VO 1.2 MSK schouder Flashcards

1
Q

Welk plaatje ligt in endorotatie en welk plaatje ligt in exorotatie? Ligt het tuberculum minus of majus anterior?

A

De opname links is in exorotatie en de opname rechts is in endorotatie. Het tuberculum minus ligt anterior t.o.v. het tuberculum majus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Deze opname wordt ook wel de Y-opname genoemd. Benoem de 3 delen van de “Y”.

A

A = coracoid / B = corpus scapula / C = spina scapula. Bij Y-opname is ribbenboog altijd anterior. En weke delen posterior.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is A en wat is B op dit plaatje?

A

A = subacromiale ruimte / B = schouder outlet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het thoracic Outlet syndroom?

A

Het thoracic outlet syndroom (TOS), ook wel het schoudergordelsyndroom genoemd, is een verzamelnaam voor aandoeningen die veroorzaakt worden door het bekneld raken van de vaatzenuwbundel in het schoudergebied. Deze vaatzenuwbundel bestaat uit een slagader, een ader en een zenuwknoop. Indien deze vaatzenuwbundel bekneld raakt, kunnen pijn en functieklachten ontstaan in de nek-, schouder en armregio. Kenmerkend voor deze klachten is dat ze voornamelijk opkomen bij het heffen van de arm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Met hoeveel gewrichten zit de schoudergordel vast aan de romp?

A

1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke spier ligt in ruimte A?

A

m. subscapularis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar ligt de teres major t.o.v. de minor?

A

T.o.v. de m. teres minor ligt de m. teres major: caudaal. Teres major hoort niet bij de rotator cuff, zit onder de teres minor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke spieren hechten aan het tuberculum minus en welke hechten aan de majus?

A

Subscapularis hecht aan het tuberculum minus. De rest van de rotator cuff hecht aan het tuberculum majus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de bloedvoorziening van de arm en wanneer gaan ze over in andere arteriën?

A

A. subclavia –> a. axillaris (1e rib) –> a. brachialis (onderrand teres minor)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar bevindt de lange kop van de biceps zich deels?

A

De lange kop van de m. biceps brachi ligt deels intra-articulair.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zie je op dit plaatje?

A

Popeye sign, losschieten van de insertie van de biceps brachii.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn we op dit plaatje?

A

Onderstaande foto is van een patiënt met pijn in de schouder, vooral bij abductie. De weke delen calcificatie bevindt zich in het gebied van de pees van de: m. supraspinatus. Past bij een calcificerende tendinopathie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de afwijking op de foto rechts?

A

Haak aan onderkant van de humerus (osteofyten), cysten, verlies van kraakbeen –> gewricht gaat reactief bot aanmaken. Smaller worden van de gewrichtsspleet. Dit past bij artrose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Dit is een X-schouder van een patient met een anteromediale (caudale) schouderluxatie. Welke deel van de humeruskop kan hierbij beschadigd raken?

A

osterolateraal. Hij schiet naar voor en raakt de onderkant van het glenoid en botst met zijn achterkant op het glenoid. Nervus axillaris kan beschadigd raken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welk zenuw kan bij dit letsel beschadigd raken?

A

Nervus radialis. Radialis krult om de humerus en loopt vlak langs het bot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

In welk deel van de humerus treden de meeste fracturen op?

A

Collum chirurgicum treden de meeste fracturen op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

In welk richtingen maken we een foto en welke bewegingen laten we een patiënt maken?

A

We maken een opname van anterieur naar posterior. We maken een foto in endo- en exorotatie. Tuberculum minus zit ventraal en beweegt bij exorotatie naar de zijkant. Daarnaast maken we een laterale opname: Y-opname. Vanaf posterior haaks op de scapula.

18
Q

Bij een patiënt die op zijn schouder valt kan er een clavicula fractuur ontstaan. Als de clavicula echter niet breekt kan er met een soortgelijk trauma wel een zogenaamde AC-luxatie ontstaan. Bij deze patiënt blijkt het laterale clavicula deel een zogenaamde schachtbreedte uit te steken boven het dak van het acromion. De classificatie volgens Tossy; graad 3 is volledige dislocatie
Welke ligamenten zijn dan geruptureerd? Identificeer deze ligamenten aan het preparaat.

A

Ligamentum acromioclaviculare, het ligamentum coracoclaviculare (lig. conoideum en het lig. trapezoideum)

19
Q

Een subcapitale humerus fractuur is vaak gelocaliseerd t.h.v. het collum chirurgicum.
Wat is het verschil tussen het collum chirurgicum en het collum anatomicum?

A

Het collum anatomicum bevindt zich op de grens van het kraakbeen van het caput humeri en de tubercula. Het collum chirurgicum bevindt zich net distaal van de tubercula. Fracturen ontstaan het vaakst in het collum chirurgicum.

20
Q

Bij een fractuur van de proximale humerus kunnen ook nog het tuberculum majus en/of het tuberculum minus gefractureerd zijn. We spreken dan van een three- of fourpart fracture.
Naar welke positie wordt het tuberculum majus bij zo’n fractuur verplaatst door contractie van spieren die vastzitten aan dit tuberculum majus?

A

Naar cranioposterieur door spieractiviteit van de m. supra- en m. infraspinatus.

