ZO 1.1 Bloedvaten en zenuwen van de extremiteiten Flashcards

1
Q

Waar doe je bloedprikken?

A

Bloedprikken doe je bij de venen in de superfisciale fascia: v. Cephalica, v. Basilica, v. Mediani cubiti.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar komen de v. cephalica en v. basilica vandaan?

A

V. Cephalica en v. Basilica komen van het dorsale veneuze netwerk van de hand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar loopt de v. brachialis en welke venen monden hier op uit?

A

V. brachialis loopt veel dieper: hier monden de v. ulnaris, v. radialis en v. interossei op uit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Aan welke kant van de arm loopt de v. cephalica en aan welke kant loopt de v. basilica? Hoe zijn deze venen met elkaar verbonden?

A

V. Cephalica loopt lateraal en v. Basilica loopt mediaal. Ze zijn verbonden bij de mediani cubiti. Dit ligt boven de cubitale fossa.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Uit welke arterie komt de subclavia sinistra en uit welke komt de dextra?

A

Subclavia sinistra komt uit de aorta en de subclavia dextra uit de truncus brachiocephalica.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke arterie komt uit de a. ulnaris?

A

Uit de ulnaris komt de a. interosseous communis, die loopt in het midden over de onderarm. Splitst zich in een anterior en een posterior.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke arcus wordt er gevormd in de hand? En door welke twee arteriën?

A

Ter hoogte van de carpus vormen de a. radialis en de a. ulnaris samen de a. carpalis dorsalis en palmaris. Ze vormen een arcus: arcus palmaris. Hiervan is een oppervlakkige: superficialis en een diepere de profunda.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar kun je de pulsaties in de gewrichten voelen?

A

Je kunt pulsaties van arteriën voelen rondom de gewrichten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waardoor wordt de a. radialis bedekt?

A

A. radialis: proximaal bedekt door de m. brachioradialis, distaal alleen door huid en fascielagen, dus goed palpabel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het verloop van de a. radialis

A

De a. radialis verdwijnt proximaal van de canalis carpi onder de pezen van de m. abductor pollicis en verloopt naar dorsaal. Via de ruimte tussen metacarpale 1 en 2 gaat de arterie nar de palmaire zijde van de hand (zelfde verloop voor v. radialis).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het verloop van de a. ulnaris?

A

Proximale a. ulnaris verloopt vanuit het midden van de fossa cubiti verscholen onder de flexoren. Tussen het os pisiforme en hamulus ossis hamatus splitst de arterie zich in een oppervlakkige en diepe tak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de truncus thyrocervicalis?

A

De truncus thyrocervicalis is een korte slagader die ontspringt uit de arteria subclavia en snel vertakt in drie belangrijke arteriële takken: waaronder de arteria suprascapularis. Deze slagader voorziet de schildklier, de nek, en de schouderregio van bloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de a. suprascapularis?

A

De arteria suprascapularis is een slagader die ontspringt uit de truncus thyrocervicalis en loopt over de bovenrand van het schouderblad om de spieren en structuren in de schouderregio van bloed te voorzien. Deze arterie speelt een belangrijke rol in de bloedvoorziening van de rotatorenmanchetspieren en de scapula.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de a. thoracoacromialis?

A

De arteria thoracoacromialis is een slagader die ontspringt uit de tweede deel van de arteria axillaris en zich verdeelt in vier takken: de acromiale, deltoïde, claviculaire, en pectorale takken. Deze arterie voorziet de pectorale spieren, het schoudergewricht, en de omliggende structuren van bloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de a. circumflexa humeri anterior?

A

De arteria circumflexa humeri anterior is een slagader die ontspringt uit de arteria axillaris en rond de voorzijde van de humerus loopt om het schoudergewricht en de nabijgelegen spieren van bloed te voorzien. De arteria circumflexa humeri posterior, die ook uit de arteria axillaris ontspringt, loopt rond de achterzijde van de humerus en verzorgt voornamelijk het schoudergewricht en de deltoïde spier.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is het verloop van de v. brachialis?

A

v. brachialis –> v. axillaris –> v. subclavia –> v. jugularis interna.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is het verloop van de vv. digitales palmares?

A

vv. digitales palmares –> vv. metacarpals palmares –> arcus venosus palmaris profundus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is het thoracic outlet compression syndroom?

