1.B.6 HC.4 Gasdiffusie Flashcards
Was is diffusie?
Een passief proces onder invloed van verschillen in partiële drukken.
Hoe is de snelheid in de alveoli?
Naarmate de luchtstroom naar de alveoli gaat neemt de stroomsnelheid af. In de longblaasjes is de snelheid vrijwel nul. Dit is gunstig voor de gasuitwisseling.
Noem de drie vormen van transport.
-Ventilatie: hoeveelheid lucht die in- en uit de long gaat.
-Diffusie: proces waarbij O2 en CO2 de bloedbaan in en uit diffunderen in de alveoli
-Perfusie: zegt iets over de doorbloeding van de long
Hoe vindt de opname van O2 plaats?
Het longblaasje is omgeven door een membraan, waarin capillairen liggen in een fijnmazig netwerk. O2 komt aan in het longblaasje en moet door een membraan heen: de lucht-bloedbarrière. Als O2 in de capillair is aangekomen bindt het zich aan Hb in een erytrocyt.
Wat zegt de wet van Fick?
Dat het zuurstoftransport (V’O2 afhankelijk is van verschillende factoren.
V’O2 = Opp/dikte x DO2 x (PalveolairO2 - PcapillairO2)
DO2 is de diffusieconstante van zuurstof.
DO2 = oplosbaarheid O2 / wortel van molecuul massa.
Diffusiecapaciteit
Eerste deel van de wet van Fick wordt de diffusiecapaciteit genoemd: DLO2. Deze is kenmerkend voor het functioneren van de longen en wordt bepaald en gebruikt bij metingen aan de longen. Zo kan een lage diffusiecapaciteit bijvoorbeeld een indicatie zijn van longfibrose. Om te meten gebruik je CO.
Ingeademde gasdruk
PIO2 = 150 mmHg
PICO2 = 0 mmHG
Druk in de alveoli
PAO2 = 102 mmHg
PACO2 = 40 mmHg
Druk in lichaamscirculatie bloed
PVO2 = 40 mmHg
PVCO2 = 46 mmHg
Wat kun je zeggen over de diffusiesnelheid?
Het zuurstoftransport en de zuurstofdiffusie gaat in het begin het snelst, waardoor de capillaire PO2 snel toeneemt. De snelheid wordt daarna lager, omdat het verschil tussen capillaire en alveolaire druk minder groot wordt. In rust zijn de zuurstofspanningen al na een kwart seconde aan elkaar gelijk; vanaf hier vindt er geen diffusie meer plaats. De overige halve seconde kan gezien worden als een reserve, die bijvoorbeeld gebruikt kan worden door patiënten met een diffusiestoornis.
Hoe meet je de diffusiecapaciteit met CO?
PcapO2 is moeilijk te bepalen dus als je diffusiecapaciteit wil meten moet je zorgen dat deze 0 is.
CO bindt, net als O2, aan Hb, maar veel sterker en wordt hierdoor vrijwel gelijk weggevangen. De capillaire druk van dit gas blijft daarom gelijk aan nul. Hierdoor zijn er bij de metingen geen bloedwaardes nodig, wat de eenvoudigheid en nauwkeurigheid ten goede komt.
V’CO = opp/dikte x DCO x (Palvco -0)
Pcapco is hierbij 0.
Afwijkingen kunnen interstitieel voorkomen of in de capillairen. Beschrijf beide.
Intersitiële afwijkingen zijn bijvoorbeeld problemen met de dikte van de lucht-bloedbarrière of een probleem bij de restrictie (doordat weefsel te stug is)
Capillaire afwijkingen kunnen te maken hebben met de capillaire wanddikte, bijvoorbeeld bij pulmonale hypertensie of dode ruimte ventilatie als gevolg van geen bloedtoevoer.
Welke twee lagen/wanden passeren gassen?
Alveolaire lucht: surfactant, respiratoire epitheel, basale membraan, intersitiële vloeistof en bindweefsel
Capillair bloed: basale membraan capillair, endotheel capillair, plasma, wand erytrocyt, intracellulaire vloeistof, hemoglobine
Beschrijf de single breath methode om de diffusiecapaciteit te meten
Patiënt neemt diepe teug uit een zak met een gasmengsel (CO en helium). Vervolgens 10 seconde adem vast houden en uitblazen in een ander zakje. Zo is te meten hoeveel CO ingeademd is. Van de tweede 750 ml (dus zonder dode ruimte) wordt de hoeveelheid CO en helium gemeten. Bij gezonde mensen verdwijnt ongeveer 2/3 CO. De diffusiecapaciteit wordt nog gedeeld door het totale alveolaire volume omdat sommige mensen een groter longvolume hebben. Met helium wordt de totale long capaciteit gemeten.
Noem de voorwaarden bij een diffusiemeting
-Rechtop zitten
-Niet van te voren hebben ingespannen
-Geen additionele O2 hebben gehad 20 min van tevoren
-12 uur niet gerookt
-rekening houden met hoeveelheid hemoglobine in bloed