Week 3 ZO's/VO's Flashcards

1
Q

Seksuele voorkeur bestaat uit meerdere dimensies. Welke drie dimensies wordt er in onderzoek meestal onderscheiden?

A

Seksueel gedrag (met wie heb je seks/een relatie), aantrekkingskracht( op wie val je) en identiteit (hoe noem jij jezelf).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Minderheidsstress is stress die voortkomt uit het ‘anders’ zijn. Wat is het verschil tussen minderheidsstress voor etnische minderheden en LHBT-jongeren?

A

Voor LHBT jongeren is het eigen gezin vaak de eerste plek waar ze geconfronteerd worden met hun ‘anders’ zijn. In tegenstelling tot etnische groeperingen die thuis vaak worden gesteund in hun minderheidspositie en voldoende identificatiemogelijkheden om zich heen hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem 5 niet-medicamenteuze anticonceptiemethoden

A
  1. Coïtus interruptus
  2. Pessarium
  3. Condoom
  4. Sterilisatie
  5. Periodieke onthouding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke 2 soorten hormonale anticonceptie bestaan er? Noem een aantal voorbeelden per soort

A
  1. Combinatiepreparaten van een oestrogeen en een progestageen
    - Orale combinatiering
    - Vaginale ring
    - Anticonceptiepleister
  2. Methoden met alleen progestageen
    - Orale pil met alleen progestageen
    - Prikpil
    - Subcutaan hormoonimplantaat
    - Hormoonspiraal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Op welke 3 manieren zorgt de combinatiepil voor een anticonceptieve werking?

A
  1. De vorming van FSH en LH worden geremd, waardoor de follikelrijping en ovulatie niet tot stand komen
  2. De opbouw van het endometrium verandert, waardoor de implantatie van een bevruchte eicel wordt bemoeilijkt
  3. De samenstelling van het cervixslijm verandert, waardoor een relatieve barrière voor spermatozoa ontstaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

In welke 4 generaties wordt de orale anticonceptiepil ingedeeld? Waarop is dit gebaseerd?

A

Het is gebaseerd op het type progestageen
1e generatie: Lynestrenol of norethisteron (niet meer in NL)
2e generatie: levonorgestrel
3e generatie: gestodeen of desogestrel
4e generatie: drospirenon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de belangrijkste ernstige bijwerkingen van de anticonceptiepil combinatiepreparaten?

A

Trombose, cervixcarcinoom, mammacarcinoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoezo is er bij anticonceptiepil combinatiepreparaten een verhoogd risico op trombose?

A

Dit komt doordat de progestagenen in wisselende mate het trombogene effect van de oestrogenen beïnvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

In het geval van arteriële trombose, wat zijn de belangrijkste aandoeningen waar een combinatiepil bij wordt afgeraden?

A

Doorgemaakt MI of CVA, migraine met aura icm roken en leeftijd >35 icm roken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

In het geval van veneuze trombose, wat zijn de belangrijkste aandoeningen waar een combinatiepil bij wordt afgeraden?

A

Doorgemaakte veneuze trombo-embolie en trombofilie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer is de minipil geïndiceerd?

A

Wanneer een vrouw een contra-indicatie heeft voor oestrogenen of wanneer ze eerder problemen heeft ervaren als gevolg van oestrogenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bij gebruik van welke soort middelen is er kans op vermindering van betrouwbaarheid van orale anticonceptiva?

A

Bij gebruik van enzyminducerende stoffen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de 2 meest belangrijke hormonen in de luteale fase?

A

Oestradiol en progesteron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de 2 meest belangrijke hormonen in de folliculaire fase?

A

FSH en oestradiol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de top 3 van meest voorkomende soa’s?

A
  1. Chlamydia
  2. Condolymata acuminata
  3. Herpes genitalis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Noem 5 risicogroepen voor de 5 meest voorkomende soa’s

A
  1. Mannen die seks hebben met mannen (MSM);
  2. Prostituees en prostituanten (contact in de afgelopen zes maanden);
  3. Personen afkomstig uit een soa-endemisch gebied (eerste en tweede generatie);
  4. Personen met veel wisselende contacten (drie of meer in de afgelopen zes maanden);
  5. Personen met een partner uit een van de voorgaande groepen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de eerste keuze behandeling bij chlamydia?

A

Azitromycine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de eerste keuze behandeling bij gonorroe?

A

Ceftriaxon 500mg im. eenmalig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Binnen hoe veel uur dient PEP gegeven te worden na onveilig seksueel contact?

A

Het liefst binnen 2 uur, maar uiterlijk binnen 72 uur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welk beleid volg je bij lues stadium II?

A

Twee Penidural-injecties eenmalig en VDRL-controle over 6 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Bij de 3 verschillende stadia van syfilis, welke partners van de afgelopen hoeveel maanden moeten worden gewaarschuwd?

A

Stadium 1: laatste 3 maanden
Stadium 2: laatste 6 maanden
Stadium 3/latent: laatste 12 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

In welke fase van de meiotische deling bevindt de onbevruchte oöcyt zich kort na de ovulatie?

A

In de blokkade van de metafase II.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke chromosoominhoud hoor bij het eerste vrouwelijke poollichaampje? En het tweede poollichaampje?

A

Poollichaampje 1: 1n 2c
Poollichaampje 2: 1n1c

24
Q

Hoeveel poollichaampjes heeft een onbevruchte eicel?

A

1

25
Q

Wat gebeurt er tijdens de acrosoomreactie?

A

Tijdens de acrosoomreactie bindt het bindine van de spermacel op de bindinereceptoren van de zona pellicoda, waardoor blaasjes met acrosomine afsnoeren. Acrosomine zorgt voor het lokaal oplossen va de zona pellucida, waardoor de zaadcel de eicel kan betreden.

