Week 2 ZO's/VO's Flashcards

1
Q

Noem 3 ziektes waarbij het van belang is dat ze ook worden doorbehandeld tijdens de zwangerschap

A
  1. Hypertensie
  2. Epilepsie
  3. Diabetes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarvoor wordt thalidomide hedendaags nog gebruikt?

A

Thalidomide is effectief bij lepra (o.m. gebruikt in Brazilië), en bij de behandeling van met AIDS samenhangende aften en ulcera. Het zou uiteraard niet door vrouwen in de vruchtbare leeftijd moeten worden gebruikt (hetgeen in Brazilië helaas wel het geval is geweest).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Tijdens welke periode in de zwangerschap is het teratogene risico het grootst?

A

Tijdens de organogenese (in het eerste trimester, na de blastocytvorming).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Op welke 2 manieren kunnen middelen teratogene effecten hebben?

A

Direct effect op de foetus (bijv. mutageen), of indirect via de moeder (bijv. via beïnvloeding van fysiologische en biochemische processen, zoals de doorbloeding van de placenta).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe kan het dat sommige teratogene stoffen (zoals DES) tot 3 generaties later nog effect kunnen hebben?

A

Wat betreft de DES-kleinkinderen kan gedacht worden aan effecten op de eicellen van de DES-dochters, die immers al in het eerste trimester ontwikkeld worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar hangt de placentapassage van een geneesmiddel van af?

A

Lipofiliteit, ionisatiegraad, molecuulgewicht (<600 gram/mol passeert de placenta), eiwitbinding, membraandikte van de placenta (neemt af tijdens de zwangerschap), metabolisme van geneesmiddelen in de placenta.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beschikt de foetus zelf over verdedigingsmechanismen om schadelijke stoffen af te breken/uit te scheiden? In hoeverre kunnen farmaca de bloed-hersenbarrière van de foetus passeren?

A

Nauwelijks: (lever)enzymsystemen zijn nog niet optimaal of zelfs afwezig, de nieren en hersenen zijn nog onderontwikkeld, en de bloed-hersenbarrière is veel permeabeler.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke veranderingen in de kinetiek van geneesmiddelen verwacht je bij zwangere vrouwen?

A

Het verdelingsvolume is veel groter, en dit geldt meestal ook voor de klaring.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zie je als gevolg bij drankgebruik aan het begin van de zwangerschap? En bij drankgebruik aan het einde van de zwangerschap?

A

Begin: foetaal alcohol syndroom
Einde: hersenschade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat voor schadelijke effecten kan coaïnegebruik tijdens de zwangerschap hebben?

A

Het zorgt voor minder doorbloeding van de uterus –> foetale hypoxie

De foetus kan het minder goed afbreken –> tachyardie, hypertensie, hypoxie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe behandel je een baby waarvan een moeder opiaten gebruikt?

A

De baby zal tijdelijk met opiaten (morfine, methadon, opiumtinctuur) behandeld moeten worden, en kan mogelijk daarnaast sederende middelen krijgen (bij voorkeur fenobarbital, en evt. diazepam).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke geneesmiddelen beïnvloeden de melkproductie? Wanneer worden deze gegeven?

A

De melkproductie staat onder invloed van prolactine, waarvan de release gestimuleerd wordt door oestrogenen en geremd door dopamine; dopamine agonisten kunnen worden toegepast bij een prolactinoom en ter onderdrukking van de postpartale lactatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De pH van de moedermelk is iets lager dan de pH van bloedplasma (7.0 vs. 7.4).

Wat zijn hiervan de gevolgen voor de concentratie van basische stoffen (zoals bijvoorbeeld erythromycine en bètablokkers) in de moedermelk?

A

Deze bereiken iets hogere concentraties in de moedermelk dan in bloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe verhouden zich de renale en hepatische klaring van geneesmiddelen bij pasgeborenen ten opzichte van volwassenen?

A

Nier- en leverfunctie zijn bij pasgeborenen nog onderontwikkeld: risico op ophoping van een geneesmiddel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke pijnstiller adviseer je aan zwangere vrouwen?

A

Paracetamol, in tegenstelling tot aspirine en andere ‘niet-steroïde anti-inflammatoire drugs’ (NSAIDs), kan veilig gebruikt worden tijdens de zwangerschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het gevaar van NSAIDs nemen tijdens de zwangerschap?

