vocabulaire chapitre 3 Flashcards
le short de bain
de zwembroek
le pull
de trui
le t-shirt
het t-shirt
la robe
de jurk
le pantalon
de broek
l’anniversaire (m)
de verjaardag
le copain, la copine
de vriend(in)
le centre commercial
het winkelcentrum
le magasin
de winkel
l’hiver (m)
de winter
acheter
kopen
essayer
passen
prendre
nemen
moche
lelijk
beau, belle
mooi
comme
zoals, net als
et toi
en jij
bien sûr
natuurlijk
bientôt
binnenkort
on y va!
laten we gaan!
les baskets (v mv)
de gympen
les chausseres
de schoenen
la rue
de straat
l’histoire (v)
de geschiedenis
les ados (m mv)
de tieners
la couleur
de kleur
l’objet (m)
het object, voorwerp
porter
dragen
dépenser
uitgeven
appeler
noemen
célèbre
beroemd
accro
verslaafd
premier, première
eerste
né(e)
geboren
blanc, blanche
wit
grand(e)
groot
devant
voor (plaats)
vraiment
echt
presque
bijna
plusieurs
meerdere
faire les courses
boodschappen doen
finir
afmaken
décider
besluiten
j’ai perdu
ik heb verloren
un peu
een beetje
désolé(e)
sorry
seul(e)
alleen
gentil, gentille
lief
possible
mogelijk
ensemble
samen
moi aussi
ik ook
ne … rien
niets
peut-être
misschien
le mois
de maand
le supermarché
de supermarkt
la pomme
de appel
le mec
de gozer (pop)
le livre
het boek
la BD
het stripboek
le jeu
het spel
la mode
de mode
l’example (m)
het voorbeeld
la différence
het verschil
la chose
het ding
la blague
de grap
la marque
het merk
le jean
de spijkerbroek
la jupe
de rok
la chemise
het overhemd
le chapeau
de hoed
propre
eigen
terrible
vreselijk
original(e)
origineel
noir(e)
zwart
gris(e)
grijs
moins
minder
assez
genoeg
ça dépend
het hangt ervan af
je veux
ik wil
utiliser
gebruiken
de zwembroek
le short de bain
de trui
le pull
het t-shirt
le t-shirt
de jurk
la robe
de broek
le pantalon
de verjaardag
l’anniversaire (m)
de vriend(in)
le copain, la copine
het winkelcentrum
le centre commercial
de winkel
le magasin
de winter
l’hiver (m)
kopen
acheter
passen
essayer
nemen
prendre
lelijk
moche
mooi
beau, belle
zoals, net als
comme
en jij
et toi
natuurlijk
bien sûr
binnenkort
bientôt
laten we gaan!
on y va!
de gympen
les baskets (v mv)
de schoenen
les chausseres
de straat
la rue
de geschiedenis
l’histoire (v)
de tieners
les ados (m mv)
de kleur
la couleur
het object, voorwerp
l’objet (m)
dragen
porter
uitgeven
dépenser
noemen
appeler
beroemd
célèbre
verslaafd
accro
eerste
premier, première
geboren
né(e)
wit
blanc, blanche
groot
grand(e)
voor (plaats)
devant
echt
vraiment
bijna
presque
meerdere
plusieurs
boodschappen doen
faire les courses
afmaken
finir
besluiten
décider
ik heb verloren
j’ai perdu
een beetje
un peu
sorry
désolé(e)
alleen
seul(e)
lief
gentil, gentille
mogelijk
possible
samen
ensemble
ik ook
moi aussi
niets
ne … rien
misschien
peut-être
de maand
le mois
de supermarkt
le supermarché
de appel
la pomme
de gozer (pop)
le mec
het boek
le livre
het stripboek
la BD
het spel
le jeu
de mode
la mode
het voorbeeld
l’example (m)
het verschil
la différence
het ding
la chose
de grap
la blague
het merk
la marque
de spijkerbroek
le jean
de rok
la jupe
het overhemd
la chemise
de hoed
le chapeau
eigen
propre
vreselijk
terrible
origineel
original(e)
zwart
noir(e)
grijs
gris(e)
minder
moins
genoeg
assez
het hangt ervan af
ça dépend
ik wil
je veux
gebruiken
utiliser