26
Q

Wat gebeurt er tijdens de zonareactie?

A

Tijdens de zona reactie depolariseert de wand van de eicel, waardoor het calciumgehalte stijgt en de corticale lamina samensmelt met de eicel. Er gebeuren 3 dingen
1. Versteviging van de zona pellicuda
2. Verandering van de bindinereceptor waardoor zaadcellen niet meer kunnen binden
3. Afbreken van de bindinereceptoren op de zona pellucida

27
Q

Waar in het lichaam vindt de bevruchting plaats?

A

In de eileider (ampulla) of in het cavum douglasi.

28
Q

Wat is de ploïdie van de vrouwelijke pronucleus?

A

1n (haploïd) en 1 of 2 C (voor of na replicatie).

29
Q

Waar in het lichaam bevindt het embryo zich in het morula-stadium?

A

In de eileider (isthmus)

30
Q

Wat gebeurt tijdens compactie en wat is de rol van E-cadherine tijdens dit proces?

A

E-cadherine is betrokken bij compactie; het zorgt ervoor dat de cellen adherens junctions kunnen vormen. Zo komen ze dicht genoeg bij elkaar om ook tight junctions en gap junctions te vormen.

31
Q

Wat voor soort cel-cel verbindingen worden gevormd door E-cadherine?

A

Adherens junctions. Later worden ook gap junctions gevormd. Hierdoor kunnen stoffen van de ene cel naar de andere getransporteerd worden. Voor compactie is dit niet mogelijk.

32
Q

Waar in het lichaam bevindt het embryo zich in het blastula-stadium?

A

In de baarmoeder

33
Q

Op basis van welke informatie zou men kunnen vermoeden dat identieke tweelingen vaker ontstaan tijdens het blastocyststadium dan tijdens bijvoorbeeld het tweecellig stadium?

A

Op het feit dat de meeste monozygote tweelingen een gedeelde placenta en chorion hebben.

34
Q

Bij een dichorionic diamniotic tweeling, waar is de splitsing gebeurd?

A

Tijdens het morula stadium

35
Q

Bij een monochorionic diamniotic tweeling, wanneer is de splitsting gebeurd?

A

Tijdens het hatching

36
Q

Bij een monochorionic monoamniotic tweeling, wanneer is de splitsting gebeurd?

A

Tot 1 week na implantatie

37
Q

Wat is een morula?

A

Dat is het klompje cellen na de klievingsdelingen

38
Q

Wat is een blastula?

A

Dat is wanneer de blastula uit het glasvlies is gebarst

39
Q

Wat is de blastocoel?

A

Dit is de holte met vocht van de blastula

40
Q

Wat is de trofoblast?

A

Dit is de laag cellen die de buitenkant van de blastula vormt

41
Q

Wat is de embryoblast?

A

Dit is het klompje cellen dat aan het randje ligt van de blastula

42
Q

Wat voor structuren ontstaan uit de trofoblast? En uit de embryoblast?

A

Trofoblast: alleen extra-embryonale structuren
Embryoblast: het embryo en wat extra-embryonale structuren

43
Q

Wat is het verschil tussen contraceptie, anticonceptie en interceptie?

A

Contraceptie: het geheel aan maatregelen om en ongewenste zwangerschap of een zwangerschap teniet te doen
Anticonceptie: het verhinderen van de bevruchting
Interceptie: het opvangen, onderscheppen en dus voorkomen van innesteling na de bevruchting (dus post-coïtale contraceptie)

44
Q

Hoe werkt borstvoeding geven als anticonceptiemiddel?

A

Negatieve terugkoppeling van prolactine onderdrukt FSH en LH, ter hoogte van beide de hypothalamus en hypofyse. LAM = lactatieammenorroe

45
Q

Wat is de Billingsmethode?

A

Dit houdt in dat vrouwen aan de hand van de consistentie van hun vaginale afscheiding bepalen wanneer ze vruchtbaar zijn om zo niet zwanger te worden

46
Q

In welke situaties zou je natuurlijke anticonceptiemethoden adviseren?

A

Adviseren bij latente kinderwens, weinig geld of strenggelovigen

47
Q

Wat houdt double dutch in?

A

Condoomgebruik & hormonale anticonceptie

48
Q

Noem 2 medische redenen voor een IUD

A

endometriose, hevige menstruaties

49
Q

Noem een aantal contra-indicaties voor een IUD

A
  • Zwangerschap
  • Bloeding met onbekende oorzaak
  • Actieve infectie
  • Maligne aandoening genitalia
  • Uterus anomalie
50
Q

Wat doe je als bij verwijdering van een spiraal de draadjes afbreken?

A

Via hysteroscopie verwijdering

51
Q

Wat doe je als bij plaatsing van een spiraal een perforatie plaatsvindt?

A

Laparoscopische verwijdering

52
Q

Wat is een risico bij sterilisatie van de man?

A

Aanhoudende pijn bij ejaculatie

53
Q

Noem een nadeel van het gebruiken van een pessarium

A

Je moet het 8-10 uur van tevoren inbrengen, ook moet het goed aansluiten

54
Q

In welke week is het het ergste om een pil te vergeten?

A

In de eerste week na de stopweek, omdat je in de stopweek al je hypofyse-hypothalamus as de kans geeft om op te starten

55
Q

Wat is de regel van 7 van de pil?

A

Je moet minstens 7 dagen achter elkaar de pil zijn vergeten om het onbetrouwbaar de maken
Je moet na de vergeten pil minstens 7 dagen achter elkaar nemen om weer betrouwbaar te zijn

56
Q

Waarom wil je postpartum vrouwen geen hormonale anticonceptie geven?

A

Na bevalling zijn vrouwen hypertrombogeen, dus is er een grotere kans op trombose

57
Q
A