Week 1 ZO's/VO's Flashcards

1
Q

Gedurende welke fase (fasen) van de celcyclus van een mitotische cel is de ploidy 2n en de DNA hoeveelheid 4c?

A

G2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat houdt ‘crossing-over’ in?

A

Het begrip crossing-over staat voor het feit dat een chromatide van het ene homologe chromosoom een gedeelte uitwisselt met een chromatide van een ander chromosoom. Tijdens de metafase 1 zijn de posities op het chromosoom waar dit proces plaatsvindt zichtbaar met de lichtmicroscoop als gebieden waar de chromosoomarmen van twee homologe chromosomen elkaar ‘kruisen’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem 2 factoren die bijdragen aan genetische diversiteit bij seksuele voortplanting

A
  1. Crossing-over
  2. De willekeurigheid waarmee homologe chromosomen tijdens de eerste meiotische deling naar een kant van de cel gaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

In welke 4 verschillende subfases wordt de profase van de eerste meiotische deling in onderverdeeld? Hoe zien deze er uit bij immunofluorescentie?

A
  1. Leptoteen (synaptonemaal complex fragmenten zichtbaar)
  2. Zygoteen (gedeeltelijke ‘sluiting van rits’)
  3. Pachyteen (alle chromosomen zijn volledig gepaard met hun homoloog)
  4. Diploteen (de chromosomen beginnen zich al een beetje van elkaar te verwijderen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarom zijn zursterchromatine cohesie en crossing-over beide noodzakelijk voor een correcte segregatie van de homologe chromosomen tijdens een meiotische deling?

A

Na afbraak van het synaptonemale complex blijven homologe chromosomen verbonden door crossing-over en cohesine. Cohesine houdt de chromatiden vast tot het bij de chromosoomarmen wordt afgebroken, waarna ze loslaten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Uit welke structuur binnen een embryo worden stamcellen geïsoleerd? Hoe heet dit stadium en welke leeftijd heeft een menselijk embryo in dit stadium?

A

Het blastula of blastocyst stadium. Dit stadium wordt bereikt op dag 5-6 van de embryonale ontwikkeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Uit welke structuur binnen de blastocyt worden humane stamcellen geïsoleerd?

A

Uit de blastocyst wordt de ‘inner cell mass’ geisoleerd (in het Nederlands, ‘binnenste celmassa’ of ‘embryoblast’ genoemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat ontstaat bij ongestoorde celdeling uit de ‘inner cell mass’ van een blastocyt/embryo?

A

Een deel van de placenta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Stamcellen van een zygote zijn totipotent. Zijn embryonale stamcellen dit ook? Waarom?

A

Nee, ze kunnen geen extra-embryonale structuren meer vormen. Ze zijn pluripotent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe test je of embryonale stamcellen al wel of niet zijn gedifferentieerd?

A
  • Je kunt het vermogen van de ES cellen om zich te blijven delen testen.
  • Je kunt het ‘ongedifferentieerde’ uiterlijk van de ES cellen onder de microscoop controleren.
  • ES cellen kunnen met immunocytochemische technieken worden onderscheiden van andere cellen (bv. met antilichamen tegen Oct 4, zie figuur 3).
  • De pluripotentie kan worden getest door de cellen te laten differentiëren in vivo en in vitro.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Noem 2 organen waaruit volwassene stamcellen kunnen worden geïsoleerd. Wat is de normale functie van deze stamcellen?

A

hersenen, beenmerg, bloedvaten skeletspieren, huid en lever. Volwassen stamcellen spelen vermoedelijk een rol bij herstel na weefselbeschadiging, en zijn van belang voor de homeostase, zoals bijvoorbeeld bij de aanmaak van bloedcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat wordt bedoeld met het begrip transdifferentiatie?

A

We dachten dat volwassene stamcellen alleen hun eigen weefsel konden vormen, maar ze kunnen ook andere celtypen maken. Dit heet transdifferentiatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn iPS cellen?

