Week 7 ZO's/VO's Flashcards

1
Q

Wat is solutio placentae?

A

Bij een loslatende placenta (solutio of abruptio placentae) komt de placenta of moederkoek plots en voortijdig geheel of gedeeltelijk los.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welk gynaecologisch onderzoek verricht je in eerste instantie niet bij een placenta praevia/solutio placentae?

A

Je verricht in eerste instantie geen vaginaal toucher: indien er sprake zou zijn van een placenta previa (placenta gelegen over het ostium) dan bestaat de kans dat door het vaginaal toucher deze losgewoeld wordt waardoor excessief bloedverlies kan optreden met gevaar voor moeder (shock) en foetus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke risicofactoren zijn er voor het optreden van de placenta loslating? Noem vier risicofactoren.

A
  • maternale hypertensie
  • roken
  • cocaïnegebruik
  • buiktrauma (bijvoorbeeld een auto-ongeval of lichamelijk geweld in de buikregio)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het herhalingsrisico van een solutio placentae?

A

15%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welk belangrijke symptoom past bij een placenta praevia?

A

Pijnloos vaginaal bloedverlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Noem 4 consequenties van een langdurige ontsluitingsfase

A
  1. Hoger sectio percentage
  2. Grotere kans op een chorioamnionitis
  3. Grotere kans op een vaginale kunstverlossing
  4. Grotere kans op een slechtere start van de neonaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe lang duurt de uitdrijvingsfase normaal?

A

In het geval van een normale baring duurt de uitdrijvingsfase max. twee uur bij een primipara en max. één uur bij een multipara

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem 4 mogelijke oorzaken van een niet vorderende uitdrijving

A
  1. Suboptimale weeën
  2. Matige perstechniek
  3. Foetus large for gestational age
  4. Afwijkende stand van het foetale caput
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarom is de voorwaarde voor een kunstverlossing dat het begine deel van de foetale schedel hodge 3 heeft bereikt?

A

Als het achterhoofd met het benige deel dit vlak is gepasseerd dan heeft in de grootste deel van het caput het smalste deel van het bekken gepasseerd. Er kan dan aangenomen worden dat de rest van het hoofd het bekken kan passeren en het kind vaginaal geboren kan worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noem 2 tekenen van foetale nood tijdens de bevalling

A
  1. Meconium houdend vruchtwater
  2. CTG-veranderingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de 4 T’s van een fluxus postpartum?

A
  1. Tonus (atonie): na een langdurige baring, bij een grande mult, grote uitzetting (gemelli, macrosomie, polyhydramnion), uterus myomatosus
  2. Trauma: laesie van baringskanaal (cervix, vaginawand, perineum), sectio caesarea, uterus ruptuur
  3. Tissue: placenta problematiek (retentio placentae, placenta rest, placenta accrete/increta/percreta, placenta praevia, abruptio placentae)
  4. Thrombine: stollingsproblematiek moeder (Ziekte van Von Willebrand, of andere onderliggende stollingsstoornis), DIS, verbruik coagulopathie, vruchtwaterembolie, gebruik van anticoagulantia, HELLP. Het is goed je te realiseren dat bij gezonde, veelal jonge zwangere vrouwen een onderliggende milde stollingsstoornis, zoals de ziekte van Von Willebrand meestal nog niet eerder gediagnosticeerd is.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn stap 1, 2 en 3 bij een uterus atonie? (opeenvolgend als in als de vorige niet werkt ga je naar de volgende stap)

A
  1. IV oxytocine
  2. IV sulproston
  3. Natasten uterus op OK
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem 3 preventieve maatregelen die je kunt nemen op een fluxus postpartum door een atone uterus te voorkomen

A
  1. Actief nageboortetijdperk (direct postpartum toediening van oxytocine 5 EH i.v. bij elke kraamvrouw, streven naar zo snel mogelijke geboorte van placenta)
  2. Toediening van oxytocine infusie in de eerste vier uur na de bevalling aan kraamvrouwen die een verhoogde kans hebben op een fluxus. (10 EH in vier uur).
  3. Andere maatregelen bij risicopatiënten: antepartum Hb controle en zo nodig correctie, waaknaald durante partu, evt. bestellen van packed cells durante partu.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem 3 soorten afwijkende liggingen van de foetus

A

De lengteligging (stuit- of hoofdligging)
De dwarsligging
De afgeweken ligging (afgeweken stuit- of hoofdligging)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe veel % van de foetussen ligt rond de 30 weken in stuitligging?

