Week 3 colleges Flashcards

1
Q

Noem 5 mogelijke redenen waarom alle artsen van seks af moeten weten

A
  1. Ziekte of handicap kan seksuele disfuncties of problemen geven
  2. Seksuele klachten zijn soms symptomen van ziekte
  3. Seksuele problemen zijn soms met medicijnen of operatie te behandelen
  4. Seksuele problemen kunnen gevolg zijn van medisch handelen
  5. Een fijn seksleven is gezond: betere prognoses, goede preventie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zegt de psychosomatische cirkel van seks van Bancroft?

A

Dat tactiele stimuli zorgen voor perifere en genitale opwinding. Het limbische systeem koppelt een oordeel aan de stimulus (fijn, niet fijn). Perifere en genitale opwinding zorgen voor bewustwording van de respons, dit zorgt voor cognitie. Uiteindelijk zorgen het ruggenmerg en limbische systeem samen voor een orgasme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn 3 voorwaarden voor het op gang komen van een seksueel proces?

A
  • Aanwezigheid intact seksueel systeem (zowel externe anatomie als sensibiliteit)
  • Stimulus met seksuele betekenis
  • Mogelijkheid tot seksuele activiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zegt het incentive motivation model over seks?

A

Dat zin in seks wordt bepaald door de context, communicatie tussen partners en externe of interne prikkels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is wereldwijd de meest gebruikte anticonceptiemethode bij vrouwen?

A

Sterilisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat beschrijft de Pearl-index?

A

De betrouwbaarheid van een anticonceptiemethode. Het is het aantal zwangerschappen per 100 gebruikersjaren (100 vrouwen die gemiddeld 12 cycli gebruiken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de 2 hoofdeffecten van hormonale anticonceptie en door werk component gebeuren deze?

A
  • Follikelontwikkeling en ovulatie verhinderen (onderdrukken LH piek, mn door progestagene component)
  • Onderdrukken follikelontwikkeling door FSH stijging te voorkomen (door progestagene én oestrogene component)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Benoem de 3 nevenwerkingen van hormonale anticonceptiemethoden (die ook bijdragen aan de anticonceptieve werking) en het component waardoor dit gebeurt

A

Dit wordt door het progestagene component veroorzaakt.

  • Transformatie van endometrium (ontregelen proliferatie/differentiatieproces)
  • Veranderingen in cervicaal slijmproductie
  • Beïnvloeding tubamotoriek/peristaltiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarom kun je bij gebruik van de pil soms androgene effecten ervaren?

A

Omdat het progestageen is afgeleid van nor-testosteron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarom is oestrogeen aan de pil toegevoegd?

A

Dit zorgt voor stabilisatie van het endometrium, waardoor er minder doorbraakbloedingen zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Noem 4 voordelen van hormonale anticonceptie

A
  • Cyclusregulatie
  • Minder bloedverlies en dysmenorroe
  • Minder androgeen effect
  • Minder endometriumca & ovariumca
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoezo zorgt hormonale anticonceptie voor minder androgeen effect?

A

De lever maakt meer SHBG, hierdoor worden androgenen weggevangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem 3 nadelen van hormonale anticonceptie en de orzaak hiervan

A
  • Tromboserisico verhoogd
    • Door oestrogeen component, hierdoor verhoging stollingsfactoren zoals V, VIII, X en fibrinogeen.
  • Cardio-vasculaire aandoeningen risico mogelijk verhoogd
    • Lager oestrogeengehalte
  • Cerebrovasculaire accidenten
    • Arteriële trombose geassocieerd met oestrogene component, wel heel zeldzaam
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem 3 soorten kanker waar hormonale anticonceptie een invloed op het ontstaan ervan heeft, ene wat de invloed is

A
  • Mammaca licht verhoogd (OR 1.1-1.3), mn bij jonge gebruikers. Effect verdwijnt na staken
    • Bij BRCRA mutatie: onzeker, nog te weinig data. OAC lijkt wel tegen ovariumca te beschermen, maar mammaca onduidelijk
  • Ovariumca en endometriumca: significant beschermend effect
  • Benigne leverafwijkingen en hepatocellulairca: lijkt verhoogd, echter waarschijnlijk door de 1e generatie OAC
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem 5 regelmatig ervaren effecten door het gebruik van de pil

