13/ Zoönoses Flashcards

1
Q

Vraag: Wat zijn de drijvende krachten achter een pandemie?

A

Menselijk gedrag: dichter op elkaar leven, reizen en mobiliteit.
Klimaatverandering:
Ontbossing: verlies van habitat, dieren komen dichter bij mensen.
Grootschalige landbouw en veeteelt: grote risicopopulaties voor infecties.
Antimicrobiële resistentie (AB-resistentie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vraag: Wat zijn zoonoses?

A

Infectieziekten die door pathogenen worden veroorzaakt die normaal dieren infecteren, maar soms ook mensen.
Wereldwijd voorkomend, met een breed scala aan gastheren en ziekteseveriteit.
Afgelopen 30 jaar een toename, waarvan 70% zoonoses zijn.
Nieuwe infecties ontstaan door habitatversnippering, intensieve veeteelt en mens-diercontact.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Vraag: Welke ziekten worden geassocieerd met specifieke dieren?

A

Ratten: Leptospirose, Hantaan-virus.
Katten: Toxoplasmose, Cat scratch disease (Bartonella).
Honden: Rabies.
Geiten/schapen/runderen: Q-koorts, Brucellose, Anthrax.
Vleermuizen: Ebola, Marburg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Vraag:Wat is leptospirose, en hoe wordt het overgedragen?

A

Bacteriële infectie veroorzaakt door spiraalvormige bacteriën uit de familie Leptospira.
Overdracht via besmette urine en vers water (ratten, mollen, vee).
Risicogroepen: dierenartsen, boeren, watersporters, mensen in overstroomde gebieden.
Klimaatverandering verhoogt het risico door meer overstromingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vraag: Wat zijn de klinische symptomen van leptospirose?

A

Symptomen variëren van mild tot levensbedreigend.
Vroege symptomen: koorts, spierpijn, conjunctivitis, misselijkheid, hoesten.
Ernstige ziekte: leverfalen (icterus), nierfalen, longbloedingen, myocarditis, shock.
Multiple orgaanfalen is een veelvoorkomend patroon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vraag: Wat kunnen we leren van de eradicatie van smallpox en polio?

A

Het belang van vaccinatie en surveillance.
Drastische maatregelen zoals quarantaine en verplichte vaccinaties waren noodzakelijk.
Tegenwoordig meer inspraak en minder blind vertrouwen in overheden, wat uitdagingen kan opleveren bij een eventuele heropleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Vraag: Hoe wordt leptospirose gediagnosticeerd en behandeld?

A

Diagnose: Klinische verdenking (koorts, lever-, nier- en longfalen na contact met besmet water). Bevestiging via serologie, PCR, of kweek (moeilijk).
Behandeling: Penicilline (IV), tetracyclines, of ceftriaxon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Casus Symptomen: Respiratoir falen, nierfalen, leverfalen, ernstige leverwaarden (AST/ALT), icterus, diffuse longinfiltraten.

A

Uitwerking Risicogeschiedenis: Contact met vijverwater (vissen).
Diagnose: Sneltest leptospirose positief, bevestigd door serologie.
Behandeling: Penicilline IV.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Vraag: Wat zijn de basisprincipes van pandemische paraatheid?

A

Surveillance en vroegtijdige detectie van uitbraken.
Vaccinontwikkeling en distributie.
Bevolking voorbereiden op preventieve maatregelen.
Internationale samenwerking om grensoverschrijdende infecties te beheersen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Vraag: Hoe speelt de mens een rol in de verspreiding van zoonoses?

A

Habitatversnippering en intensieve landbouw brengen mensen en dieren dichter bij elkaar.
Oorlogen en mogelijke inzet van biologische agentia (bioterrorisme).
Menselijke mobiliteit versnelt de verspreiding van infecties wereldwijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
  1. Wat is Hantavirus?
A

Enveloppe RNA-virus, familie: Bunyaviridae.
Host: Knaagdieren (bij ons rosse woelmuis).
Verschillende types:
Oude wereld: Eurazië (nierinsufficiëntie).
Nieuwe wereld: Amerika (hemorragische koorts en pneumonie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q
  1. Hoe wordt Hantavirus overgedragen?
A

