Week 7 colleges Flashcards

1
Q

Wat is in Nederland een normale hoeveelheid bloed om te verliezen bij de bevalling?

A

< 1000 mL

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke apgarscore na 5 minuten is normaal?

A

> 7

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe veel cm per uur is bij de ontsluitingsfase normaal?

A

1 cm per uur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het verschil tussen een echte ontsluitingsfase/weeën en een harde buik?

A

Verschil met harde buik: bij weeën is er echt ook ontsluiting, bij een harde buik is er contractiepijn maar geen ontsluiting.

Bij een wee is de contractie echt synchroon, het hele myometrium contraheert hierdoor tegelijk. Bij een harde buik zijn de plekken en tijden willekeurig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke stoffen geeft de foetus af die dienen als foetaal signaal om de uitdrijving op gap te brengen?

A

CRF, dit is cortisol-releasing factor. Dit leidt tot de productie van prostaglandines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe zorgt CRF van de foetus voor een wee?

A

De prostaglandines die ontstaan als gevolg van CRF zorgen ervoor dat de gap junctions van het myometrium tegelijkertijd contraheren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke 3 onderdelen zijn nodig voor een goede ontsluitingsfase?

A
  1. Membraanactivatie
  2. Uteriene contractiliteit
  3. Cervicale dilatatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar staat POVIAS voor bij een vaginaal toucher?

A

Portio
Ontsluiting
Vliezen
Indaling
Aard voorliggend deel
Stand voorliggend deel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat beoordeel je aan de portio bij een vaginaal toucher?

A

Portio/cervix moet verstrijken en verweken. Dit komt met name door de prostaglandines en druk van het foetale voorliggende deel. Hierdoor wordt de cervix korten en verstrijkt het. Dit gebeurt eerst, de ontsluiting gebeurd daarna pas.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat moet er gebeuren met de portio om de ontsluitingsfase op gang te brengen? Hoe gebeurt dit?

A

Portio/cervix moet verstrijken en verweken. Dit komt met name door de prostaglandines en druk van het foetale voorliggende deel. Hierdoor wordt de cervix korten en verstrijkt het. Dit gebeurt eerst, de ontsluiting gebeurt daarna pas.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het verschil tussen een contractie en een wee?

A

Een wee leidt tot daadwerkelijk progressie van ontsluiting, een contractie niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de significantie van Hodge 3 bij de indaling?

A

Hodge 3 is het smalste deel van het bekken. Als het caput hier langs is, kan in (bijna) alle gevallen de rest van de baby er ook langs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom wil je niet een interventie starten voordat het caput van een baby langs Hodge 3 is?

A

Je kunt pas na Hodge 3 juist beoordelen of een baby echt niet verder kan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Met welke anatomische structuren komen de verschillende Hodge vlakken overeen?

A
  1. Bovenrand symfyse
  2. Onderrand symfyse
  3. Interspinaallijn
  4. Bekkenbodem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe heet de normale stand van het caput bij geboorte?

A

AAV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom is het belangrijk dat de baby bij de geboorte in AAV ligging ligt?

A

Een andere ligging betekent dat een ander, breder deel van het hoofd moet passeren en dit past niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe lang duurt de iutdrijvingsfase van een bevalling normaliter?

A

Een uur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn de 3 voorwaarden voor de start van het persen bij de bevalling?

A
  1. Volledige ontsluiting
  2. Persdrang
  3. Voorliggend deel op H3
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat houdt de inwendige spildraai in?

A

Het bekkeningang heeft een andere oriëntatie dan de uitgang (horizontaal vs verticaal) dus baby moet draaien om hoofd er uit te krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat houdt de uitweindige spidraai in?

A

De schouders moeten er ook uit, dus de baby moet weer terugdraaien. De foetus kantelt terug naar waar de rug lag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waarom is het golden hour van skin-on-skin hechting zo belangrijk?

A

De baby kan de hartslag horen, dit herkent hij nog van in utero. Ook ruikt de baby de geuren van de borst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is de handgreep van Kustner? Waar gebruik je dit voor?

A

De gebruikt dit om na de geboorte te kijken of de uterus goed contraheert en de placenta loskomt.

Je pakt navelstreng vast. Als placenta vastzit, dan voel je hem trekken aan de navelstreng terwijl je de placenta omhoog duwt. In dat geval wacht je en geef je oxytocine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke 4 onderdelen worden van de placenta onderzocht?