A

NSAIDS geven aanleiding tot bloedingen, remmen de weeënactiviteit en kunnen aanleiding geven tot doofheid bij de pasgeborene

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

vanaf hoe veel HCG in het bloed overweeg je een laparoscopie bij een extra-uteriene graviditeit?

A

1500 U/l

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is een molazwangerschap?

A

Een mola zwangerschap is een bijzondere vorm van een miskraam waarbij de villi (placentavlokken) hydropisch zijn gezwollen tot een gezwel van kleine blaasjes (cysten).

Een mola zwangerschap is een histologische diagnose, waarbij er hydropische villi en trofoblast hyperplasie met atypie gevonden worden. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen een complete en partiele mola.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe ontstaat mola hydatidosa?

A

Een mola zwangerschap ontstaat uit placenta vlokken: er is altijd een zwangerschap aan vooraf gegaan. Het wordt beschouwd als een bijzondere vorm van een miskraam waarbij er bij de conceptie een stoornis is opgetreden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn de belangrijkste symptomen bij een molazwangerschap? Wat kun je nog meer zien?

A

Belangrijkste 2: misselijkheid en vaginaal bloedverlies

Overig: anemie, hyperthyreoïdie, buikpijn, vergrote uterus en vergrote ovaria

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is een typisch echobeeld bij een molazwangerschap?

A

afwezigheid van een foetus, en afwisselend echodense en echolucente gebieden in de uterus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is de enige juiste behandeling bij een molazwangerschap?

A

Zuigcurretage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wanneer wordt er gesproken van een persisterende trofoblastwoekering?

A

Als na een molazwangerschap de hCG-concentratie in het bloed ondanks een vacuümcurettage niet vanzelf daalt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke symptomen verwacht je bij een persisterende trofoblastwoekering?

A

De symptomen zijn grotendeels dezelfde als bij een mola graviditeit: onregelmatig vaginaal bloedverlies en misselijkheid.

Wanneer er metastasen optreden, kunnen ook symptomen optreden die daaraan gerelateerd zijn, zoals dyspneu bij pulmonale metastasen, cerebrale uitval bij hersenmetastasen, intra-abdominale bloedingen bij metastasen in de abdominaal holte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is de behandeling van persisterende trofoblastwoekering?

A

Methotrexaat (MTX) kuren. Er wordt doorgegaan met de kuren tot het hCG genormaliseerd is; vanaf dat moment worden nog twee zekerheidskuren gegeven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is de definitie van low risk persisterende trofoblastziekte (GTN) ?

A

een plateau van het hCG in 4 opeenvolgende wekelijkse metingen gedurende 3 weken,

óf als er een stijging van het hCG is in 3 metingen gedurende 2 opeenvolgende weken.

bovendien dient 1 van de waarden buiten de P95 van de regressiecurve te vallen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wanneer is er sprake van hevig vaginaal bloedverlies?

A

In de richtlijnen wordt de grens van teveel bloedverlies bij 120 ml of meer per menstruatie gesteld.

28
Q

Wat is een (leio)myoom?

A

Een (leio)myoom (vleesboom) is een goedaardige bolvormige woekering van de gladde spier van de baarmoeder

29
Q

Welke 4 typen (leio)myomen zijn er?

A
  • submuceus: deze liggen onder het slijmvlies (endometrium);
  • intramuraal: deze liggen in de wand van de baarmoeder;
  • subsereus: deze liggen onder de buitenbekleding (serosa) van de baarmoeder;
  • gesteeld: deze liggen los van de baarmoeder maar zijn nog met een steel hieraan verbonden.
30
Q

Welk soort myoom is vaak oorzaak voor menstruatiestoornissen?

A

Een intracavitair myoom

31
Q

Welke arterie zorgt voor de bloedaanvoer naar een erectie?

A

de a. pudenda interna met als aftakking de arteria cavernosa

32
Q

Welke venen zorgen voor afvloed van bloed van een erectie?

A

venae emisseria die samenkomen in de vena dorsalis penis (het dorsale venencomplex voor de prostaat van Santorini) en via de venae cavernosa

33
Q

Welke neurotransmitter is primair betrokken bij het ontstaan van een erectie?

A

Stikstofoxide (NO)

34
Q

Hoe ontstaat een erectie?

