14/ Zorggerelateerde Infecties Flashcards

1
Q

SSSI Definitie

A

Infectie binnen 30 dagen na operatie op de plaats van de operatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Categorieën van SSSI

A

Oppervlakkig, Diep, Orgaan/Ruimte-infecties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Oppervlakkige infectie

A

Infectie op de huid bij de incisie; grootste deel van infecties; direct behandelen om uitbreiding te voorkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Diepe infectie

A

Infectie onder de incisie, inclusief fascia en spieren; voorbeelden: late prothese-infectie, geïnfecteerd hematoom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Orgaan/Ruimte-infectie SSSI

A

Zeer diepe infecties, vaak in darm of urogenitaal gebied door lekkage; ontwikkeling duurt enkele dagen tot weken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Pathogenen SSI

A

S. aureus, CNS, Enterococci, Pseudomonas, E. coli, Streptokokken, Enterobacter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Specifieke infecties SSSI - type chirurgie

A

Orthopedische chirurgie: stafylokokken, streptokokken.
Abdominale chirurgie: klebsiella en andere enterobacteriën.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Exogene bronnen SSSI

A

Ventilatie (schimmels), direct contact (handen, instrumenten, implantaten).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Endogene bronnen SSSI

A

Huidflora, bestaande infecties, lekkage uit darm (bijv. candida of enterokokken).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Diagnose SSSI

A

Klinische diagnose; staalname van pus. Geen diagnostische test beschikbaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Risicofactoren SSSI

A

Oudere leeftijd, zwak immuunsysteem, obesitas, langdurige operaties, bloedverlies, slechte OK-organisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Behandeling van oppervlakkige infecties

A

Wondzorg, verwijderen hechtingen/drains, indien nodig antibiotica.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Behandeling van diepe infecties

A

Heroperatie om de wond schoon te maken; hechtingen vrijmaken; antibiotica indien nodig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Preventie - Voor operatie

A

Controleer timing, patiënt schoon, haartjes knippen in plaats van scheren, gebruik chloorhexidine + alcohol voor huidontsmetting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Preventie - Tijdens operatie

A

Sluit deuren, minimaliseer aantal mensen in OK, gebruik gesteriliseerd materiaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Preventie - Na operatie

A

Wonde monitoren; geen antibiotica tenzij nodig voor profylaxe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Doel van antibiotische profylaxe

A

Wondinfecties voorkomen bij procedures met hoog risico, zoals prothese-implantatie of colonchirurgie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Timing van profylaxe

A

30-60 minuten vóór incisie, zodat maximale concentratie in bloed aanwezig is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Keuze van antibiotica SSSI

A

Eerste generatie cefalosporines, meestal een enkele dosis; bij lange operaties of bloedverlies mogelijk tweede dosis nodig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Effectiviteit van profylaxe SSSI

A

Vermindert wondinfecties significant, bijvoorbeeld bij keizersneden met 60-70%.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Clean surgery

A

Infectierisico <2%; meestal geen antibiotica nodig, tenzij prothese-implantatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Clean-contaminated surgery

A

Infectierisico 2-10%; profylaxe aanbevolen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Contaminated surgery

A

Infectierisico >10%; profylaxe noodzakelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Dirty surgery