Uitwerpselen en feces → poeder → stof/aerosol.
Direct contact of inhalatie.
Risico-activiteit: schuren uitborstelen zonder masker.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
  1. Klinisch beeld Hantavirus
A

Jonge, gezonde mensen: acute nierinsufficiëntie.
Nieuwe wereld: hemorragische koorts en pneumonie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
  1. Diagnose Hantavirus
A

Serologie: achteraf bevestigen.
PCR: nierbiopt voor diagnose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
  1. Behandeling Hantavirus
A

Supportieve therapie (symptomen behandelen).
Ribovirine: mogelijk, maar toxisch.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q
  1. Wat is Pest?
A

Yersinia pestis Gram-negatieve bacil.
Overdracht via vlooien:
Wilde knaagdieren ↔ urbane knaagdieren ↔ mens.
Vroeger via handelsschepen (historisch).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q
  1. Klinische vormen Pest
A

Bubonic plague (builenpest):
Ontstoken lymfeklier → necrose.
Gram-negatieve sepsis.
Longpest:
Verspreiding naar longen → pneumonie.
Septische pest:
Snelle verspreiding bacterie in bloedbaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q
  1. Klinisch beeld Pest
A

Lymfadenopathie: opgezette lymfeklieren met pus.
Necrose: vingertoppen, oren, neustop.
Ernstige ziekte en geen respons op klassieke AB.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q
  1. Behandeling Pest
A

Antibiotica:
Streptomycine, Gentamycine.
Doxycycline.
Alternatieven: Cotrimoxazole, Ciprofloxacine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q
  1. Historisch overzicht Pest
A

Oorsprong: Centraal-Azië.
Verspreiding: via handelsschepen naar Europa.
Zeldzaam, maar jaarlijks uitbraken in Madagaskar.
Potentieel risico door globalisering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q
  1. Wat is Kattenkrabziekte?
A

Kattenkrabziekte (Bartonella henselae)
1. Wat is Kattenkrabziekte?

Gram-negatieve bacil. intracellulair
Overdracht:
Krab of beet van kittens met vlooien.
Feces van vlooien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q
  1. Risicogroepen
    kattenkrabziekte
A

Meestal gezonde personen, vooral kinderen (80%).
Bij immuungecompromitteerden: ernstige infecties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q
  1. Klinisch beeld Kattenkrabziekte
A

Meestal zelflimiterend.
Lymfadenopathie (eenzijdig, axilla of lies).
Ernstige gevallen:
Lever- en miltabcessen.
Endocarditis bij onderliggend kleplijden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q
  1. Casus

Zwelling lies, wekenlang niet beter.