A

iPS-cellen, of geïnduceerde pluripotente stamcellen, zijn gewone volwassen cellen (zoals huidcellen) die genetisch zijn herprogrammeerd om zich te gedragen als embryonale stamcellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe worden iPS cellen gemaakt?

A

Met behulp van een retrovirale vector worden kopieën ingebracht van 4 verschillende genen: Sox2, Oct4, c-Myc en Klf4. De eiwitten waarvoor deze genen coderen zijn allen transcriptiefactoren waarvan bekend is dat zij een rol spelen bij het behoud van de pluripotentie van embryonale stamcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het verschil tussen passieve en actieve potentie van een embryo(achtige) structuur (geef een voorbeeld van beiden)?

A

Actief: Voor ontwikkeling tot mens zijn alleen interne factoren nodig (embryo in uterus).
Passief: Ontwikkeling tot mens vereist minimaal één externe factor (zoals in vitro embryo of blastoïden).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Uit welke embryonale structuur ontstaan eileiders?

A

Gangen van Müller

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke delen van het vrouwelijk geslachtsorgaan ontstaan uit de volgende onderdelen van het indifferente embryonale uitwendige genitaal?
- Tuberculum genitale (3)
- Urogenitale wallen (1)
- Labio-scrotale wallen (1)

A
  • Tuberculum genitale: bulbus vestibuli, clitoris, corpora cavernosa
  • Urogenitale wallen: labia minora
  • Labio-scrotale wallen: labia majora
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke delen van het mannelijk geslachtsorgaan ontstaan uit de volgende onderdelen van het indifferente embryonale uitwendige genitaal?
- Tuberculum genitale (3)
- Urogenitale wallen (1)
- Labio-scrotale wallen (1)

A
  • Tuberculum genitale: corpus cavernose, corpus spongiosum, glans penis
  • Urogenitale wallen: ventrale zijde penis
  • Labio-scrotale wallen: scrotum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Uit welke drie botten is het bekken opgebouwd?

A

Os ilium, os ischii, os pubis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke 3 gewrichten maken deel uti van het bekken?

A

Articulatio sacroiliaca (2x), symphysis pubica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke ligamenten leveren stabiliteit aan het bekken?

A

ligg. sacrotuberale, ligg. sacrospinale, ligg sacroiliacale anteriora en posteriora.

22
Q

Welke structuren vormen de bekkeningang? En welke de bekkenuitgang?

A

Ingang: promontorium, laterale deel sacrum, linea arcuata (deel linea terminalis), symphysis pubica
Uitgang: os coccygis, ligg. sacrotuberale, tubera ischiadica, rami van os ischii, rami inferiores (os pubis), symphysis pubica.

23
Q

Wat is de globale functie van het diafragma pelvis, van het diafragma urogenitalis en van de perineale spieren?

A

Diafragma pelvis: ondersteuning en fixatie van bekkenorganen, rol bij defecatie, rol bij seksualiteit
Diafragma urogenitalis: ondersteuning en fixatie van bekkenorganen; continentie urine
Perineale spieren: fixatie, rol bij erectie/zwelling van zwellichamen.

24
Q

Hoe wordt GnRH afgegeven? Hoe wordt dit beïnvloed?

A
  • In pulsen, door zenuwcellen
  • Progesteron onderdrukt pulsatiliteit (minder pulsaties in ovulatie, hierdoor minder LH & FSH)
  • Oestradiol zorgt voor snellere pulsaties, hierdoor een LH piek
25
Q

Noem 2 vrouwelijke gonadotrofinen

A

FSH & LH

26
Q

Wat kenmerkt hypofyse hormonen?

A

Alle hypofyse-hormonen hebben dezelfde alfa-keten, de beta-keten verschilt

27
Q

Waarom kun je hypofyse-hormonen niet slikken, maar moet je ze injecteren?