A

= verzamelnaam voor aandoeningen, waarbij de vaatzenuwbundel, bestaande uit de plexus brachialis, de a. subclavia en de v. subclavia, bekneld zijn geraakt. Deze drie structuren lopen dus het grootste risico. Het gaat in feite om de overgang van de infraclaviculaire regio naar de arm: de zogenaamde ‘gateways’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Op welke drie plaatsen dreigt compressie van de vaatzenuwstreng bij thoracic outlet syndroom?

A

Op drie plaatsen dreigt compressie van de vaatzenuwstreng:
- Boven de clavicula: tussen de m. scalenus anterior en m. scalenus medius (achterste scalenuspoort);
- Tussen eerste rib en clavicula (costoclaviculare ruimte);
- Tussen de thorax en m. pectoralis minor (pectorale poort).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat voor klachten ontstaan er door de druk bij het thoracic outlet syndroom?

A

Door de druk op de zenuwen ontstaat er pijn in de schouder, uitstralend naar de arm en de hand en vaak ook naar de nek en het achterhoofd. Ook prikkelingen en een slapend gevoel in de arm of hand en soms krachtverlies kunnen optreden. Door de beknelling van de slagader kan er een koud gevoel van de arm en bleekheid van de huid optreden. Door de beknelling van de ader kan er een zwelling en een gespannen gevoel in de arm ontstaan. Ook kunnen de oppervlakkige aders opzwellen en de hand blauw verkleuren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke arteriën komen uit de a. iliaca interna?

A

Uit de a. iliaca interna komen de aa. glutea superior en inferior, en de a. obturatoria.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke arteriën komen uit de a. iliaca externa?

A

De a. iliaca externa splits zich in de a. profunda femoris en de a. femoralis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is het verloop van de a. femoralis?

A

Het eerste deel van de a. femoralis, vanaf het ligamentum inguinale en de m. sartorius, ligt oppervlakkig. Vanaf de fossa poplitea wordt de a. femoralis de a. poplitea genoemd. Deze slagader is alleen voelbaar als de knie in flexie is. De a. poplitea vertakt zich in de a. tibialis anterior en posterior. De a. tibialis anterior ligt in eerste instantie diep, maar komt ter hoogte van het enkelgewricht oppervlakkig te liggen. Op de voetrug gaat deze arterie over in de a. dorsalis pedis, welke palpabel is. De a. tibialis posterior geeft de a. peronea, ook wel de a. fibularis genoemd, af. Beide vaten verzorgen de achterzijde van het onderbeen en de hiel. De a. tibialis posterior splitst zich uiteindelijk in de aa. plantaris medialis en lateralis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Waarin monden de oppervlakkige venen uit?

A

Daarnaast verlopen er venen oppervlakkig van de fascia generalis. De oppervlakkige venen monden uit in de v. saphena magna en parva.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Hoe staan de oppervlakkige venen in verbinding met het diepe veneuze systeem?

A

Daarnaast staan de oppervlakkige venen op diverse plaatsen via de vv. perforantes in verbinding met het diep veneuze systeem.

27
Q

Hoe komt het bloed uit het veneuze systeem?

A

In alle venen bevinden zich kleppen die ervoor zorgen dat het veneuze bloed van distaal naar proximaal en van oppervlakkig naar diep stroomt. Bij de afvoer van het bloed uit het been speelt de spierpomp een belangrijke rol. Bij een intact kleppensysteem, wordt door aanspannen van de spieren het veneuze bloed in de richting van het hart gestuwd. Na relaxatie van de spieren ontstaat tijdelijk een lage druk in het diepe veneuze systeem, waardoor veneus bloed uit de oppervlakkige venen via de vv. perforantes wordt aangezogen.

28
Q

Waaruit bestaan de venen in grote lijnen?

A

In grote lijnen bestaan er twee soorten venen: oppervlakkige (epifasciale) en diepe (subfasciale) venen, die door middel van perforerende (door de fascie heen) venen met elkaar in verbinding staan.

29
Q

Wat is het verschil in naamgeving tussen de epifasciale en subfasciale venen?

A

De epifasciale venen hebben eigen namen, bijvoorbeeld de v. saphena magna, v. cephalica et cetera. De diepe (ook wel comitante venen genoemd) hebben vrijwel altijd dezelfde naam als de begeleidende arterie (v. tibialis, v. peronea, v. subclavia et cetera).