A

Zwelling lies, wekenlang niet beter.
Drainage met slijmerig vocht.
Diagnose: Serologie Bartonella.
Behandeling: Azithromycine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
5. DD Lymfadenopathie bij kinderen
Infectie-gerelateerd: Staphylococci, Streptococci. Atypische mycobacterium. Kattenkrabziekte. Unilateraal: Meestal Kattenkrabziekte. Wonde nabij ingangsplaats controleren. Algemeen: Viraal: EBV, CMV. Non-viraal: TB, toxoplasmose, lymfoom.
26
6. Diagnose Kattenkrabziekte
Kweek: moeilijk en traag. PCR op weefsel. Serologie.
27
1. Wat is Rabies?
Familie: Rhabdoviridae, Genus: Lyssavirus. Overdracht: Wilde dieren: honden, vossen, apen, vleermuizen, katten, enz. Via beet, speeksel, of krab (ook intacte huid). Neurotroop: Virus reist via zenuwvezels (retrograad axonaal transport) naar het centraal zenuwstelsel (CZS). Incubatietijd: enkele dagen tot weken → mogelijkheid tot preventie vóór ziekte uitbreekt.
28
2. Waar komt Rabies voor?
België: Rabiesvrij sinds 2001. Wereldwijd: Vooral in regio's met veel straathonden, vleermuizen, of apen (bijv. Zuidoost-Azië).
29
3. Klinisch verloop Rabies
Mortaliteit: Bijna 100% na symptoomontwikkeling. Incubatietijd: 5 dagen tot 2 jaar. Fasen: Prodrome (niet-specifieke symptomen): Koorts, jeuk of tintelingen rond de wond (paresthesieën). Acute neurologische fase: Encephalitisch Rabies (66%): koorts, hallucinaties, agressie, spierspasmen, hyperactiviteit. Paralytische Rabies (33%): slappe verlamming. Autonome dysfunctie: hypersalivatie, priapisme, pupildilatatie. Hydrofobie: angst voor drinken door spasmen bij slikken. Hersenstamdisfunctie → coma → dood.
30
4. Diagnose Rabies
In vroege stadia moeilijk. Post-mortem bevestiging: virus aantonen in hersenweefsel.
31
5. Differentiële diagnose (DD) Rabiës
Andere virale encefalitis: HSV, enterovirus, arthropod-borne virussen. Post-virale encefalitis: mazelen, bof. Psychiatrische aandoeningen of "Rabies hysteria".
32
6. Preventie Rabies
Vaccinatie: Pre-exposure (PrEP): voor reizigers, beroepen met verhoogd risico (dierenartsen, biologen), en kinderen in endemische gebieden. Post-exposure (PEP): na blootstelling → wondreiniging, vaccinatie, en soms immunoglobulines. Hygiëne: hondenbeten vermijden, contact met vleermuizen of apen vermijden.
33
7. Behandeling Rabies
Geen behandeling na symptomatische ziekte. PEP kan ziekte voorkomen door virusmigratie te blokkeren.
34
1. Wat is Q-koorts?
Bacterie: Coxiella burnetii. Intracellulair, gramnegatief, verwant aan Legionella. Reservoir: zoogdieren (schapen, geiten), vogels. Transmissie: Aerosol: gecontamineerd stro, placenta, urine of feces. Zelden via melk.
35
2. Klinisch beeld Q-koorts
60% asymptomatisch. 40% symptomatisch: Griepachtig: koorts, vermoeidheid, hoofdpijn, myalgie. Pneumonie: atypisch (droge hoest, koorts). Hepatitis: gestoorde levertesten. Meningo-encefalitis (zelden). Chronisch (1-5%): Endocarditis of vasculaire infecties. Bij zwangeren: risico op doodgeboorte of vroeggeboorte.
36
3. Atypische pneumonie DD
Mycoplasma, Chlamydia, Legionella, Coxiella, Haemophilus influenzae, en virussen (influenza, RSV).
37
4. Diagnose Q-koorts
Laboratorium: Normale of verhoogde leukocyten, matig verhoogde transaminasen. Serologie: IgM en IgG, maar interpretatie is complex. Leverbiopt: bij twijfel PCR en granuloomdetectie (“donut”-vorm).
38
5. Behandeling Q-koorts
(Intracellulair, verwant aan Legionella, gram -, sporen) Acuut: Doxycycline (2-3 weken). Chronisch: Lange behandeling met 2+ antibiotica (bijv. doxycycline + hydroxychloroquine). Endocarditis kan chirurgie nodig maken (klepvervanging).
39
6. Preventie Q-koorts
Vermijden van direct contact met dieren of besmette producten (zoals stro of hooi). Vaccinatie van risicogroepen (in specifieke gebieden).
40
Voorkant: Wat voor soort bacterie is verantwoordelijk voor brucellosis?