A

Het zijn eiwitten

28
Q

Noem 5 verschillen tussen het mannelijk en het vrouwelijk bekken

A
  • Vorm en breedte van de bekkeninlaat
    • Vrouwelijk bekken: De bekkeninlaat is breder, ovaalvormig en ruimer, wat de doorgang van een baby tijdens de bevalling mogelijk maakt.
    • Mannelijk bekken: De bekkeninlaat is nauwer en meer hartvormig.
  • Gewicht en dikte van de botten
    • Vrouwelijk bekken: Het bot is relatief dunner en lichter, wat zorgt voor meer flexibiliteit tijdens de bevalling.
    • Mannelijk bekken: Het bot is zwaarder en dikker, wat meer stevigheid en kracht biedt.
  • Hoek van het schaambeen
    • Vrouwelijk bekken: De subpubische hoek, gevormd tussen de schaambeenderen, is groter (ongeveer 80-85 graden), waardoor de ruimte groter is.
    • Mannelijk bekken: Deze hoek is scherper (ongeveer 50-60 graden), wat een smallere structuur creëert.
  • Vorm van de bekkenholte
    • Vrouwelijk bekken: De bekkenholte is ronder en dieper, om aan de anatomische eisen van de bevalling te voldoen.
    • Mannelijk bekken: De bekkenholte is nauwer en meer trechtervormig.
  • Staartbeen (coccyx) positie
    • Vrouwelijk bekken: Het staartbeen is meer naar achteren gekanteld, wat extra ruimte creëert in het geboortekanaal.
    • Mannelijk bekken: Het staartbeen wijst iets meer naar voren, wat de doorgang iets nauwer maakt.
29
Q

Welke structuren lopen er door de lacuna vasorum?

A
  • Lateraal: a. femoralis & Ramus femoralis van de nervus genitofemoralis: Een tak van de genitofemorale zenuw die sensorische innervatie biedt aan een deel van de huid in de regio van het bovenbeen.
  • Middel: v. femoralis
  • Mediaal: femoraal kanaal = lymfevaten
30
Q

Welke structuren lopen er door de lacuna musculorum?

A
  • Spieren:
    • M. iliacus
    • M. psoas major
  • Zenuwen:
    • lat. cutane zenuw van dijbeen
    • n. femoralis
31
Q

Beschrijf het pariëtale en het viscerale peritoneum

A
  1. Pariëtaal peritoneum: Bekleedt de binnenwand van de buikholte en is gevoelig voor pijn, druk en temperatuur.
  2. Visceraal peritoneum: Bekleedt de organen zelf (zoals maag en darmen) en beschermt deze. Dit deel is minder gevoelig voor pijn.
32
Q

Welke anatomische structuren zorgen voor de lubricatie van het vestibulum vaginae gedurende seksuele opwinding?

A
  • Glandulae vestibulares majores = Bartholin klieren
  • Glandulae vestibulares minores = Skene klieren
  • Vaginale transsudatie
33
Q

Wat voor zenuw is de n. pudendus?

A

Beide sensorisch en motorisch

34
Q

In welk patroon wordt GnRH voor de puberteit afgegeven? En na de puberteit?

A

Voor puberteit: continu
Na puberteit: in pulsen

35
Q

Wat is de functie van de thecacellen?

A

Deze worden door LH gestimuleerd om androsteendion af te geven

36
Q

Wat is de functie van granulosacellen?

A

Die binden FSH en produceren aromatase, wat androsteendion omzet tot oestrogeen

37
Q

Wat is de tunica albuginea?

A

Dit is een dikke laag bindweefsel aan de buitenzijde van de testis, deze geeft structuur en stevigheid. Hiervandaan lopen bindweefselsepta naar het midden van de testis, tussen de tubuli seminifiri door.

38
Q

Van basaal naar luminaal, welke ontwikkelingsstadia van de spermacellen zie je?