A
  1. De maternale zijde
  2. De foetale zijde
  3. Vliezen
  4. Navelstrengen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Noem 5 onderdelen waar een scheur in kan gebeuren bij een perineumlaesie

A
  1. Labia minora en majora
  2. Vaginawand
  3. Perineum
  4. Rectumkringspier
  5. Rectumslijmvlies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is een 1e graads perineumscheur?

A

Aleen de huid/vaginawand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is een 2e graads perineumscheur?

A

Alleen de huid/vaginawand, met onderhuidsweefsel en spier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is een 3e graads perineumscheur? In welke 3 categoriën is dit onder te verdelen?

A

Scheur van vaginawand met onderhuidsweefsel & spier, met een ruptuur van de sfincter ani

3a: externa anale sfincter <50%
3b: EAS >50%
3c: EAS en interne anale sfincter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is een 4e graads perineumscheur?

A

Idem aan een 3e graads scheur, met ruptuur van het rectum mucosa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat zijn de eerste 3 stappen na geboorte?

A

Kind schoon & warm houden (muts, doeken), APGAR score, op moeder leggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Noem de big 4 verklaringen voor perinatale sterfte

A
  • Vroeggeboorte
  • Te kleine baby (gewicht <p10)
  • Lage APGAR
  • Ernstige congenitale afwijkingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is het verschil tussen indirecte en directe maternale sterfte?

A

Indirect: aandoening die patiënt al heeft
Direct: aandoening direct gerelateerd aan zwangerschap/baring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat is de meest voorkomende oorzaak voor maternale sterfte?

A

Pre-eclampsie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wanneer telt een partus als vroeggeboorte?

A

Bij een bevalling <37 weken, dit gebeurt in NL in 7% van de gevallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Welke medicatie geef je aan het kind bij een bevalling <32 weken? En bij <34 weken?

A

<32 weken: celestone, MgSO4 en remming
<34 weken: celestone (tot 34 weken), remming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat doet celestone bij een prematuurtje?

A

Dit zorgt voor longrijping

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat doet MgSO4 bij een prematuurtje?

A

Dit zorgt voor rijping van het zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat is het grootste probleem bij een vroeggeboren kindje?

A

Respiratoire problematiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat is serotiniteit? Wanneer geldt dit?

A

Dit is een te laat geboren kindje, dit is vanaf 42 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Welke stappen voer je in welke volgorde uit bij een e laat geboren kind (>42 weken)?

A

Primen (rijpen van portio)
1. Mechanische methoden om de bevalling op gang te brengen (ballon)
2. Medicamenteuse methoden om bevalling op gang te krijgen (prostaglandines)

Inleiden: als portio rijp genoeg is (>3 cm dilatatie)
3. Amniotomie
4. Oxytocine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Hoe werkt de ballonmethode om de baring op gang te krijgen?

A

Een ballon zorgt voor rek van de vliezen en cervix, waardoor prostaglandineproductie plaatsvindt, deze zorgen voor verweking en verstrijking van de portio

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Hoe werkt het doen van een amniotomie om een bevalling in te leiden?

A

Dit geeft prostaglandinerelease

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Hoe bepaal je hoe veel oxytocine je geeft bij het inleiden van een bevalling?

A

Je bouwt op tot je weeën hebt met een frequentie van 4 per 10 minuten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Noem 4 mogelijkheden tot pijnstlling durante partu

A
  • Lachgas (in eerste lijn)
  • Pethidine (uit de oude doos)
  • Remifentanil (patiënt controlled via infuus, geef je net voor baring. Wordt bij contra-indicaties voor epiduraal)
  • Epiduraal analgesie (23%, geeft je als de baring op gang is)
    • Veiligste voor moeder en kind, meest effectief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Wanneer geef je remifentanil in plaats van een epiduraal bij een bevalling?

A

Eigenlijk net voor baring om de pijn een beetje onder controle te gouden, of wanneer iemand een contra-indicatie heeft voor een epiduraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Noem 4 mogelijkheden voor een abnormaal beloop tijdens de ontsluitingsperiode

A
  1. Niet vorderen van ontsluiting
  2. Meconium houdend vruchtwater
  3. Navelstrengprolaps
  4. Te veel bloedverlies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Wanneer telt het als niet vorderen tijdens de ontsluitingsperiode?

A

<1 cm per uur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Wat zijn de 3 P’s die horen bij het niet vorderen van de ontsluiting?

A
  1. Passage (probleem baringskanaal)
  2. Passenger (positie/presentatie foetus)
  3. Powers (probleem met uterniene contracties)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Welke 3 oplossingen zijn er voor een niet vorderende baring?