Brucella abortus Malta-fever Achterkant: Kleine, facultatieve intracellulaire gram-negatieve coccobacillus.
41
Voorkant: Welke dieren vormen een reservoir voor brucellosis?
Achterkant: Geiten, vee, varkens, honden.
42
Voorkant: Hoe kan brucellosis worden overgedragen op mensen?
Achterkant: Door rauwe melk of kaas, werken als boer of in een slachthuis, contact met lichaamsproducten van besmette dieren.
43
Voorkant: Wat zijn de belangrijkste symptomen van brucellosis?
Achterkant: Variabel en aspecifiek, inclusief: Chronische koorts (op en neer). Malaise, fatigue. Splenomegalie (25%). Anemie, leukopenie of thrombocytopenie.
44
Voorkant: Welke complicaties kunnen optreden bij brucellosis?
Artritis, osteomyelitis. Uveitis. Orchitis. Meningitis, neuritis. Endocarditis.
45
Voorkant: Wat is de behandeling voor brucellosis?
Achterkant: Langdurige behandeling met combinaties zoals doxycycline + rifampicine, eventueel aangevuld met gentamicine of cotrimoxazole. Gram negatief, facultatief intracellulair
46
Voorkant: Hoe kan brucellosis worden voorkomen?
Achterkant: Door melk pasteuriseren en contact met besmette dieren of hun producten te vermijden.
47
Voorkant: Wat is de vorm van de anthrax-bacterie?
Achterkant: Grote, vlokvormige gram-positieve bacterie, die ook sporen kan vormen.
48
Voorkant: Hoe wordt anthrax overgedragen?
Achterkant: Via wol, huiden, bloed van geïnfecteerde dieren; risico voor boeren, dierenartsen, herders en slachters.
49
Voorkant: Wat zijn de drie vormen van anthrax-infectie bij mensen?
Huid: 95% van de gevallen; necrotische laesies. Inhalatie: Pneumonie. Gastro-intestinaal: Peritonitis en letsels in de darm.
50
Voorkant: Waarom wordt anthrax als een biologisch wapen beschouwd?
Achterkant: Het is een ernstige ziekte, niet overdraagbaar tussen mensen, maar kan via sporen worden verspreid.
51
Voorkant: Hoe kan anthrax worden voorkomen in landbouwgebieden?
Achterkant: Zieke dieren begraven, gezonde dieren beschermen tegen contact met geïnfecteerde kadavers, strikte hygiëne in slachthuizen.
52
Voorkant: Wat voor soort virus veroorzaakt ebola?
Achterkant: Een filovirus, dat prevalent is in Sub-Saharisch Afrika.
53
Voorkant: Hoe wordt ebola overgedragen?
Achterkant: Direct contact met geïnfecteerde patiënten, lijken, of besmette lichaamsvloeistoffen (zoals bloed, braaksel, diarree).
54
Voorkant: Wat zijn de stadia van ebola?
1. Koorts en diarree. 2. Gastro-intestinaal: Braken en diarree. 3. Shock, multi-orgaanfalen (MOF), bloedingen. 4. Sterfte door deshydratatie, nierinsufficiëntie, en elektrolytstoornissen.
55
Voorkant: Wat zijn de risicogroepen voor ebola?
Achterkant: Kinderen <5 jaar, volwassenen >40 jaar, zwangeren, en mensen met een hoge viraemie.
56
Voorkant: Welke preventieve maatregelen bestaan tegen ebola?
Strikte beschermende kleding en barrièreverpleging. Vaccinatie: Er zijn nu 2 goedgekeurde vaccins.
57
Voorkant: Wat zijn mogelijke late complicaties van ebola?
Achterkant: GI-bloedingen, secundaire infecties, meningokokken-encephalitis, blijvende neurocognitieve afwijkingen.
58
Voorkant: Welke virale families veroorzaken virale hemorragische koorts (VHF)?
Achterkant: Filoviridae (zoals ebola en Marburg), Lassavirus, en andere families die vaak voorkomen in centraal Afrika. Overdracht → Arbovirussen = arthropod borne virusses (geleedpotigen: muggen, zangvliegen, teken) Ebola Dengue Gele koorts Lassakoorts Marburgvirus
59
Voorkant: Wat is de belangrijkste transmissieroute van VHF?
Achterkant: Direct contact met geïnfecteerde patiënten, lijken, of besmette lichaamsvloeistoffen; geen aerosolen.
60
Voorkant: Wat zijn de klinische kenmerken van VHF?
Koorts, braken, diarree. Bloedingen, multi-orgaanfalen. Hoge mortaliteit zonder behandeling.
61
Voorkant: Wat zijn de preventieve maatregelen tegen VHF?
Alle huid en mucosa afschermen met beschermende kleding. Strikte hygiëneprotocollen in ziekenhuizen.
62