A
  1. Spermatogonia
  2. Primaire spermatocyten - deze zijn haploïd, de kern is korrelig.
  3. Spermatiden, deze hebben weer een ronde kern en worden spermacellen zodra ze een flagel ontwikkelen
39
Q

Noem 3 functies van de sertolicellen

A
  • Bloed-testes barrière door occluding junctions
  • Fagocytose van stoffen die resterend zijn van de spermatogenese
  • Hormoonproductie: androgen-binding protein, oestradiol, inhibine, Mullerian inhibiting substance
40
Q

Welke twee oorzakelijke groepen van azoöspermie worden onderscheiden bij ongewenste kinderloosheid bij de man?

A
  • Obstructieve azoöspermie: hierbij is er een blokkade in de zaadleiders, waardoor er geen zaadcellen in het ejaculaat terechtkomen
  • Non-obstructieve azoöspermie: hierbij is er een probleem met de productie van zaadcellen in de testikels
41
Q

Hoe heten de 4 stadia van spermacellen? Wat kenmerkt ze?

A
  1. Spermatogonia: onrijpe stamcellen met egale, grijze, ronde kern
  2. Spermatocyten: opvallen chromatinepatroon
  3. Spermatiden: kleine ronde cellen, zijn bezig met een flagel ontwikkelen
  4. Spermatozoën: hebben volledig ontwikkelde flagel
42
Q

Welke structuren passeren de zaadcellen na het verlaten van de tubui seminiferi?

A
  1. Tubulus recti
  2. Rete testis
  3. Tubuli efferente
43
Q

Welke ductuli van de bijbal hebben trilharen? Wat is de functie van deze trilharen?

A

De ductuli efferentes. De functie is het passief vervoeren van spermacellen het de stroom mee

44
Q

Welke ductus van de bijbal heeft stereocilia? Wat is de functie van deze stereocilia?

A

De ductus epididymis. Deze vergroten het oppervlak en zorgen ervoor dat voedingsstoffen ,van bijvoorbeeld spermacellen die doorgaan, weer kunnen worden opgenomen.

45
Q

Door welke 2 cellagen worden de klierbuizen van de prostaat bekleed?

A
  1. De kubocylindrische luminale cellen: deze produceren eiwit en secreet
  2. De platte basale cellen - voorlopers van luminaal epitheel
46
Q

Uit welke 3 zones bestaat de prostaat? Hoe herken je deze?

A
  1. De centrale zone, deze bevindt zich rondom de urethra prostatica. Het bestaat uit bindweefsel met uitmondende afvoerbuizen
  2. De transitiezone, deze bevindt zich links en rechts van de urethra prostatica en heeft vaak een nodulaire opbouw
  3. Aan ze zijkanten en achter de urethra prostatica bevindt zich de perifere zone.
47
Q

Welk probleem komt vaker voor in de perifere zone van de prostaat? En wat is de transitiezone?

A

Perifeer: prostaatcarcinoom
Transitie: benigne prostaathyperplasie

48
Q

Noem een aantal eigenschappen van een adenocarcinoom van de prostaat

A
  1. Onregelmatig gerangschikte klierbuizen van luminaal eenlagig epitheel met een basofiel cytoplasma en zeer simpele architectuur
  2. Geen basale cellen
  3. Grote ronde kernen
  4. Prominente nucleolus
  5. Atypie in verhouding tot kernvergroting
49
Q

Waarom is het urotheel in de penis 5-7 cellagen dik?

A

Dit beschermt tegen de schadelijke werking van urine

50
Q

Welke 2 zwellichamen heb je in de penis? Berschrijf ze allebei

A
  1. Corpus spongiosum; Deze ligt om de urethra en is niet door de tunica omgeven, omdat anders de urethra dichtgedrukt zou worden. Gaat door tot glans penis!
  2. Corpus cavarnosa. Deze ligt dorsaal en wordt door tunica albuginea omgeven. Gaat niet door tot glans penis!