A

Infectierisico >30%; curatieve antibiotica noodzakelijk vanwege bestaande infectie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Postoperatieve antibiotica
Niet aanbevolen; pre-operatieve dosis is meestal voldoende.
26
WHO-aanbevelingen SSSI
Inclusief goede handhygiëne, juiste kleding, en beperkt gebruik van antibiotica.
27
Model pandemie voorbereiden
Pathogeen x; Waarschijnlijk variant van bekende pathogenen, maar meer virulent.; Ebola en vector model
28
Belangrijke samenvatting vreemd materiaal
Lichaamsvreemde materialen vaak gebruikt in moderne geneeskunde. Bij koorts: vreemd materiaal altijd als verdachte bron beschouwen. Behandeling: indien mogelijk materiaal verwijderen; anders langdurige therapieën. Chronische infecties: symptomen zoals subfebriliteit, fistels, pijn.
29
Dag 1-2 Behandeling
Intubatie, ventilatie, thoraxdrain, osteosynthese L elleboog, heupprothese R, sondevoeding, IV-toediening.
30
Dag 6 – Koorts 39°C
Katheter verwijderen, kweken nemen. Verwachte pathogenen: Staphylococcus aureus, CNS, Streptococcus pyogenes, Pseudomonas aeruginosa. Biofilm mogelijk.
31
Dag 8 – Diagnoses
Grampositieve kokken → CLABSI (Central Line Associated Blood Stream Infection). Mechanisme: beschadigde huidintegriteit, biofilmvorming op katheter, directe toegang tot bloedbaan → systemische verspreiding.
32
Staphylococci
*S. aureus*: MSSA, MRSA → Huidinfecties, BSI, katheterinfecties. *CNS*: S. epidermidis, S. saprophyticus, ... Vaak ziekenhuisgerelateerd, kolonisatie/infectie van katheters en devices.
33
Andere pathogenen vreemd materiaal
Streptokokken, Enterokokken, Pseudomonas aeruginosa, Candida spp.
34
Biofilm Kenmerken
Microbiologische gemeenschap op vreemd materiaal. Bescherming tegen antibiotica en immuunsysteem: pH, hibernatie.
35
Behandelprincipes vreemd materiaal
Katheter verwijderen, IV-antibiotica, screening → focus elders? (endocarditis, longen, hersenen).
36
Preventie vreemd materiaal
Aseptische procedures: handschoenen, masker, bril, steriele kleding. WHO: 5 stappen handhygiëne. Minimaliseer apparatuur in kamers.
37
Soorten katheters
Hickmann, dialysekatheters, Port-a-Cath. Moeilijk te verwijderen devices → hogere infectiedrempel.
38
Andere implantaten
Pacemakers, hersenelektroden, hartkleppen. Kunstklep-endocarditis: vroeg (<60d, CNS) vs laat (>60d, exogeen).
39
Device-gerelateerde infecties
Diagnose: Hemoculturen, weefselculturen, beeldvorming. Behandeling: verwijderen (indien mogelijk), gerichte antibiotica.
40
8 weken later: Prothese Infectie
R heup: warm, rood, pijnlijk, fistelvorming. Diagnoses: Prothesegewrichtsinfectie (PJI). Vaak chronisch → langdurige suppressieve AB of operatieve ingrepen.
41
Chronische infecties vreemd materiaal
Voorbeelden: MRSA spondylodiscitis, externe fixatie → amputatie. Palliatieve AB als verwijdering onmogelijk is.
42
Operatieve infecties voorkomen
Niet scheren → wondjes vermijden. Trauma-infecties minimaliseren door aseptisch werken.
43
Definitie zorg-gerelateerde infecties
Infecties die beginnen tijdens of net na het verkrijgen van zorg in zorginstellingen, zoals ziekenhuizen, dialysecentra of dagziekenhuizen.
44
Verschillen in risico’s tussen instellingen
Acute ziekenhuizen hebben meer risico’s vanwege complexe procedures; zorginstellingen met minder ingrepen hebben vaak lagere risico’s.
45
Minstens 1/3 tot helft vermijdbaar zorg-gerelateerde infecties
Veel zorg-gerelateerde infecties kunnen worden voorkomen door goede preventieve maatregelen zoals handhygiëne en adequate zorgprotocollen.
46
Typen zorg-gerelateerde infecties
1. Pneumonie (HAP, VAP) 2. Chirurgische wondinfecties (SSI) 3. C. difficile-infecties 4. Urineweginfecties (CAUTI) 5. Bloedstroominfecties (CLABSI)
47
Oorzaken van zorg-gerelateerde infecties
Eigen flora (S. aureus, Candida, E. coli); Andere patiënten (bijv. TB, influenza, COVID); Zorgpersoneel (via handen, instrumenten, lucht); Omgeving (bijv. Legionella, Pseudomonas, Aspergillus)
48
Belang van handhygiëne
Permanente aandacht vereist; Geen lange mouwen, sieraden, nagellak; 5 momenten van handhygiëne toepassen; Goede techniek: inclusief duimen, polsen, vingertoppen.
49
Preventieve maatregelen voor HAI
Handhygiëne: duidelijke procedures en audits; Schoonmaak: procedures en opleiding schoonmaakpersoneel; Isolatie: bij besmettelijke ziekten (bijv. TB, MRSA); Informatieverstrekking: patiënten en bezoekers betrekken; Veilig gebruik van katheters en invasieve devices.