30
Q

Hoe ontstaat varicosis?

A

De stroomrichting in deze twee venesoorten is altijd van oppervlakkig naar diep. Deze richting wordt gehandhaafd door kleppen in de vv. perforantes. Wanneer, door welke oorzaak ook, deze kleppen in het been insufficiënt worden, blijft het veneuze bloed (wat door tegenwerkende zwaartekracht toch al moeite heeft om naar craniaal te stromen) in de oppervlakkige venen ‘staan’: dit heet varicosis.

31
Q

Wat gebeurt er bij fracturen van de fibula of de tibia?

A

Bij fracturen van de fibula of tibia kan het voorkomen dat de vaten beschadigen en er een hematoom ontstaat in een van de loges van het onderbeen.

32
Q

Wat zijn de loges van het onderbeen?

A

– Lateraal zit de peroneus loge: hier lopen geen vaten;
– Dorsaal, in de diepe loge, zitten de vasa tibialis posterior en vasa peronea. In de oppervlakkige loge bevinden zich geen vaten. De v. saphena parva loopt tussen de huid en de fascia cruris;
– Ventraal zit de ‘extensoren’ loge: hier zit de vasa tibialis anterior.

33
Q

Wat is het verloopt van de plexus brachialis?

A

De plexus brachialis wordt gevormd door de rami ventrales van C5 tot C8 en T1. C5 en C6 vormen dan samen de truncus superior, C7 de truncus medius en C8 en T1 de truncus inferior. Daarna ontstaan de fasciculi uit de trunci. Fasc. lateralis ontstaat uit de truncus superior en medius, fasc. medialis uit de truncus inferior. Fasc. posterior ontstaat uit alle drie de trunci. De namen lateralis, medialis en posterior zijn gegeven in relatie tot de a. axillaris.

34
Q

Wat innerveert de n. radialis?

A

De nervus radialis zorgt voor innervatie van de m. triceps brachii, m. anconeus, m. brachioradialis, m. extensor carpi radialis longus en brevis, m. supinator, m. extensor carpi ulnaris, m. extensor digitorum, m. extensor digiti minimi, m. abductor pollicis longus, m. extensor pollicis longus en brevis, m. extensor indicis en soms de m. brachialis. Als de hand niet meer actief in dorsiflexie gebracht kan worden, is er sprake van een beschadiging van de n. radialis.

35
Q

Wat innerveert de n. ulnaris?

A

De nervus ulnaris innerveert de m. flexor carpi ulnaris, m. digitorum profundus, m. palmaris brevis, m. opponens pollicis, m. flexor pollicis brevis (caput profundum), m. adductor pollicis, mm. lumbricalis (III en IV), m. abductor digiti minimi, m. flexor digiti minimi brevis, m. opponens digiti minimi, mm. interossei dorsales (III en IV) en de mm. interossei palmares (III en IV). Als een stuk papier niet meer krachtig vastgeklemd kan worden tussen duim en wijsvinger, is er sprake van aantasting van de n. ulnaris.

36
Q

Wat innerveert de n. medianus?

A

De nervus medianus innerveert m. pronator teres, m. pronator quadratus, m. flexor carpi radialis, m. palmaris longus, m. flexor digitorum superficialis, m. flexor digitorum profundus (II en III), m. flexor pollicis longus, m. flexor pollicis brevis (caput superficiale), m. abductor pollicis longus et brevis, m. opponens pollicis en de mm. lumbricalis (I en II). Bij aantasting van de n. medianus ontstaat er een kenmerkend verschijnsel; de priesterhand.

37
Q

Wat innerveert de n. musculocutaneus?

A

De nervus musculocutaneus innerveert de m. biceps brachii, m. coracobrachialis en de m. brachialis. Als de hand niet meer krachtig gesupineerd kan worden, betekent dit dat er schade aan deze zenuw is.

38
Q

Wat innerveert de n. axillaris?

A

De n. axillaris innerveert de m. deltoideus en de m. teres minor. Bij aantasting van deze zenuw kan er een eivormige sensibiliteitsstoornis gevonden worden ter hoogte van de aanhechting van de m. deltoideus.

39
Q

Wat zijn de radices dorsales?

