Week 4 VO's/ZO's Flashcards

1
Q

Noem 4 soorten epitheliale ovariumtumoren

A
  1. Sereus
  2. Mucineus
  3. Endometroid
  4. Clearcell
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke 3 soorten niet-epitheliale ovariumtumoren zijn er?

A
  1. Kiemceltumoren
  2. Sexcord-stromaceltumoren
  3. Mesenchymale tumoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke tumormarkers zijn aangewezen bij onderzoek naar een kiemcel ovariumtumor?

A

Humaan choriongonadotrofine (hCG), α -fetoproteïne (AFP) en lactaatdehydrogenase (LDH)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Geef 5 oorzaken voor overloopincontinentie

A

Subvesicale obstructie

Acontractiele blaas (bijvoorbeeld door diabetes, neurogeen lijden zoals bijvoorbeeld MS)

Verslapping van de gladde spieren van de blaas door medicamenten.

Psychogene retentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke 2 vormen van stress-incontinentie bij de vrouw zijn er?

A

een hypermobiele vagina voorwand: urethrale hypermobiliteit.

ISD: intrinsieke sphincter deficientie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welk vorm van stress-incontinentie wordt door de Q-tip test getoetst?

A

Hypermobiliteit van de vagina voorwand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de functie van de gladde spierlaag rond de urehtra?

A

Het samentrekken tijden drukverhoging in het abdomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is van binnen naar buiten de opbouw van de urethra?

A

Mucosa - gladde spierlaag - dwarsgestreepte spierlaag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Geef aan welke spieren geoefend worden bij de fysiotherapeutische behandeling van stress-incontinentie. Welke element oefen je nog meer?

A

De levator ani, je oefent ook timing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is bij de vrouw de meest voorkomende oorzaak van stress-incontinentie? En bij de man?

A

Vrouw: hypermobiliteit vaginavoorwand
Man: intrinsieke sfincterdeficiëntie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe werkt gemaskerde stress-incontinentie bij een cytocele?

A

De cystocele (verzakking) werkt als een soort afsluitmechanisme en drukt de blaashals en urethra dicht (gemaskeerde stress-incontinentie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe wordt vervroegde menopauze gedefinieerd?

A

Beschrijving
Vervroegde menopauze wordt gedefinieerd als uitval voor het veertigste levensjaar van de ovariële functie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waardoor ontstaat een amenorrhoea bij patiënten met het syndroom van Turner? Is dit meestal primair of secundair en hoe zou dit verschil te verklaren zijn?

A

Ovarieel falen, vervroegde menopauze. Meestal een primaire amenorroe bij het syndroom van Turner. Als de aandoening een mozaïek (X-/XX) vorm is zie je vaker een secundaire amenorroe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Geef een aantal oorzaken aan die met het ontstaan van vervroegde menopauze te maken hebben.

A
  • Iatrogeen (chemo- of radiotherapie, profylactisch chirurgisch verwijderen van de ovaria)
  • Auto-immuun (antistoffen tegen ovarium weefsel)
  • Idiopathisch.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoezo is bij vervroegde menopauze androgeensubstitutie nodig?

A

Libido en algemeen welbevinden kan verminderd zijn doordat er in de ovaria geen of minder androgenen worden geproduceerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar kan het korter worden van de menstruele cyclus (met behoud van regelmaat) op duiden?

A

Het korter worden van de menstruele cyclus kan een aanwijzing zijn dat de voorraad oocyten en ook de kwaliteit hiervan sterk is afgenomen en dat hiermee de kans op zwangerschap klein is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe veel % van de vrouwen hebben last van urine-incontinentie? En anale incontinentie?

A

Urine: 24-45%
Anaal: 2,2-24%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de oorzaak van urge-incontinentie? In welke levensfase zie je dit vooral

A
  • Mn postmenopauzaal/irritatie
  • Oorzaak:
    • Detrusoroveractiviteit
    • Urineweginfectie of corpus alienum (blaassteen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waarom is persmictie verkeerd?

A

Bij persen span je je bekkenbodem aan, hierdoor pers je juist je sfincter en urethra dicht. Hierdoor krijg je juist retentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn risicofactoren voor het ontstaan van stressincontinentie?

