woordenschat kapiteil 2 ned - duits Flashcards
1
Q
deelnemen aan
A
teilnehmen an
2
Q
de wielersport
A
der Radsport
3
Q
het wielrennen
A
das Radrennen
4
Q
het voetbal
A
der Fuβball
5
Q
het volleybal
A
der Volleyball
6
Q
het basketbal
A
der Basketball
7
Q
het tennis
A
das Tennis
8
Q
het tafeltennis
A
der Tischtennis
9
Q
de atletiek
A
die Leichtathletik
10
Q
het turnen, de gymnastiek
A
das Turnen
11
Q
de formule 1
A
die Formel 1
12
Q
het zeilen
A
das Segeln
13
Q
het zwemmen
A
das Schwimmen
14
Q
het roeien
A
das Rudern
15
Q
het skiën
A
das Skilaufen/Skifahren