woordenschat kapiteil 1 nl-dui Flashcards
’s morgens
morgens/am Morgen
’s middags
mittags/am Mittag
’s avonds
abends/am Abend
dagelijks
täglich
wekelijks
wöchentlich
maandelijks
monatlich
vaak, dikwijls
häufig/oft
werken
jobben/arbeiten
de vakantiejob
der Ferienjob
de vakantiejobs
die Ferienjobs
het werk
die Arbeit
het zakgeld
das Taschengeld
de poen
die Kohle/die Knete
de spaarrekening
das Sparkonto
de gsm
das Handy
de gsms
die Handys
de fiets
das Fahrrad
de fietsen
die Fahrräder
de koerier
der Kurier
het kantoor
das Büro
de kantoren
die Büros
de hulp
die Aushilfe
de receptionist
der Rezeptionist
de kassier
der Kassierer
de kassieren
der Kassierer
de kassa
die Kasse
de verkoper
der Verkäufer
de verkopers
die Verkäufer
het rek
das Regal
de rekken
die Regal
het magazijn
das Lager
de magazijnen
die Lager
de ober
der Kellner
de obers
die Kellner
het hotel
das Hotel
de hotels
die Hotels
het warenhuis
das Kaufhaus
de warenhuizen
die Kaufhäuser
het restaurant
die Gaststätte
de restauranten
die Gaststätten
het telefoongesprek
der Anruf (e)
het weer
das Wetter
het weerbericht
der Wetterbericht
de weerberichten
die Wetterberichte