A

Vaginale bevalling
hoog BMI
Hysterectomie
Leeftijd
Obstructief longlijden/roken -> veel hoesten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is een Pad test voor urineincontinentie?

A

Je weegt de gebruikte inlegkruisjes om te meten hoe veel iemand verliest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke soort incontinentie hoort bij een hypermobiele urethra?

A

Stressincontinentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe wordt bij urodynamisch onderzoek de detrusordruk bepaald?

A

Door de abdominale druk en de vesicale druk van elkaar af te trekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe werkt een Suspensieoperatie voor stressincontinentie?

A

Je suspendeert de hypermobiele urethra, waardoor deze tijdens stressmomenten wordt afgeknepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Welke medicamenteuze behandeling wordt bij urge-incontinentie gebruik?

A

Anticholinergica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Noem 5 nadelen van een operatieve behandeling van stressincontinentie

A
  • Bloedingen
  • Infecties
  • Retentie
  • De-novo urge
  • Recidiefklachten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Welke spier lijdt het meeste tijdens een bevalling en speelt een rol in prolaps?

A

De m. puborectalis (wordt tot wel 3x zijn lengte gerekt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Noem een aantal symptomen van prolaps

A
  • Zwaar gevoel aan einde dag
  • Zichtbare prolaps
  • Dyspareunie (meer een ongemakkelijk gevoel ipv pijn)
  • Lage rugpijn
  • Urine/faecale urgency
  • Incomplete lediging blaas/darmen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat zijn de 5 stadia van prolaps? (0-4)

A
  • Stadium 0: geen prolaps
  • Stadium 1: distale punt prolaps >1 cm beneden het hymen
  • Stadium 2: distale punt tussen 1 cm boven en 1 cm beneden het hymen
  • Stadium 3: distale punt van de prolaps >1 cm beneden het hymen en de TVL <2 cm
  • Stadium 4: volledige eversie van de uterus en vagina. Distale punt van prolaps meer dan TLV-2 cm beneden hymen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Vanaf welke stadium is een prolaps significant?

A

Vanaf stadium 2 (alles tussen +1 (naar buiten) en -1 (naar binnen))

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Welke 3 onderdelen van de POP-Q worden het meeste gebruikt voor prolapsclassificatie en wat vertegenwoordigen deze? Wanneer zijn ze significant?

A
  • Ba +2 (voorwand)
  • C -3 (cervix)
  • Bp +1 (achterwand)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Noem wat voordelen en nadelen van een pessarium ter behandeling van een prolaps

A
  • Voordelen: geen chirurgie, wel afname klachten en tijdswinst tot chirurgie, veilig voor kwetsbare ouderen, kinderwens blijft vervulbaar
  • Nadelen: ring kan verloren raken bij defecatie, meer fluor, risico op decubitus, herstelt de prolaps niet, werkt niet bij meer uitgerekte vagina
33
Q

Bij welke soort verzakkingen kan een ringpessarium helpen?

A

Bij een voorwandverzakking (vagina & blaas)

34
Q

Welk soort pessarium gebruik je bij een rectocele?

A

Een kubuspessarium

35
Q

Geef 3 redenen voor screening van cervixcarcinoom

A
  • Screening op (pre)-maligne afwijkingen van de cervix (geven vaak geen klachten)
  • Vroege opsporing en behandeling
  • Gezondheidswinst
36
Q

Welke vormen van cervixcarcinoom zijn er?

A
  1. Plaveiselcelcarcinoom
  2. Adenocarcinoom
  3. Clearcelcarcinoom
  4. Neuroendocriencarcinoom
37
Q

Uit welke soort cellen bestaat de endocervix?

A

Eenlagig cilindrisch slijmvormend epitheel

38
Q

Uit welk soort epitheel bestaat de ectocervix?

A

Plaveiselcellen

39
Q

Waarom is de cervix zo gevoelig voor HPV?