A

Na stimulatie van de nervi cavernosa komt stikstofoxide vrij uit het endotheel van het corpus cavernosum en veroorzaakt een vasodilatatie van de caverneuze arteriën en de aftakkende arteriae helicinae. Tevens treedt een relaxatie op van de gladde spiercellen die de caverneuze ruimten (sinussen) omgeven en vullen de sinussen zich met bloed. Dit proces leidt tot zwelling van de penis (tumescentie) en tot intra-caverneuze drukverhoging. Als gevolg hiervan worden de veneuze verbindingen (emissaire venen) gecomprimeerd tussen de uitgezette wanden van de sinussen en de relatief stugge, niet meegevende tunica albuginea. Dit leidt tot een afname van de veneuze afvoer met stijfheid (rigiditeit) als gevolg. Verdere rigiditeit wordt verkregen door ritmische contracties van de somatisch geïnnerveerde bekkenbodemspieren musculus bulbocavernosus en ischiocavernosus, met als gevolg een verdere drukstijging in het corpus cavernosum. Deze ritmische contracties spelen ook een rol bij de emissie van semen uit de urethra.

35
Q

Welk hormoon zorgt voor het verdwijnen van de erectie en welk deel van het autonome zenuwstelsel is hierbij betrokken?

A

Detumescentie (verslapping) treedt op door (adrenerge) vasoconstrictie en tonusverhoging van de gladde spiercellen van het corpus cavernosum. Adrenaline is de neurotransmittor, behorende bij het sympatische zenuwstelsel.

36
Q

Werkt testosteron in het brein of in de penis? Of allebei? Verklaar waarom mannen met lage testosteronspiegels toch wel erecties kunnen krijgen.

A

Testosteron werkt zowel in de hersenen (Libido) als in het zwellichaam van de penis (o.a. de vorming van stikstofoxide synthetase). Reflexerecties zijn relatief testosteron onafhankelijk en ontstaan via stimulatie van de penis en afferente impulsen via de nervus pudendus.

37
Q

Wanneer heeft een vrouw de meeste follikels?

A

Tijdens het foetale stadium

38
Q

Hoe kun je een secundaire follikel herkennen?

A

Als je een antrum ziet

39
Q

Hoe noem je het follikel wat wordt uitgekozen om de ovulatie op gang te brengen?

A

Een Graafs follikel

40
Q

Hoe herken je een Graafs follikel?

A

De eicel, omgeven door granulosa cellen, ligt op een heuveltje (cumulus oophorus) in het antrum.

De follikel ligt perifeer en drukt op het oppervla van het ovarium

Rondom de follikel (buiten de laag granulosa cellen) heeft het stroma (bindweefsel) zich rondom de follikel in twee lagen gerangschikt. De binnenste laag wordt theca interna genoemd, de buitenste theca externa.

41
Q

Welke veranderingen in de follikel vinden tijdens de rijping plaats? (5 stadia)

A
  1. De oöcyt wordt steeds groter.
  2. Er wordt een zona pellucida gevormd op de grens van oöcyt en granulosa cellen;
  3. De granulosa cellen prolifereren verder en vormen meer lagen;
  4. Tussen de granulosa cellen vindt vloeistofophoping plaats (er ontstaan ruimten: antra), eerst in verspreid liggende gebiedjes (secundaire of antrale follikel);
  5. De antra raken met elkaar verbonden en vrijwel de gehele holte van de follikel wordt met vocht gevuld. De eicel blijft door granulosa cellen omgeven, maar komt aan een kant van de nu grote holte te liggen. De follikel is nu uitgerijpt tot Graafse follikel.
42
Q

Wat is een corpus albicans?

A

Dit gebeurt wanneer het corpus luteum gaat degenereren en verbindweefseling optreedt, dit gebeurt wanneer er geen bevruchting plaatsvindt

43
Q

Wat is een atretisch follikel? Welke verschijnselen wijzen op atresie?

A

Atretische follikel: Per definitie geldt de term atresie alleen voor degeneratie van zich nog ontwikkelende follikels.

De volgende verschijnselen wijzen op atresie:
- Loslaten van de laag granulosa cellen van de theca interna;
- Pyknotische kernen in de laag granulosacellen;
- Pyknotische granulosa cellen in het antrum;
- Aanwezigheid van fibroblasten te midden van de granulosacellen;
- En tot slot bindweefsel vorming op de plaats waar de atretische follikel zich bevond.

44
Q

Welke cellen vind je in het corpus luteum?

A
  • Geluteïneseerde granulosacellen: groter dan granulosecellen in Graafse follikel. De cel bevat veel cytosol, een eosinofiel cytoplasma, de kern is groot en heeft een prominente nucleus
  • Geluteïneseerde thecacellen: deze thecacellen zijn ronder dan de thecacellen in het Graafse follikel. Ze zijn kleiner dan de granulosecellen en bevatten eosinofiel cytosol. Ze produceren progesteron.
45
Q

Wat kenmerkt een primordiaal follikel?

