regelmatige werkwoorden Flashcards
1
Q
machen
A
maken
2
Q
kommen
A
komen
3
Q
schwimmen
A
zwemmen
4
Q
jobben
A
werken
5
Q
passen
A
passen (kledij)
6
Q
maken
A
machen
7
Q
komen
A
kommen
8
Q
zwemmen
A
schwimmen
9
Q
werken
A
jobben
10
Q
passen (kledij)
A
passen
11
Q
regel regelmatige woorden
A
infinitief zonder -en
+ e
+ st
+ t
+ en
+ t
+ en