A

Radices dorsales (dorsale wortels): Deze zenuwwortels bevatten sensorische (afferente) vezels die informatie van het lichaam naar het ruggenmerg sturen. Ze zijn verantwoordelijk voor het ontvangen van sensorische informatie, zoals aanraking, pijn en temperatuur, van de huid, spieren en gewrichten.

40
Q

Wat zijn de radices ventrales?

A

Radices ventrales (ventrale wortels): Deze zenuwwortels bevatten motorische (efferente) vezels die signalen van het ruggenmerg naar de spieren sturen. Ze zijn verantwoordelijk voor het aansturen van spiercontracties en daardoor voor beweging.

41
Q

Wat is de n. thoracicus longus?

A

N. thoracicus longus (Lange borstzenuw): Deze zenuw komt voort uit de plexus brachialis (C5-C7) en innerveert de serratus anterior spier. Deze spier is belangrijk voor de beweging van het schouderblad.

42
Q

Wat is de n. interosseus anterior?

A

N. interosseus anterior (Voorste tussenbeenzenuw): Deze zenuw is een tak van de nervus medianus en voorziet de diepe spieren van de onderarm, zoals de flexor pollicis longus, de laterale helft van de flexor digitorum profundus en de pronator quadratus.

43
Q

Wat is de r. profundus?

A

R. profundus (Diepe tak): Vaak verwijst dit naar de diepe tak van de nervus radialis, die de extensor spieren in de onderarm innerveert.

44
Q

Wat is de r. superficialis?

A

R. superficialis (Oppervlakkige tak): Dit kan verwijzen naar de oppervlakkige tak van de nervus radialis, die sensorische innervatie biedt aan de dorsale zijde van de hand.

45
Q

Wat is de n. digitales palmares propriae?

A

Digitales palmares propriae (Eigenlijke palmaire digitale zenuwen): Deze zenuwen komen voort uit de nervus medianus en nervus ulnaris en zorgen voor sensorische innervatie van de palmaire oppervlakken van de vingers.

46
Q

Wat zijn de n. digitales dorsales?

A

Digitales dorsales (Dorsale digitale zenuwen): Deze zenuwen zorgen voor sensorische innervatie van de dorsale oppervlakken van de vingers en komen voort uit de nervus radialis en nervus ulnaris.

47
Q

Wat zijn de cutanei brachii?

A

Cutanei brachii (Huidzenuwen van de arm): Deze omvatten verschillende zenuwen die sensorische innervatie bieden aan de huid van de arm, zoals de mediale, laterale en posterieure huidzenuwen.

48
Q

Wat zijn de antebrachia mediales?

A

Antebrachia mediales (Mediale huidzenuw van de onderarm): Deze zenuw zorgt voor sensorische innervatie van de huid aan de mediale zijde van de onderarm.

49
Q

Wat zijn de intercostobrachialis?

A

Intercostobrachialis: Dit is een sensorische zenuw die voortkomt uit de tweede intercostale zenuw en gevoel verschaft aan de huid van de bovenste mediale arm.

50
Q

Wat zijn de nn. pectorales?

A

Pectorales (Pectorale zenuwen): Dit omvat de mediale en laterale pectorale zenuwen, die de borstspieren innerveren.

51
Q

Wat is de n. suprascapularis?

A

Suprascapularis (Suprascapulaire zenuw): Deze zenuw komt voort uit de bovenste stam van de plexus brachialis en innerveert de supraspinatus en infraspinatus spieren, evenals het verschaffen van sensorische innervatie aan het schoudergewricht.

52
Q

Wat is de plexus lumbosacralis?

A

De plexus lumbosacralis bestaat uit het plexus lumbalis en plexus sacralis. T12 en L1-L4 vormen de plexus lumbalis en L4, L5 en S1-S5 en Co1 vormen plexus sacralis. Ook is er een plexus coccygeus, die bestaat uit S4, S5 en Co1

53
Q

Wat is er beschadigd als structuren in het rechter foramen suprapiriforme zijn beschadigd?

