Zwangerschap: Placenta, vliezen, vruchtwater Flashcards

1
Q

Hoe lang duurt een zwangerschap embryologisch gezien

A

38 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom spreken we dan over 40 weken zwangerschap

A

De laatste menstruatie is het enige ijkpunt, dus we spreken over 40 weken
Wil zeggen dat op 12 weken het embryootje eigenlijk maar 10 weken is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Eerste trimester

A

Embryogenese
- tot week 12-13
- Rond 12 weken is het embryo eigenlijk al af
–> alle organen zijn er maar zijn nog niet klaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Tweede trimester

A
  • tot week 25-26
  • foetale ontwikkeling en fysiologische veranderingen
  • Eerste grote aanpassingen om zwangerschap te gaan dragen
  • Op het einde van tweede trimster kan je wel al zien dat iemand zwanger is
  • Grens van levensvatbaarheid zit rond 23-25 weken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Derde trimester

A

=levensvatbaar
- week 26-40
- verdere foetale ontwikkeling + arbeid en bevalling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Implantatie

A

1.Hatching: uit het ei kruipen, embryo kruipt uit ei en gaat in baarmoeder
2. Appositie: inner cell mass (ICM) ligt tegen het endometrium
3. Adhesie: embryo gaat vasthechten aan baarmoederslijmvlies
4. Invasie: intra-epitheliale invasie van trofoblastellen in het endometrium, embryo wordt omgeven door baarmoeder
–> cytotrophoblast en syncytiotrofoblast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Functie van cytotrophoblast en syncytiotrofoblast

A

Mechanismen die ervoor zorgt dat lichaam zich niet gaat weren tegen implanterende embryo.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Schema implantatie bekijken

A

Gedaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Twee placenta’s

A

Primaire placenta en definitieve placenta (vanaf tweede trimester, steeds meer vertakkingen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Placenta aan de kan van de moeder

A

Uteroplacentaire circulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Uteroplacentaire circulatie

A
  • Bloedvatenstelsel tussen uterus en placenta.
  • Tijdens zwangerschap gaat de baarmoeder veel meer bevloeien, een baarmoeder in rust (niet zwanger) is niet zo fel bevloeid.
  • Tijdens 1e semester
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Veranderingen ook spiraal arteries

A
  1. Arteries verliezen elastisciteit en gladde spiercellen 2. Minder responsief aan vaso-actieve stoffen, worden 5-10x breder in diameter
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Placenta aan de kant van de foetus

A

foetoplacentaire circulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Foetoplacentaire circulatie

A
  • bloedstelsel dat foetus met placenta verbindt
  • villi of vlokken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Verschillende villi of vlokken

A
  1. Primaire villi: uitstulpingen van trofoblast, kort na implantatie
  2. Secundaire villi: meer vertakkingen
  3. Tertiaire villi: vanaf week 5 van de zwangerschap, ontstaan van foetale bloedvaten in de secundaire villi
  4. Terminale villi: vertakkingen en complexer worden van de tertiaire villi
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Evolutie van placenta

A

Van uteroplacentaire/foetoplacentaire circulatie naar hemochoriale placenta

17
Q

Hemochoriale placenta

A

Bloed van de moeder komt rechtstreeks in contact met de villi van de baby

18
Q

Functies van placenta

A
  1. Hormoonaanmaak
  2. Zuurstofuitwisseling
  3. Uitwisseling van voedingsstoffen en afvalstoffen
  4. Barrière tegen schadelijke stoffen
19
Q

Andere benaming voor vliezen

A

Amnion, amnios

20
Q

Vliezen

A
  • Vormen de vruchtzak (= amnionholte), die gevuld is met vruchtwater (amnionvocht)
  • Omgeven de foetus
21
Q

Vruchtwater

A

Amniosvocht
- Vormt bescherming rond de foetus
- Productie longen en nieren: longen zijn gevuld met vocht

22
Q

Vorming van vruchtwater

A
  • Foetus ademt vruchtwater in en uit
    – > secreties longen komen in vruchtwater
  • Foetus plast in vruchtwater
23
Q

Verwijderen van vruchtwater

A
  • Foetus drinkt vruchtwater
  • Placenta neemt vruchtwater op
    –> gaat via navelstreng terug naar foetus
24
Q

Verstoorde aanmaak vruchtwater

A
  1. Slokdarmatresie
  2. Anencefalie
  3. Afwezigheid van nieren
25
Q

Slokdarmatresie

A

Slokdarm is onvolledig gevormd, eindigt blind.
- Foetus kan dus geen vruchtwater drinken.
- Volume vruchtwater neemt toe bij slokdarmatresie.

26
Q

Anencefalie

A

Geen hersenen.
- Slikcentrum zit in de hersenen.
- Geen hersenen aanwezig, ook geen slikcentrum.
- Foetus drinkt niet -> te veel vruchtwater

27
Q

Afwezigheid van nieren

A

Foetus kan geen urine vormen.
- Urine draagt bij tot vorming vruchtwater: te weinig vruchtwater; foetus is niet voldoende beschermd tegen druk van baarmoederspier.
- Foetus is misvormd: baarmoeder drukt te sterk op foetus owv te weinig vruchtwater

28
Q

Verschillende testen tijdens zwangerschap

A
  1. Niet-invasieve prenatale test (NIPT)
  2. Vlokkentest
  3. Vruchtwaterpunctie
29
Q

Niet-invasieve prenatale test (NIPT)

A
  • Analyse DNA van baby in bloed van moeder
  • Opsporen van: Trisomie 21, Trisomie 18, Trisomie 13
  • NIPT spoort niet alle genetische afwijkingen op
  • Vanaf week 12
  • Soms vals-positief
  • Positief resultaat altijd gevolgd door invasieve test
  • Alternatief voor combinatietest
  • 90% laat die uitvoeren
  • 97-99% nauwkeurig
  • Gratis
  • Door direct contact van bloed moeder en villi
  • Trisomie 7 kan niet, maar fout in placenta
30
Q

Vlokkentest

A
  • Vanaf 11 weken zwangerschap
  • Biopsie van placenta
  • Kans op miskraam 1/200
  • Nadeel: placentair mosaïcisme!!!
31
Q

Vruchtwaterpunctie

A
  • Vanaf 15 weken zwangerschap
    –> vaak nog later dan 15 weken
  • Kans op miskraam: 1/300