werkwoord rijtjes Flashcards
aller 1e persoon enkelvoud
ik ga
je vais
aller 2e persoon enkelvoud
jij gaat
tu vas
aller 3e persoon enkelvoud (mannelijk)
hij gaat
il va
aller 3e persoon enkelvoud (vrouwelijk)
zij gaat
elle va
aller 3e persoon enkelvoud (onzijdig)
men gaat
wij gaan
on va
aller 1e persoon meervoud
wij gaan
nous allons
aller 2e persoon meervoud
jullie gaan
u gaat
vous allez
aller 3e persoon meervoud (mannelijk)
zij gaan
ils vont
aller 3e persoon meervoud (vrouwelijk)
zij gaan
elles vont
avoir 1e persoon enkelvoud
ik heb
j’ai
avoir 2e persoon enkelvoud
jij hebt
tu as
avoir 3e persoon enkelvoud (mannelijk)
hij heeft
il a
avoir 3e persoon enkelvoud (vrouwelijk)
zij heeft
elle a
avoir 3e persoon enkelvoud (onzijdig)
men heeft
wij hebben
on a
avoir 1e persoon meervoud
wij hebben
nous avons
avoir 2e persoon meervoud
jullie hebben
u heeft
vous avez
avoir 3e persoon meervoud (mannelijk)
zij hebben
ils ont
avoir 3e persoon meervoud(vrouwelijk)
zij hebben
elles ont
Être 1e persoon enkelvoud
ik ben
je suis
Être 2e persoon enkelvoud
jij bent
tu es
Être 3e persoon enkelvoud (mannelijk)
hij is
il est
Être 3e persoon enkelvoud (vrouwelijk)
zij is
elle est
Être 3e persoon enkelvoud (onzijdig)
men is
wij zijn
on est
Être 1e persoon meervoud
wij zijn
nous sommes
Être 2e persoon meervoud
jullie zijn
u bent
vous êtes