vocabulaire capitre 7 Flashcards
l’invitation (v)
de uitnodiging
le thème
het thema
arriver
aankomen
mettre
aandoen
le vêtement
het kledingstuk
les animaux (m mv)
de dieren
le singe
de aap
porter
dragen
pendant les vacances
in de vacantie
au spectacle
naar de voorstelling
au festival
naar het festival
au cinéma
naar de bioscoop
moi aussi
ik ook
j’ai compris
ik heb begrepen
l’ambiance (v)
de sfeer
la semaine prochaine
volgende week
il y a un an
een jaar geleden
demain
morgen
à la fête
naar het feest
il y a un semaine
een week geleden
au restaurant
naar het restaurant
les gens (m mv)
de mensen
la cour
het (school)plein
le mec
de gozer (pop.)
la cuisine
de keuken
la nourriture
het eten
la catastrophe
de ramp
le chanteur
de zanger
préparer
voorbereiden
la chanteuse
de zangeres
l’arbre (m)
de boom
réussir
slagen
oublier
vergeten
utiliser
gebruiken
tous les
alle
penser
denken
surtout
vooral
presque
bijna
d’abord
ten eerste
espérer
hopen
envoyer
sturen
ensuite
vervolgens
appeler
bellen
jusqu’à
tot
vraiment
echt
zut!
verdorie!
pour
voor
fini(e)
afgelopen
sympa
aardig
formidable
geweldig
le copain
de vriend
le portable
de mobiele telefoon
le riz
de rijst
la surprise
de verrassing
le message
het bericht
le poisson
de vis
la viande
het vlees
le fromage
de kaas
la pomme de terre
de aardappel
l’œuf (m)
het ei
bouger
bewegen
trouver
vinden
venir
komen
découvrir
ontdekken