A
  1. Andere houding
  2. Adequate pijnstilling
  3. Bijstimulatie (oxytocine)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Hoe ontstaat meconiumhoudende vruchtwater?

A

Door meconiumlozing voor de geboorte, dit is gerelateerd aan de zwangerschapsduur, gezien hoe langer het duurt hoe groter de kans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Noem 3 mogelijke complicaties bij meconiumhoudend vruchtwater

A
  1. Zuurstofgebrek
  2. Infecties
  3. Ademhalingsproblemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Wanneer kan een navelstrengprolaps ontstaan?

A

Bij een afwijkende ligging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Hoe kan er te veel bloedverlies tijdens de ontsluitingsperiode ontstaan?

A

Een abruptio placentae of een uterusruptuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Noem 4 oorzaken voor het niet vorderen van de uitdrijvingsperiode bij de bevalling

A
  1. Suboptimale weeën
  2. Matige perstechniek
  3. Large for gestational age kind
  4. Afwijkende stand foetale caput
54
Q

Hoe herken he op een cardiotocogram foetale nood?

A

Je niet niet de goede schommelende lijnen in de hartslag. Je ziet ook dat na een wee er deceleraties plaatsvinden in de foetale hartslag, wanneer het soms weer overcompenseert

55
Q

Hoe werkt een foetaal microbloedonderzoek?

A

Je maakt een klein sneetje in het hoofd van de foetus

56
Q

Wat doe je bij een suboptimaal/abnormaal cardiotocogram?

A

Microbloedonderzoek

57
Q

Waarom word tegenwoordig een vacuümgeboorte gekomen boven een geboorte gebruik makend van forceps?

A

Een vacuüm is minder traumatiserend voor de barende

58
Q

Wanneer wordt een episiotomie gedaan?

A

Wanneer er kans is op een (totaal) ruptuur

59
Q

Wat kan een sectio voor gevolgen hebben op een volgende zwangerschap? (3)

A
  1. Uterusruptuur
  2. Placenta implantatie problematiek (praevia, accreta, increta, percreta)
  3. Lastigere ingreep bij volgende sectio door adhesies
60
Q

Wat zijn de indicaties voor kunstverlossing (moeder, kind & tijd)

A

Toestand van moeder:
- Pre-existente aandoening
- Complicaties durante partu
Toestand kind:
- Foetale nood
- Uitgezakte navelstreng
Tijdsindicatie
- Niet vorderende uitdrijving

61
Q

Wat houdt schouderdystocie in?

A

Dit is wanneer de voorste schouer blijft hokken achter de symfyse

62
Q

Noem 3 mogelijke complicaties in het nageboortetijdperk

A
  1. Fluxus postpartum
  2. Retentio placentae
  3. Perineum rupturen
63
Q

Wat zijn de 4 T’s voor een fluxus postpartum?

A
  1. Tone (atonie)
  2. Trauma (ruptuur baringskanaal)
  3. Tissue (placentarestant)
  4. Thrombin (stollingsstoornis)
64
Q

Wanneer is er bij zwangerschap sprake van een kwetsbare situatie?

A

Wanneer er een disbalans bestaat tussen de beschermende en de risicofactoren

65
Q

Noem 4 voorbeelden van zeer kwetsbare situaties, wanneer een zwangere vrouw direct hulp nodig heeft

A
  1. Huiselijk geweld
  2. Harddrug- of alcoholverslaving
  3. Dakloos
  4. Acute ernstige psychiatrische problematiek
66
Q

Noem 5 voorbeelden van bedreigende factoren voor de kwetsbaarheid in de zwangerschap, en hun bijbehorende bschermende factor

A
  1. Onvoldoende huisvesting vs lopend huisverstingstraject
  2. Moeilijk aflosbare schulden vs open staan voor schuldsanering
  3. Suboptimaal zorggebruik vs samenwerking met zorgverleners
  4. Psychiatrische aandoening vs behandeling
  5. Chronische ziekte vs behandeling
67
Q

Wat is het verschil tussen een kwestbare, potentieel kwetsbare en zelfredzame zwangere?

A

Kwetsbaar: meer risicofactoren dan beschermende factoren
Potentieel kwetsbaar: meer beschermende factoren dan risicofactoren
Zelfredzaam: geen risicofactoren

68
Q

Wat stelt de DOHaD hypothese over de zwangerschap?