A

Junctionale zone (transformatiezone):

  • De cervix heeft een overgangsgebied, de transformatiezone, waar twee soorten cellen samenkomen:
    • Plaveiselepitheel (buitenste laag, exocervix).
    • Cilinderepitheel (binnenste laag, endocervix).
  • Dit gebied ondergaat constante celdeling en metaplasie (verandering van celtypes). Tijdens deze processen zijn cellen tijdelijk kwetsbaarder voor virale infecties.
40
Q

Noem 4 redenen voor het doen van een uitstrijkje

A
  • Bevolkingsonderzoek (30-60 jaar)
  • Vervolgonderzoek na behandeling
  • Verdachte portio
  • Abnormaal bloedverlies: contactbloedingen, bloederige of hardnekkige fluor, postmenopauzaal bloedverlies
41
Q

Wat test je eerst bij het uitstrijkje in het kader van bevolkingsonderzoek?

A

HPV status, als deze positief is dan doe je cyto

42
Q

Welke HPV-types zijn verantwoordelijk voor de meeste baarmoederhalskankers?

43
Q

Noem 4 risicofactoren voor het ontwikkelen van cervixdysplasie en -carcinoom vanuit een HPV infectie

A
  • Roken
  • Laag socio-economische status
  • Immuunsysteem faalt
  • (Aantal) seksuele partners
44
Q

Welk soort cervixcarcinoom zal HPV 16 vaker veroorzaken? EN HPV 18?

A

16: plaveiselcel
18: adeno/cilindrisch

45
Q

Waarom zijn bij de KOPAC-B classificatie van cervixcarcinoom P, A en C het belangrijkste?

A

Hiermee kun je het verschil tussen plaveisel en adeno maken

46
Q

Hoe veel % bij CIN I toont regressie binnen 2 jaar?

47
Q

Hoe veel % van CIN2 toont regressie?

48
Q

Wanneer behandel je een cervixca voorstadium?

A

Altijd bij CIN III
CIN II bij voltooide kinderwens. Ook bij een persisterende infectie > 2 jaar

49
Q

Waarom is nullipariteit een risicofactor voor endometriumcarcinoom?

A

omdat die vrouwen eerder PCOS hebben, dus al levenslang te veel opbouw hebben gehad van oestrogeen in het baarmoederslijmvlies

50
Q

Wat is bij een transvaginale echoscopie voor postmenopauzaal bloedverlies de afkapwaarde voor de dubbele endometriumdikte?

51
Q

Hoe wordt op de polikliniek, als er bij een echo een afwijkende endometriumdikte wordt gevonden, een endometrium sample verkregen?

A

Met een pipelle aspiratie

52
Q

Wat zie je bij vrouwen met een endometriumcarcinoom bij het uitstrijkje?

A

Bij 50% van de vrouwen met een endometriumcarcinoom wordt een papIII of hoger op het uitstrijkje gevonden

53
Q

Welke 3 soorten endometriumcarcinoom zij ner? Welke komt het meeste voor?

A
  • Endometroïd (komt het meeste voor)
  • Sereus type
  • Clear cell type
54
Q

Wat is de kans op een recidief postmenopauzaal bloedverlies bij initiële endometriumdikte van <4 mm? En bij >4 mm?

55
Q

Wat zijn de verschillende PAP stadia? (0, 1, 2, 3a1, 3a2, 4 en 5)

A
  • PAP 0 → Niet beoordeelbaar
  • PAP 1 → Normaal celbeeld
  • PAP 2 → Minimale afwijkingen
  • PAP 3a1 → Matige cel afwijkingen
  • PAP 3a2 → Ernstige afwijkgingen
  • PAP 4 → Carcinoma in situ
  • PAP 5 → Kankercellen (niet per definitie BMHK)
56
Q

Waar staat KOPAC-B voor bij cytolotogische beordeling van een uitstrijkje?

A

Kompositie
Ontsteking
Plaveiselcelepiteel
Andere afwijkingen endometrium
Cilinderepitheel endocx
Beoordeelbaarheid

57
Q

Welke PAP (cytologie) klassen komen overeen met welke CIN (histologie) klassen?

A

Pap 1-2: geen CIN
Pap 3: CIN1-3
Pap 4: CIS
Pap 5: Cxcz

58
Q

Welke 2 stofjes smeer je op de cervix bij een colposcopie?

A
  • Azijnzuur: brengt afwijkende cellen naar boven
  • Lugol: bij afwijkende cellen, die pikken geen jodium op
58
Q

Wat is je DD voor afwijkingen aan het corpus uterni bij postmenopauzaal bloedverlies?