50
Standaard voorzorgsmaatregelen
1. Handhygiëne 2. Gebruik van beschermingsmateriaal 3. Veilig omgaan met scherpe materialen 4. Respiratoire hygiëne 5. Aseptische ingrepen 6. Schone omgeving en materialen
51
Specifieke voorzorgsmaatregelen
1. Contactprecautions: handschoenen, schort (bij MRSA, scabies) 2. Dropletprecautions: chirurgisch masker (bij influenza, meningitis) 3. Airborneprecautions: FFP2-masker (bij TB, mazelen, COVID)
52
Multimodale aanpak voor HAI-preventie
Standaardisatie van protocollen; Educatie en controle; Integratie in de ziekenhuiscultuur; Gerichte interventies voor specifieke infecties (bijv. CLABSI, CAUTI).
53
Gebruik van antibiotica en AMR-risico zorg-gerelateerd
Zorg-gerelateerde infecties leiden vaak tot verhoogd gebruik van breedspectrumantibiotica, wat bijdraagt aan antimicrobiële resistentie (AMR).
54
Belang van PPE (Personal Protective Equipment)
Correct aan- en uitdoen van beschermende kleding is essentieel, vooral bij gevaarlijke infectieziekten zoals Ebola.
55
Nieuwe pathogenen en voorzorgsmaatregelen
Bij uitbraken van nieuwe ziekten (zoals COVID, MERS) worden vaak contact- en luchtwegmaatregelen gecombineerd voor maximale bescherming.
56
Wat zijn de belangrijkste soorten bot- en gewrichtsinfecties?
1. Osteomyelitis - Langere beenderen, vaak na trauma of vreemd materiaal. 2. Artritis - Infectie van gewrichten. 3. Spondylodiscitis - Infectie in de wervelkolom. 4. Prothetische gewrichtsinfectie - Infectie bij prothesen.
57
Wat zijn de meest voorkomende oorzaken van bot- en gewrichtsinfecties?
1. Bacterieel (meest voorkomend): - 50-70% staphylococci (MSSA, MRSA, CNS). - Andere gram+ (streptococci, corynebacteria, P. acnes). - Gram– (Pseudomonas, Enterobacter, E. coli, Kingella). 2. Mycobacteriën (TB en non-TB zoals M. abscessus). 3. Borrelia (Lyme). 4. Fungi en gisten (Candida, Aspergillus).
58
Wat zijn de kenmerken van osteomyelitis bij native bot en gewrichten?
- Endogeen of exogeen infectieus. - Vaak veroorzaakt door staphylococci (vooral S. aureus). - Symptomen: koorts, pijn, mogelijk sepsis. - Complicatie: spondylodiscitis. - Mortaliteit 5-20%. - Behandeling: debrideren, abces openen, bloedkweken nemen, en flucloxacilline.
59
Wat is Pott's ziekte en wat zijn de complicaties?
- Pott's ziekte = TB in de wervelkolom. - Symptomen: chronisch, nachtzweten, gewichtsverlies, 'koud abces'. - Complicaties: 1. Gibbusvorming → verlamming of paraplegie. 2. Chronische bochel. 3. Moeilijke diagnose (MRI, PCR op pus of bot). - Behandeling: TB-regime (9-12 maanden).
60
Wat zijn risicofactoren voor posttraumatische botinfecties?
- Complexe breuken, polytrauma, en blootstelling aan de buitenwereld. - Risico's: roken, diabetes, HIV, leeftijd. - Pathogenen: staphylococci, streptococci, Pseudomonas, Acetobacter, fungi (Aspergillus).
61
Wat zijn de verschillende stadia van prothetische gewrichtsinfecties?
1. Vroege infecties (<30 dagen postop): - Acuut, virulente organismen (S. aureus, gram-). 2. Vertraagde infecties (3-24 maanden postop): - Minder virulent (CNS, streptococci), pijn na genezing. 3. Late infecties (>24 maanden postop): - Re-acute of hematogeen, vaak virulente organismen.
62
Welke factoren verhogen het risico op prothetische gewrichtsinfecties?
1. Patiëntgerelateerd: ouderdom, diabetes, reuma, immuundeficiëntie. 2. Chirurgisch: complexe ingreep, slechte asepsis, slechte huidkwaliteit. 3. Preventie: juiste AB-profyaxe, geen haarscheren, snelle aanpak wondinfecties.
63
Hoe wordt een prothetische gewrichtsinfectie (PJI) gediagnosticeerd?
- Multidisciplinaire aanpak: chirurg, infectioloog, radioloog, microbioloog. - Diagnostiek: - Geen AB voorafgaand aan kweken. - Geen wisser van fistels, enkel synoviaal vocht/weefselcultuur. - Beeldvorming en PCR.
64
Wat zijn belangrijke aspecten van de behandeling van PJI?
- Operatie: prothese verwijderen en debrideren. - AB-therapie: goed penetrerend (fluoroquinolones, rifampicine). - Langdurige AB (weken tot maanden). - Focus op preventie van resistentie.
65
Wat is belangrijk bij de preventie van bot- en gewrichtsinfecties?
- Strikte aseptische procedures tijdens operaties. - Vroege detectie en behandeling van wondinfecties. - Juiste AB-profylaxe en opvolging bij risicopatiënten.