Voorkant: Waarom is pandemische paraatheid belangrijk in vredestijd?
Het meeste voorbereidende werk moet plaatsvinden voordat een uitbraak begint. Een breed scala aan ziekteverwekkers kan pandemieën veroorzaken. Vredestijdvoorbereiding voorkomt dat 80% van de acties tijdens een crisis moet gebeuren.
63
Voorkant: Welke factoren vergroten de risico's van pandemieën?
Achterkant: Globalisering, toegenomen internationale mobiliteit, en veranderingen in menselijke en dierlijke interacties.
64
Voorkant: Wat zijn essentiële componenten van pandemische paraatheid?
Sterke gezondheidszorgstelsels met universele dekking. Opleiding van personeel op alle niveaus. Vertrouwelijke werkomgeving die vroege escalatie stimuleert. Politieke visie en leiderschap.
65
Voorkant: Wat zijn enkele voorbeelden van recente pandemieën en uitbraken?
SARS (2003): Verspreiding naar 27 landen. H5N1 (2005): Aviaire influenza uit Zuidoost-Azië. H1N1 (2009): Mexicaanse griep, veroorzaakte een pandemie. Ebola (2014): Grootschalige uitbraak in steden, niet beperkt tot dorpen.
66
Voorkant: Wat maakte de ebola-uitbraak van 2014 zo complex?
Verspreiding naar stedelijke gebieden. Gemeenschappen wantrouwden isolatie en medische interventies. Internationale bezorgdheid over mogelijke verspreiding naar Europa.
67
Voorkant: Wat zijn de belangrijkste stappen voor pandemische paraatheid in vredestijd?
Detecteer potentiële bedreigingen via One Health-surveillance. Zorg voor goed opgeleid personeel en duidelijke communicatie tussen zorgverleners en volksgezondheid. Ontwikkel scenario's en plannen voor verschillende typen uitbraken. Voer preventieve maatregelen uit, zoals ventilatie, handhygiëne, en isolatieprotocollen.
68
Voorkant: Waarom is vertrouwen in vaccins essentieel?
Vaccinconfidence is cruciaal voor massale vaccinatiecampagnes. Goede communicatie en educatie zijn nodig om desinformatie en wantrouwen te bestrijden.
69
Voorkant: Wat zijn de standaard voorzorgsmaatregelen bij een uitbraak?
Handhygiëne en het dragen van handschoenen bij contact met lichaamsvloeistoffen. Maskergebruik en ventilatie. Isolatie van vermoedelijke gevallen bij ernstige ziekten zoals ebola.
70
Voorkant: Op welke ziekten moet men zich voorbereiden?
Ziekten met hoge mortaliteit en besmettelijkheid, zoals ebola, MERS, en SARS. Nieuwe/emerging ziekten (zoals Disease X). Ziekten zonder beschikbare behandeling of vaccin.
71
Voorkant: Welke factoren bepalen het risico van een ziekte?
Besmettelijkheid (aerosolen, mens-op-mens). Zichtbaarheid van de symptomen (bijvoorbeeld ebola versus COVID-19). Het aantal mensen dat snel kan worden geïnfecteerd.
72
Voorkant: Wat zijn de bouwstenen van een pandemische respons?
Tijdige diagnose en detectie. Goede communicatie tussen artsen, volksgezondheid, en laboratoria. Vaccinontwikkeling en distributie.
73
Voorkant: Hoe heeft België zich voorbereid op ebola?
Defensie verzorgde transport. Diagnostiek uitgevoerd door ITM Antwerpen. Drie referentieziekenhuizen aangewezen voor behandeling.
74
Voorkant: Welke lessen heeft België geleerd van COVID-19?
Westerse landen bleken minder goed voorbereid dan verwacht. Kwetsbaarheden zoals een oudere bevolking en hoge bevolkingsdichtheid werden duidelijk. Doorlopende voorbereiding is essentieel om overspoeling van het zorgsysteem te voorkomen.
75
Voorkant: Welke infectieziekten heeft België in recente jaren gezien?
Dengue, M-pox, difterie, mazelen, en polio. Focus op "kleine uitbraken doven" om grotere uitbraken te voorkomen.
76
Voorkant: Wat is het One Health-principe?
Het erkennen van de verbinding tussen diergezondheid, volksgezondheid, en omgevingsfactoren. Surveillance van sterfte bij dieren en vectoren om risico's voor mensen te detecteren.
77
Voorkant: Wat is een PHEIC?
Public Health Emergency of International Concern, een verklaring van de WHO om internationale aandacht te vestigen op ernstige uitbraken.