A

Dit stelt dat interactie tijdens een gevoelige periode van de ontwikkeling van het kind invloed heeft op de structuur en werking van het lichaam

69
Q

Hoe kan hoge stress tijdens de zwangerschap het stresssysteem van het kind beïnvloeden?

A

Als je veel stress hebt, wordt dit via cortisol door de placenta overgegeven aan het kind. Dit is handig, gezien je wilt dat je kind ongeveer hetzelfde stresssysteem heeft als jij. Maar, als de omgeving waar je kind in opgroeit je stresslevel niet matcht, geeft dit een disproportioneel gevoelig stressysteem bij het kind.

70
Q

Wat voor gevolgen kan een te hoog stressysteem bij een kind als gevolg van hoge stress bij de zwangerschap hebben op het kind?

A

kans op stroke, psychiatrische aandoeningen, metabole ziekten en chronische hypertensie stijgen

71
Q

Wat heeft een te hoog cortisol tijdens de zwangerschap voor invloed op de baby?

A

Dit zorgt voor mindere kwaliteit van de neuronale verbindingen en de hippocampus

72
Q

Wat is de samenhang tussen antenatale depressie en huiselijk geweld?

A

Bij een vrouw met antenatale depressie is de kans op huiselijk geweld 4x zo hoog

73
Q

Wat is de samenhang tussen antenatale depressie + mishandeling en de kans op psychopathologie bij het kind?

A

Kind heeft tussen 11 en 16 jaar 12x zo grote kans op depressie of angstsoornissen

74
Q

Noem 3 invloeden van SSRI gebruik tijdens de zwangerschap op het kind

A
  1. Lager geboortegewicht
  2. Later lopen/zitten, en 3x zo vaak abnormaal bewegignspatroon
  3. Meer afwijkende motorische score
75
Q

Wat moet je in acht nemen bij het voorschrijven van SSRI’s bij zwangeren?

A

Is het gevaar van de depressie hoger of de SSRI’s bij het ongeboren kind?

76
Q

Noem 6 biologische mechanismes die invloed hebben op de ontwikkeling van een pasgeboren kind/tijdens de zwangerschap

A
  1. Epigenetisch
  2. Bouwstenen voor groei en ontwikkeling (voeding)
  3. Programmering stressysteem
  4. Hersenonwtikkeling
  5. Microbioom
  6. Hechting en agency
77
Q

Hoe kan het maternale microbioom invloed hebben op haar baby?

A

Microbioom van moeder wordt overgegeven aan kind, en heeft invloed op de ziekteontwikkeling. Je kunt een gestresst en een niet gestresst microbioom hebben, een gestresst microbioom is geassocieerd met ziekten

78
Q

Wat is het verschil tussen zorg voor zwangeren op micro, meso en macroniveau?

A

Micro: individuele patiënt en netwerk
Meso: organisatieniveau (praktijk, ziekenhuis)
Macro: maatschappelijk/nationaal niveau

79
Q

Van de zwangerschappen dat in een spontane abortus eindigt, hoe veel % heeft een chromosomale afwijking?

80
Q

Wat is het centrale deel van de placenta waar hormonen en eiwitten worden geproduceerd?

A

De syncytiotrophoblast

81
Q

Welke hypothalame hormonen maakt de placenta?

A
  • GnRH
  • CRH
  • TRH
82
Q

Welke hypofysaire hormonen worden door de placenta gemaakt?

A
  • hCG
  • Groeihormoon
  • hPL
  • ACTH
  • Ocytocine
83
Q

Welke 3 cytokines maakt de placenta?

A
  1. Interleukines
  2. Interferonen
  3. TNF-a
84
Q

Welke 4 groeifactoren maakt de placenta?

A
  1. IGF-I
  2. EGF
  3. Inhibine
  4. TGF-b
85
Q

Wat gebeurt er tijdens de zwangerschap met de hypofyse?

A

Hypertrofie door oestrogeen gestimuleerde lactotrophe cellen die groeien

86
Q

Ten gevolge waarvan stijgt prolactine tijdens de zwangerschap?

A

Oestrogene en TRH stimulatie van de hypofyse

87
Q

Wat is het effect van placentair CRH op de bijnieren van de moeder?

A

Het zorgt voor stijging van ACTh en stimulatie van de bijnier, waardoor er zona fascicula hypertrofie optreedt

88
Q

Welke verschijnselen kun je zien in de zwnagerschap die lijken op hypercortisolisme?

A

Striae, melasma

89
Q

Wat houdt de luteo-placental shift in?