A

25%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de meest voorkomende liggingsafwijking van de foetus?

A

Stuitligging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn de stappen bij een vaginale stuit geboorte?

A

1: Met de methode van Bracht worden armen, schouders en caput in 1 beweging geboren
2: Als de armen niet volgen, dan volgt een ontwikkeling van de armen volgens Muller of volgens de klassieke methode of volgens Lovset, waarna ontwikkeling van het caput volgt. Alle drie de methode voor het ontwikkelen van de armen kunnen worden toegepast; de keuze wordt voornamelijk bepaald door de ervaring van de gynaecoloog.
3: Als het caput niet volgt, dan volgt een ontwikkeling volgens Mauriceau, of de Snoo of forcipaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn de 6 criteria van Levene voor perinatale asfyxie?

A
  1. foetale nood (uitend in o.a. foetale bradycardie of andere CTG veranderingen)
  2. meconiumhoudend vruchtwater
  3. metabole acidose (nsPh (art) < 7,05 of eerste art astrup)
  4. apgar score ( < 5 op 5 minuten)
  5. hypoxisch-ischemisch encephalopathie (HIE), dmv Sarnat/Thompson score en/of vroege EEG afwijkingen
  6. multi-organ failure (MOF); (meer dan 1 orgaan met uitzondering van de hersenen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Noem 5 oorzaken van perinatale asfyxie

A
  1. Maternale problemen (oa maternale hypoxie, medicatie gebruik).
  2. Placentaire problemen (oa solutio, doorbloedingsstoornissen)
  3. Navelstrengproblemen (oa prolaps, knoop).
  4. Foetale oorzaken (oa bloedverlies, foeto-maternale/placentaire transfusie).
  5. Als complicatie na een traumatische partus (oa moeilijke vacuümextractie, macrosomie).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zegt de sarnat score?

A

Deze geeft de mate van neurologische schade bij een baby aan en op bais hiervan kun je de kans op overlijden bepalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is een snelle manier om de hersenen weer te geven na perinarale asfyxie? Wat is betrouwbaarder?

A

Echografie is snel, MRI is betrouwbaarder

22
Q

Wat is de behandeling bij aterme kinderen met ernstige perinatale asfyxie?

A

Therapeutische hypothermie

23
Q

Hoe werkt therapeutische hypothermie als behandeling voor asfyxie bij baby’s?

A

Drie dagen wordt het lichaam van de baby op een neonatale intensive care unit (NICU) op 33,5 graden Celsius gehouden om zo de secundaire schade aan de hersenen na de primaire directe ‘hit’ op het moment van asfyxie te beperken. Hiervoor moet de behandeling van de kinderen die aan de voorwaarden voldoen binnen 6 uur na de partus gestart zijn. Daarnaast zal op de NICU de functies van de andere aangedane organen (hart, lever, nieren etc.) ondersteund worden (bijvoorbeeld door middel van bloeddruk verhogende middelen en beademing).

24
Q

Noem 4 onderzoeken die bijdragenda waarde hebben om de neurologische conditie van een pasgeborene te beoordelen na perinatale asfyxie

A
  1. Echo cerebi
  2. 2-kanaals EEG
  3. MRI cerebri
  4. Thompsonscore
25
Q

Noem de 3 manieren van een episiotomie

A
  1. Medio-lateraal
  2. Mediaan naar dorsaal/achteren
  3. Mediaal naar ventraal/voren
26
Q

Wat is het nadeel van bij een episiotomie niet centraal vanuit de commissura knippen?

A

Dan wordt niet de maximaal verkrijgbare ruimte behaald

27
Q

Welke zenuw wordt bij lokale verdoving bij een episiotomie uitgeschakeld?

A

De n. pudendus

28
Q

Met welke medicatie kun je tocolyse toepassen?

A

Nifedipine of een oxytocine-antagonist

29
Q

Welke periode telt als het medische kraambed?

A

8-10 dagen na de bevalling

30
Q

Wat is lochia?

A

Bloedverlies na de bevalling, het endometrium wordt nog afgestoten

31
Q

Noem 4 redenen voor hevig bloedverlies die optreedt na een bevalling

A
  • Placenta rest
  • Stollingsstoornis (gebruik anticoagulantia)
  • Infectie (endometritis, myometritis en parametritis)
  • Maligniteit
32
Q

Noem 3 behandelmogelijkheden voor fluxus postpartum wegens een placentarest?