21
Q

Bij een patiënt met een “frozen shoulder” (capsulitis adhesiva) wordt besloten om via een zogenaamde deltopectorale benadering van de schouder, het kapsel aan de ventrale zijde van het glenohumerale gewricht, los te maken.
Welke rotatorcuff spier moet dan eerst losgemaakt worden van het caput humeri?

A

m. subscapularis

22
Q

Om de chirurgische weg te vinden naar deze rotatorcuff spier ontwikkelen we het interval tussen twee spieren, de eerste lateraal, de tweede mediaal.
Welke spieren zijn dit?

A

m. pectoralis major en m. deltoideus

23
Q

Om de chirurgische weg te vinden naar deze rotatorcuff spier ontwikkelen we het interval tussen twee spieren, de eerste lateraal, de tweede mediaal.
Welke oppervlakkig gelegen vene die je ook bij anatomie in vivo kunt zien lopen, markeert dit interval?

A

v. cephalica

24
Q

Welke zenuwen innerveren respectievelijk de m. deltoideus en de m. pectoralis major?

A

n. pectoralis (lateralis en medialis) en de n. axillaris

25
Q

In het chirurgische preparaat voel je dat de m. subscapularis insereert op een gladde verhevenheid aan de voorzijde van het caput humeri.
Hoe heet dit botdeel?

A

tuberculum minus

26
Q

Nadat zowel de insertie van de m. subscapularis alsmede het ventrale schouderkapsel losgemaakt zijn, neemt een bepaalde functie/beweging duidelijk toe.
Welke beweging neemt toe?

A

Exorotatie

27
Q

Als de m. subscapularis niet meer terug gehecht wordt vanwege de wens om juist de exorotatie te laten toenemen, is het niet zo dat patiënt helemaal geen endorotatie van de schouder heeft.
Welke overige spieren hebben ook een endoroterende functie?

A

m. pectoralis major, m. latissimus dorsi, m. teres major

28
Q

Waarvoor staat de term SLAP laesie?

A

superior labral tear from anterior to posterior

29
Q

Je bent huisarts. Een patiënt van middelbare leeftijd klaagt over tintelingen en een doof gevoel in de pink en het ulnaire deel van de ringvinger. Je vermoedt een drukneuropathie van één bepaalde zenuw.
Welke zenuw is het meest waarschijnlijk aangedaan?

A

n. ulnaris

30
Q

Op welke locatie is de n. ulnaris het meest kwetsbaar en het vaakst aangedaan?

A

Sulcus nervi ulnaris

31
Q

Patiënt is verwezen naar de orthopedisch chirurg voor verdere behandeling. Bij lichamelijk onderzoek is de test van Tinel over de sulcus nervi ulnaris positief en is de n. ulnaris luxeerbaar over een benige botuitsteeksel van de humerus.
Welk deel van de humerus betreft dit botuitsteeksel?

A

epycondylus medialis

32
Q

Echografisch wordt zowel de drukneuropathie alsook het luxeren van de zenuw bevestigd. De orthopedisch chirurg stelt aan patiënt voor om een zogenaamde zenuwtranspositie te verrichten.
In het chirurgische preparaat zie je de oppervlakkige dissectie voor de release van de n. ulnaris. Distaal in de wond zie je enkele huidzenuwen van ventraal naar dorsaal lopen.
Van welke zenuw zijn dit aftakkingen?

A

n. cutaneus antebrachii medialis

33
Q

Bij de anterolaterale chirurgische benadering voor de elleboog zie je proximaal in de wond de zenuw die de sensibiliteit verzorgt van het ventrale laterale deel van de onderarm.
Identificeer tussen welke spieren de zenuw van subfasciaal, suprafasciaal komt te liggen (van diep naar oppervlakkig).

A

mediaal: m. brachialis en lateraal: m. brachioradialis

34
Q

Bij de anterolaterale chirurgische benadering voor de elleboog zie je proximaal in de wond de zenuw die de sensibiliteit verzorgt van het ventrale laterale deel van de onderarm. Wat is de logische naam van deze zenuw?

A

n. cutaneus antebrachi lateralis

35
Q

Van welke sensomotorische zenuw van de bovenarm is de n. cutaneus antebrachi lateralis de voorzetting?

A

n. musculocutaneus

36
Q

Welke spieren in de bovenarm worden door de n. musculocutaneus geïnnerveerd?

A

m. biceps brachii, m. coracobrachialis

37
Q

De m. biceps brachii geeft flexie in de elleboog.
Welke andere functie heeft de m. biceps brachii nog meer?

A

Supinatie

38
Q

De distale biceps brachii pees kun je palperen aan de volaire zijde van de elleboog. Daar “verdwijnt” de pees dieper in de elleboogsplooi.
Wetende dat de biceps brachii een supinatiefunctie heeft, waar bevindt zich dan de insertie?

A

tuberositas radii

39
Q

Door het interval tussen de m brachialis en de m. brachioradialis verder te splitsen kom je de n. radialis tegen.
In welke twee zenuwen splitst de n. radialis?

A

ramus superficialis en profundus (ook wel de posterior interossus nerve (PIN))

40
Q

Volg de ramus profundus en kijk waar deze “verdwijnt” in een spier.
Welke spier is dit?

A

m. supinator

41
Q

Hoe heet het bekneld raken van de PIN in de m. supinator?

A

Klinisch kan de PIN in de m. supinator bekneld raken. We spreken dan van een perifere drukneuropathie. In dit geval ook wel het supinator loge syndroom genoemd.