A

Dan wordt ipv het corpus luteum de placenta de hoofdproducent van progesteron

90
Q

Hoezo kunnen hoge hCG tot maternale hyperthyreoïdie lijken?

A

hCG heeft overeenkomsten met TSH, waardoor meer T4 wordt aangemaakt

91
Q

Bij wat voor soort zwangerschappen zie je ernstigere vormen van hyperemesis gravidarum?

A

Bij zwangerschappen met hogere hCG spiegels (MOLA, meerlingen)

92
Q

Waarom is de lange halfwaardetijd van hCG on vergelijking met LH nuttig?

A

Dan heb je stabielere stimulatie van progesteron

93
Q

Waar in de placenta wordt hCG gemaakt?

A

In de syncytiotrofoblast

94
Q

Onder invloed waarvan wordt hCG gesynthetiseerd?

A

Lokaal uitgescheiden GnRH

95
Q

Een afwijkend ratio van welke soort hCG duidt op een mola zwangerschap?

96
Q

Welke stijging (in %) van het hCG iedere 2 dagen duidt op een normale zwangerschap?

A

50% per 2 dagen

97
Q

Bij welke hCG titer moet een normale intra-uteriene zwangerschap echoscopische zichtbaar zijn?

A

1500-3000 IU/L

98
Q

Wat is het ‘hook effect’ bij zwangerschapstesten? Wanneer treedt dit op?

A
  1. Te hoge concentraties hCG:
    - Wanneer hCG extreem hoog is (bijvoorbeeld in een zeer vroege zwangerschap met snelle stijging of bij bepaalde medische aandoeningen zoals mola-zwangerschap), raken de testantilichamen “overweldigd”.
    -Het hoge hCG-niveau voorkomt dat de antilichamen correct samenwerken in het testproces.

2.Verstoring van het bindingsmechanisme:
- Normaal gesproken bindt hCG zich aan een antilichaam op de teststrip, en een ander antilichaam zorgt voor de detectie.
- Bij zeer hoge concentraties binden alle detectie-antilichamen al aan hCG-moleculen, waardoor er geen effectieve binding meer is aan de teststrip.
- Dit resulteert in een vals-negatief resultaat, omdat de test niet “ziet” dat hCG aanwezig is.

99
Q

Noem 5 belangrijkste functies van progesteron in de zwangerschap

A
  1. Precursor voor foetale bijnier steroïdogenese
  2. Behoud decidua/endometrium
  3. Remming uteruscontracties
  4. Immuunmodulatie ter voorkoming afstoting van trofoblast
  5. Op gang komen baring
100
Q

Welke 4 endocrinologische veranderingen brengen de baring op gang?

A
  1. Prostaglandinesynthese in de placenta en vliezen, hierdoor toename COX2 activiteit onder invloed van cortisol
  2. Progesteronverlaging door toenemende omzetting in foetale bijnier (progesteron voorkomt contracties)
  3. Veranderde ratio progesteron-receptor isovormen
  4. Longrijping onder invloed van corticosteroïden
101
Q

Welk proces in de foetus brengt de hele baring in gang?

A

Hoge cortisolproductie in de bijnier

102
Q

Wat zijn de 2 meest belangrijke hormonen bij de lactatie? Wat zijn hun functies?

A

Prolactine: synthese lactose, lipiden en caseïne
Oxytocine: ontlediging van alveoli en ductili

103
Q

Waarom duurt het na baring even voordat de melkproductie volledig op gang komt?

A

Het oestrogeen en progesteron moet nog uit de circulatie dalen

104
Q

Noem 2 manieren op melksynthese te stoppen

A
  1. Hoge steroïden (oestrogenen) spiegels
  2. Dopamine agonist -> minder prolactine
105
Q

Hoe werkt zuigen aan de tepel voor melkproductie?

A

Het doet dopamine dalen, hierdoor stijgt prolcatine

106
Q

Hoe zorgt prolactine voor lactatie amenorroe?

A

Een relatieve hyperprolactinemie onderdrukt GnRH stimulatie van de gonadotrofinesynthese

107
Q

Wanneer normaliseren FSH en LH spiegels weer na de bevalling?

A

Ongeveer 3-5 weken erna, wanneer prolactine normaliseert

108
Q

Hoe ontstaan de AVE en de primitiefstreek?

A

Er ontstaat in het midden van de hypoblast een klompje cellen, deze bewegen naar één kant van de hypoblast en vormen de AVE.