A
  1. Atrofie endometrium
  2. Endometriumpoliep
  3. Hyperplasie
  4. Endometriumca
59
Q

Waarom wordt er bij een suspect endometriumca toch een uitstrijkje gedaan?

A

Om cervixca uit te sluiten

60
Q

Welke vorm van endometriumca heeft de beste prognose?

A

Endometroïd, lage histologische graag

61
Q

Hoezo is 120 ml per menstruatie het afkappunt?

A

Hierbij hebben de meeste vrouwen nog een normaal hB/ijzerstatus

62
Q

Hoe vaak komt hevig menstrueel bloedverlies voor?

63
Q

Noem de oorzaken van cyclusstoornissen adhv PALM-COEIN

A
  • Poliep
  • Adenomyosis
  • Leiomyoma
  • Maligniteit uterine body
  • Coagulatie stoornis
  • Ovulatoire dysfunctie
  • Endometrium afwijkingen
  • Iatrogeen: (antistolling; IUD)
  • Niet gespecificeerd
64
Q

Wat is adenomyose?

A

Dan zit er endometrium tussen het myometrium, wat ook gaat bloeden tijdens de menstruatie

65
Q

Wat is je DD bij een intracavitaire afwijking/verdikt endometrium?

A
  • Endometriumpoliep
  • Myoom
  • Hyperplasie
66
Q

Wanner moet je bij menstruele problemen verdacht zijn op stollingsstoornissen?

A

Als er al sinds de menarche hevig menstrueel bloedverlies is

67
Q

Noem een aantal klachten die optreden bij uterus myomatosus

A
  • Bloedverlies
  • Dikker worden van de buik
  • Mictie/defaecatie klachten
  • Pijn bij het vrijen
  • Infertilieit
  • Problemen bij de zwangerschap
68
Q

Welke medicatie kan worden gebruikt bij uterus myomatosus?

A
  • Orale anticonceptiepil → je onderdrukt de ovulatie, hierdoor wordt het endometrium minder dik en is er minder bloedverlies
  • Mirena
  • Progestagenen ( Orgametril/Visanne) → bij mensen met contra-indicaties voor oestrogenen
  • GnRH analogen → kunstmatige overgang (myomen nemen sterk in omvang af, alleen op latere leeftijd en bij mensen die een operatie gaan krijgen)
  • NSAID → vasoconstrictief, bij patiënten met kinderwens
  • Tranexaminezuur → vermindert bloedverlies
69
Q

Noem 4 chirurgische opties voor de behandeling van uterus myomatosus

A
  • Hysteroscopische resectie → niet mogelijk bij grote afwijkingen
  • Emboliseren → myoom sterft af door verminderde bloedtoevoer, niet bij patiënten met kinderw
  • Myoomenucleatie
  • Uterusextirpatie → bij vrouwen zonder kinderwens
70
Q

Wat zijn de 3 theorieën voor het ontstaan van endometriose?

A
  • Transplantatie theorie (retrograde menstruatie)
  • Metaplastische theorie (embryogene cellen)
  • Metastaserings theorie (lymfatisch systeem)
71
Q

Waar is oppervlakkige endometriose gelokaliseerd?

A
  • Ovaria
  • Ligamenten sacrouterina
  • Cavum Douglasi
72
Q

Waar is diepe endometriose gelokaliseerd?

A
  • Darm
  • Blaas
  • ‘Frozen pelvis’
73
Q

Waar is endometriose buiten het bekken gelokaliseerd?

A

In het sectiolitteken

74
Q

Wat houden de verschillende stadia van endometriose in?

A

1: Minimaal
Enkele oppervlakkige ingegroeide plekken
2: Mild
Meer en diepere ingegroeide plekken
3: Matig
Veel diepe ingegroeide plekken
Kleine cysten op een of beide eierstokken
Aanwezigheid van filmachtige verklevingen
4: Ernstig
Veel diepe ingegroeide plekken
Grote cysten op een of beide eierstokken
Veel dichte verklevingen

75
Q

Wat zijn 4 medicamenteuze mogelijkheden voor de behandeling van endometriose?

A
  • Orale anticonceptie
  • Continu progestagenen
  • Aromatase remmer
  • GnRH analoog
  • Pijnmedicatie
76
Q

Wat is het doel van de medicamenteuze behandeling van endometriose?

A

De cyclus stoppen