A
  • Chirurgie: (echogeleide) curettage
  • Antibiotica (infectie)
  • Uterotonica (syntocinon, ermetrine, cytotec)
33
Q

Waar hebben vrouwen die zwanger zijn na een behandeling voor het syndroom van asherman meer risico op?

A
  • Fluxus postpartum
  • Spontane abortus
  • Vroeggeboorte
  • Abnormale placentatie
  • IUGR
  • Retentio placentae
  • Fluxus postpartum
34
Q

Wat is het verschil tussen de toeschiet- en de zoogreflex?

A

Toeschietreflex: samentrekking alveoli, door oxytocine
Zoogreflex: aanmaak melk, door prolactine

35
Q

Waar voel je met een vaginaal toucher bij bloedverlies na de bevalling voor?

A

Voor eventuele ontsluiting, deze zou er niet moeten zijn

36
Q

Wat is het asherman syndroom?

A

Vele adhesies/littekens in de baarmoeder, vaak na een ingreep

37
Q

Waarom is een kraamvrouw vatbaarder voor infectie?

A

De baarmoeder heeft aan de binnenkant een groot wondoppervlak, lagere weerstand, veel exogene stoffen door touchers, catheterisatie & instrumenten

38
Q

Welke bacterie is de belangrijkste verwekker van maternale sterfte door kraamvrouwenkoorts?

A

Streptokokken groep A

39
Q

Wat is slingerpijn bij een vaginaal toucher? Waar kan dit op duiden?

A

Als je de baarmoederhals vastpakt en een beetje rondbeweegt hebben mensen pijn. Deze pijn kan duiden op een wat uitgebreidere infectie

40
Q

Wat zijn de 3B’s van infecties in het kraambed?

A
  • Borsten: stuwing, mastitis, pneumonie
  • Buik: endometritis, cystitis/pyelonefritis
  • Benen: trombose, flebitis
41
Q

Wat is spruw?

A

Een schimmelinfectie veroorzaakt door candida albicans. Je ziet dit in de mond van de baby en aan de tepel

42
Q

Wat is een risicofactor voor infecties met gisten en schimmels na partus?

A

Antibioticaprofylaxe bi jde partus

43
Q

Wat kan als complicatie bij de vrouw optreden bij spruw?

A

Mastitis en stuwing

44
Q

Hoe kun je met de Hohman test testen op trombose?

A

Hohman test (de tenen bij gestrekt been hoofdwaarts
bewegen) = positief indien pijnklachten

45
Q

Waarom doe je bij kraamvrouwen geen D-dimeer?

A

Deze is fysiologisch verhoogd

46
Q

Welke behandeling geef je aan een vrouw met trombose postpartum?

A

Voorlopige behandeling: trombosekousen, 6 weken
therapeutische antistolling (R/ Fraxiparine, instellen op
Acenocoumarol*, je geeft echter bij borstvoeding geen acenocoumarol maar vitamine K)

47
Q

Bij welk soort gedrag moet je verdacht zijn op een postpartum psychose?

A
  • Slaapstoornissen
  • Onrust
  • Verhoogde spraakzaamheid
  • Achterdocht
48
Q

Wat zijn “late” symptomen van een postpartum psychose?

A
  • Verwardheid / een niet te volgen denkpatroon
  • Verschijnselen van manie of ook van depressie
  • Wanen / hallucinaties
  • Wisselend bewustzijn
  • Gevoel het contact met zichzelf en/of de omgeving kwijt te zijn
  • Gedachte aan zelfdoding of om de baby iets aan te doen
49
Q

Welke anamnestische gegevens zijn belangrijk bij het vermoeden van postpartum psychose?

A
  • Gebruik van psychiatrische medicatie
  • Positieve familie anamnese voor psychiatrie
  • Leeftijd (oudere leeftijd)
  • Opleidingsniveau (hoger opleidingsniveau)
  • Etniciteit (witte vrouwen)
  • Recente life events
  • Ervaring van steun bij problemen
  • Druggebruik
50
Q

Je hebt de waarschijnlijkheidsdiagnose “postpartum psychose” gesteld. Wat is je voorstel voor het beleid?

A
  • Consult psychiater
  • Opname (herstel slaap-waak ritme)
  • Observatie moeder-kind interactie (hechting kind)
  • Uitsluiten somatische oorzaak (schildklier, druggebruik)
  • Behandeling met antipsychotica/lithium/benzodiazepines/ECT
    (electroshocktherapie)