A

Als (na bijvoorbeeld een verkeerd gegeven intramusculaire injectie) de structuren beschadigd zijn in het rechter foramen suprapiriforme, zijn de nn. glutei superiores aangedaan. Als deze zenuwen om wat voor reden dan ook beschadigd zijn, ontstaat uitval van de mm. gluteus medius en minimus; dit zijn belangrijke abductoren van de heup en bij uitval ontstaat een positieve test van Trendelenburg en bij het lopen het gangpatroon van Trendelenburg. Dit betekent dat de patiënt ‘zakt’ bij iedere stap (steunfase) door het aangedane been. Is de zenuwschade beiderzijds, dan spreekt men van een ‘waddling gate’: een waggelend gangpatroon.

54
Q

Wat voor innervatie doet n. cutaneus femoralis lateralis? En welke doet de n. cutaneus femoralis posterior?

A

De n. cutaneus femoris lateralis zorgt voor de sensibiliteit van het ventrolaterale deel van het bovenbeen. De n. cutaneus femoris posterior zorgt voor de sensibiliteit van het posteriore deel van het dijbeen en het proximale deel van het bovenbeen.

55
Q

Wat innerveert de n. femoralis?

A

De n. femoralis zorgt voor innervatie van de m. iliopsoas, m. pectineus, m. sartorius en de m. quadriceps femoris.

56
Q

Wat innerveert de n. obturatorius?

A

De n. obturatorius innerveert de m. obturatorius externus, m. pectineus, m. adductor brevis, m. adductor longus, m. gracilis en de m. adductor magnus. Uitval van deze zenuw leidt tot zwakte van de adductoren en een sensibiliteitsstoornis van de mediale zijde van het dijbeen, proximaal van de knie.

57
Q

Wat innerveert de n. gluteus superior? En wat innerveert de n. gluteus inferior?

A

De n. gluteus superior zorgt voor innervatie van de m. gluteus medius, m. gluteus minimus en de m. tensor fasciae latae. De n. gluteus inferior innerveert alleen de m. gluteus maximus.

58
Q

Wat innerveert de n. ischiadicus?

A

De n. ischiadicus innerveert de mm. ischiocrurales: m. biceps femoris (caput longum), m. semitendinosus, m. semimembranosus en de m. adductor magnus.

59
Q

Wat innerveert de n. tibialis?

A

De n. tibialis zorgt voor de innervatie van de volgende spieren: m. soleus, m. gastrocnemius, m. plantaris, m. popliteus, m. tibialis posterior, m. flexor digitorum longus, m. flexor hallucis longus, m. adductor hallucis, m. flexor digitorum brevis, m. flexor hallucis brevis (caput mediale), mm. lumbricales (I en II), m. abductor digiti minimi, m. quadratus plantae, m. flexor digiti minimi brevis, m. opponens digiti minimi, m. interossei IV, mm. lumbricales (II-IV) en de mm. interossei (I-III). Uitval van deze zenuw leidt tot zwakte van de spieren van de dorsale onderbeen loges en de voetzool, en sensibiliteitsstoornis van de hiel en voetzool.

60
Q

Wat is het gevolg van schade aan de n. peroneus superficialis?

A

Schade aan de n. peroneus superficialis leidt tot zwakte van de spieren in de peroneus loge, sensibiliteitsverlies van de ventrolaterale zijde van het onderbeen en in de wreef van de voet.

61
Q

Wat is het gevolg van schade aan de n. peroneus profundus?

A

Schade aan de n. peroneus profundus leidt tot zwakte van de spieren in de peroneus loge en sensibiliteitsverlies in een kleine regio tussen de eerste en tweede teen.

62
Q

Met welke structuren moet je rekening houden bij een punctie in de elleboog?

A

– Mediaal: n. ulnaris;
– Ventraal: n. medianus, vena mediana cubiti systeem, a. brachialis. De arterie kan ook al gesplitst zijn, dan kan men de a. radialis en/of a. ulnaris raken;
– Dorsaal: tricepspees.
Lateraal in het gewricht, het humeroradiaal gewricht, is de beste manier om de elleboog te bereiken zonder andere structuren te raken.

63
Q

Wat loopt er gevaar bij een distale radiusfractuur?

A

Bij een distale radiusfractuur loopt de n. radialis gevaar. Als er echter sprake is van een ventrale dislocatie, loopt naast de n. radialis (door tractie) ook de n. medianus gevaar.

64
Q

Wat gebeurt er als je valt op je anatomische snuifdoos?

A

Als iemand valt en de anatomische snuifdoos is pijnlijk dan kan er een breuk van het os scaphoideum zijn.