A

Ee kleine primaire oöcyt is omgeven door één laag platte follikel cellen. Bij rijping van de follikel worden deze cellen ronder en differentiëren uit tot granulosa cellen.

46
Q

Wat kenmerkt een primair follikel?

A

De primaire oöcyt is omgeven door één of meerdere lagen van kubische granulosa cellen. (meerdere lagen granulosacellen ontstaan door proliferatie)

47
Q

Wat kenmerkt een secundair follikel?

A

Vochtcollecties vormen zich tussen de granulosacellen, uiteindelijk vormt er een ruimte met vocht: het antrum.

48
Q

Welk hormoon wordt door de theca luteinecellen geproduceerd?

A

Androgenen en progesteron

49
Q

Welk hormoon wordt door de granulosa luteine cellen geproduceerd?

A

Met name progesteron

50
Q

Welk hormoon werkt in op de theca interna cellen?

A

LH

51
Q

Welk hormoon wordt door de theca cellen geproduceerd?

A

Androsteendion

52
Q

Welk functioneel nut heeft de combinatie van kliercellen en trilhaarcellen in de wand van de tuba?

A

Kliercellen zorgen voor voeding van de eicel en de trilharen voor voortstuwing van de eicel

53
Q

Hoe herken je op een coupe waar je in de tuba zit?

A

Hoe dichter je bij het ovarium bent, hoe meer plooiing je ziet, dit is voor contact met de eicel en voeding. Dichter bij de uterus is de plooiing nog wel aanwezig, maar minder uitgebreid.

54
Q

Wat is de functie van het basale endometrium?

A

Basale endometrium is niet gevoelig voor hormonen en doet niet mee aan de cyclus. Deze wordt niet afgestoten en vanuit hier wordt elke cyclus het endometirum opgebouwd.

55
Q

Welke lagen kun je van buiten naar binnen herkennen van het endometrium?

A
  • De dunneserosaom het myometrium, met de bekledende laag mesotheel;
  • Het myometrium.
  • Het endometrium met cylindrisch epitheel en stroma, waarin zich tubulaire klieren bevinden; de grens van endometrium en myometrium is in de proliferatie fase niet scherp afgetekend. Identificeer delingsfiguren in de epitheelcellen.
56
Q

Hoe herken je het verschil tussen het begin en het einde van de secretiefase van het endometrium?

A

Begin: secreet nog niet in lumen
Einde: secreet in lumen

57
Q

Welke hormonen worden er tijdens de proliferatiefase van het endometrium door de ovaria geproduceerd?

A

Progesteron en inhibine

58
Q

Noem 6 verschillen tussen de proliferatie- en de secretiefase van het endometrium

A
  1. De tubuli zijn in de secretiefase en hebben een sterk gekartelde wand (zijn ook wel zaagtandklieren)
  2. Er vormt een dikkere laag endometrium
  3. Cellen zijn niet meer in mitose (delingsfiguren zijn erg kenmerkend voor de proliferatiefase)
  4. Het naar het lumen gekeerde oppervlak van de epitheelcellen in heel onregelmatig
  5. De stromale cellen liggen losser
  6. Secretiefase neemt toe door celuitrijping
59
Q

Waar zijn de meeste (pre)maligne laesies van de cervix te zien?

A

In de overgang van de endo- naar ectocervix, het HPV-infectie nestelt zich graag hier

60
Q

Waar is de ectocervix mee bekleed?

A

Plaveiselepitheel

61
Q

Hoe ontstaat de menstruatie?

A

De spiraalarteriën in het functionele gedeelte van het endometrium contraheren. Hierdoor ontstaat een ischemische necrose, hierdoor gaat de vaatwand kapot en ontstaat een bloeding

62
Q

Welke 2 soorten carcinomen kunnen in de cervix ontstaan?

A
  • Plaveiselcelcarcinoom - deze ontstaat uit de plaveiselcellen
  • Adenocarcinoom - ontstaat uit cilindrisch epitheel van endocervix
63
Q

Wat is de hormonale reden voor het uitblijven van de cyclus bij vrouwen met ondergewicht/extreme stress?

A

GnRH wordt niet meer geproduceerd

64
Q

Hoe vaak ligt de oorzaak van fertiliteitsproblemen bij de man, hoe vaak bij de vrouw en hoe vaak bij beid?

A

1/3 voor elk

65
Q
A