Vervolgens ontstaat zo ver mogelijk van de AVE af een groepje cellen in de epiblast, dit is in de primitiefstreek.

109
Q

Aan welke kant van het embryo ligt de AVE? En aan welke kant de primitiefstreek?

A

AVE: craniaal
Primitiefstreek: caudaal

110
Q

Noem 2 belangrijke moleculen die in de primitiefknoop worden aangemaakt. Wat is hun functie?

A

Chordin en Noggin. Deze remmen Bone Morphogenic Proteins (BMPs)

111
Q

Hoe zorgt de AVE er voor dat er een hoofd ontstaat, wat niet caudaal gebeurt?

A

Dkk1 remt WNT. Remming van WNT is belangrijk voor de ontwikkeling van de hersenen. Dit gebeurt niet caudaal

112
Q

Wat zijn de 3 belangrijkste transcriptiefactoren in de AVE? Wat doen deze

A

Hesx-1, Lim-1 en Otx-2.

Dit zijn DNA bindende eiwitten en regulatoren van genexpressie

113
Q

Wat voor soort homeotische transformaties zijn een rib op C7, kleinere tib T12, sacralisatie L5

A

Posterieure homeotische transformaties

114
Q

Wat voor soort homeotische transformaties zijn een extra rib op L1 en een lumbalisatie van S1

A

Anterieure homeotische transformaties

115
Q

Wat zijn de somieten voorlopers van de wervels, spieren en de huis?

A

Wervels: sclerotomen
Spier: myotomen
Dermatoom: huid

116
Q

Hoe wordt het mesoderm genoemd waaruit de somieten ontstaan?

A

Paraxiaal mesoderm

117
Q

Welk proces vindt plaats in de primitiefstreek?

A

Gastrulatie = vorming mesoderm

118
Q

Hoe lang duurt het in de mens om een nieuw somietenpaar te vormen?

119
Q

Rond welke week begint het skelet te verbenen?

120
Q

Hoe veel somieten zijn nodig om 1 wervel te vormen?

121
Q

Wanneer weet een somiet al wat hij gaat worden? Hoe is dit onderzocht?

A

Al voor de vorming van de wervel. Je kunt een somiet implanteren in een gebied waar hij niet hoort, dan wordt het alsnog de wervel die hij zou moeten worden

122
Q

Bij Hox-genen, waar zorgt het te laat actief maken van een gen voor? En het te vroeg actief maken van een gen?

A

Te laat: anterieure homeotische transformatie
Te vroeg: posterieure homeotische transformatie

123
Q

Hoe veel HOX clusters hebben zoogdieren? Hoe heten deze?

A

4, deze heten HOX-A, B, C en D

124
Q

Welke Hox-genen zijn homoloog?

A

Hox-genen met hetzelfde getal, deze kunnen elkaars functie overnemen

125
Q

Hoe wordt bepaald welk Hox-genen eerste tot expressie komen?

A

De cranio-caudale expressie wordt bepaald door de positie op het chromosoom, de genen die het meest aan de 3’ kant liggen komen als eerste craniaal tot expressie

126
Q

Hoe werkt de ‘verpakking’ van Hox-genen en de activatievolgorde?

A

Hox-clusters worden gedurende de vroege embryogenese van de 3’ naar 5’ zijde uitgepakt. Hoe eerder ze uitgepakt worden, hoe eerder ze kunnen worden afgelezen en hoe eerder ze tot expressie komen

127
Q

Hoe wordt het uitpakken van Hox-genen geregeld?

A

Dit hangt samen met modificaties in de ‘staart’ van histonen, deze regelen het opvouwen en regelen daarmee de genexpressie

128
Q

Hoe hangt de positie van een somiet samen met een ‘hoge’ of ‘lage’ hox code?

A

Craniaal: lage hox code
Caudaal: hogere hox code

129
Q

Vanaf welke hoc begint de thoracale wervelkolom? En vanaf welke code begint de lumbale wervelkolom?

A

Overgang naar thoracaal: hox-6
Overgang naar lumbaal: hox-10

130
Q

Hoe kan worden verklaard dat wanneer individuele hox-genen worden uitgeschakeld dit niet leidt tot veranderingen in het skelet?

A

Door de homologe Hox-genen uit de andere clusters

131
Q

Noem 4 mogelijke hoc-mutaties bij mensen

A
  1. Microtia (HOXA2)
  2. Gezichtsafwijkingen (HOXB1)
  3. Hand-voet-genitaal syndroom (HOXA13)
  4. Abnormale handen en voeten (HOXD13)