen evolueren tot een bron van sociale steun.

Bij welke van deze twee onderzoeksresultaten sluiten de bevindingen van Wood et al. het beste aan en waarom?

A

Het onderzoek van Wood laat zien dat er bij een kwart van de mensen die aangaven anderen te hebben leren kennen door hun huisdier ook daadwerkelijk vriendschappen zijn ontstaan. Er is dus niet enkel sprake van oppervlakkige contacten, maar het sociale netwerk wordt daadwerkelijk uitgebreid. Dit wordt nogmaals ondersteund door de bevinding dat 42 procent van de huisdiereigenaren aangeeft sociale steun te hebben ontvangen van mensen die ze hebben leren kennen door hun huisdier. Dit ondersteunt de Australische bevindingen.
Er kan echter wel worden opgemerkt dat emotionele steun de minst gerapporteerde vorm is wanneer men kijkt naar de verschillende vormen van sociale steun. Deze vorm van sociale steun vergt meer persoonlijke investering dan de andere vormen.

19
Q

Zijn er verschillen gevonden tussen hondeneigenaren en eigenaren van andere dieren?

A

Hoewel alle huisdiereigenaren rapporteerden sociale contacten gemaakt te hebben door hun huisdier was deze link voor hondeneigenaren het sterkst. Hondeneigenaren maakten vaker sociaal contact en vrienden door hun huisdier dan eigenaren van andere dieren. Ze leerden vijf keer vaker nieuwe mensen kennen en rapporteerden meer dan dubbel zo vaak dat ze vrienden hadden gemaakt door hun huisdier.

20
Q

Zijn er, binnen de groep van hondeneigenaren, verschillen gevonden tussen mensen die wel met hun hond wandelen en mensen die dit niet doen?

A

Mensen die wel met hun hond wandelden, leerden vaker mensen kennen door hun hond dan mensen die dit niet deden.

20
Q

Zijn er, binnen de groep van hondeneigenaren, verschillen gevonden tussen mensen die wel met hun hond wandelen en mensen die dit niet doen?

A

Mensen die wel met hun hond wandelden, leerden vaker mensen kennen door hun hond dan mensen die dit niet deden.

21
Q

Although not culturally universal, pet keeping exists is most societies, and an array of theories
have been offered to explain this. 7x

A
  1. misfiring of parental instincts
  2. biophilia
  3. social contagion,
  4. the tendency of the middle class to emulate the customs of the rich
  5. the need to dominate the
    natural world,
  6. social isolation in urban societies
  7. the desire to teach responsibility and
    kindness to children.
22
Q

Is het huisdiereffect een feit?

A

Contrary to media reports, an examination of literature indicates that the pet effect remains an
uncorroborated hypothesis rather than an established fact.

23
Q

Types of social support:

4x

A
  • Emotional (empathy, affection, encouragement)
  • Informational (useful information)
  • Appraisal (advice/opinion)
  • Instrumental (practical help or favour)