A
  • Hoofdpijn
    • Voor spanningshoofdpijn, bij starters door oestrogene onttrekking en bij langere gebruikers rond stopweek
    • Echter oppassen bij migraine met aura! → CVA risico
  • Onregelmatige bloedingen
    • Spotting, door verminderd oestrogenen
  • Libidovermindering
    • Eerder door stress en angst
  • Stemmingswisseling
    • PMS: onttrekking progesteron en/of oestrogeen.
    • Als dit onafhankelijk van stopweek is: relaties oestrogeen rijkere en/of progesteron armere pil geven
  • Gewichtstoename
    • Niet evidence based
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Noem 5 contra-indicaties voor hormonale anticonceptie

A
  • Trombose in VG of trombofilie
  • Cardiovasculaire aandoeningen
  • Ischemic stroke
  • Leveraandoeningen (benigne adenomen, cirrhose)
  • Mammaca, gyn. maligniteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is een groot voordeel aan de minipil?

A

Je kunt het gebruiken tijdens de bosrtvoeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe werkt een implanon?

A

Deze geeft alleen progestageen af, hierdoor onderdrukt het met name de ovulatie (LH piek), en minder de follikelgroei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe werkt de prikpil?

A

Het onderdrukt de ovariële werking volledig, hierdoor vaker doorbraakbloedingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is het doel van een morning-after pil? Hoe wordt dit bewerkstelligd?

A

Het doel is het verhinderen van de ovulatie door hormonale onderdrukking van de LH piek, en ook het verhinderen van innesteling van het embryo.

Dit gebeurt door ene hoge dosis progestagenen: dit onderdrukt LH en verstoort het ‘implantaie window’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Noem 3 vormen van hormonale anticonceptie in nood

A
  1. Levonorgestrel -> onderdrukking LH piek
  2. Ulipristal (progesteron receptor modulator) -> onderdrukking LH piek + beïnvloeding endometrium
  3. IUD -> beïnvloeding endometrium
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Noem een nadeel van de minipil

A

Er is een kleine window waarin het kan worden ingenomen (3-6 uur), bij vergeten kan de FSH-waarde al te snel gaan stijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Noem 3 redenen voor een verminderd libido na de menopauze

A
  1. Verlaging androgenen
  2. Verlaging oestrogenen
  3. Veranderingen in oestrogenen -> opvliegers en andere overgangsklachten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Noem een aantal voorwaarden voor een gezonde seksuele ontwikkeling

A
  1. Intacte seksuele anatomie/endocrinologie
  2. Intact brein
  3. Overeenkomend fenotypisch geslacht en genderidentiteit
  4. Affectrijk pedagogisch klimaat
  5. Positief voorbeeldgedrag tav relationeel gedrag
  6. Positieve boodschappen tav seksualiteit in informeel en formeel ‘curriculum’
  7. Mogelijkheid tot leeftijdsspecifiek consensueel ‘sexual rehearsal play’
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Hoe kan het opgroeien als gehandicapt kind seksuele ontwikkeling beïnvloeden?

A
  • Andere sociale ontwikkeling
  • Verzorgd worden
  • Self lijf niet kunnen ontdekken
  • Berschermd opgevoed
  • Risico misbruik
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat maakt het dat na de partus vrouwen minder seks (willen) hebben?

A

Een laag oestrogeen zorgt voor atrofie en een laag androgeengehalte zorgt voor minder opwindbaarheid en zin. Ook is de ingang van de vagina minder strak, wat de beleving minder intens laat zijn

27
Q

Wat gebeurt er met de zin in seks, coïtusfrequentie, fysiologische opwinding, pijn en angst bij vrouwen in het 1e trimester?

A

Zin: daalt door fysiek ongemak
Coïtusfrequentie: daalt
Fysiologische opwinding: er is continue doorbloeding van het bekken
Pijn: aan de borsten bij opwinding
Angst: beschadiging van vrucht/miskraam

28
Q

Wat gebeurt er met de zin in seks, coïtusfrequentie, fysiologische opwinding, pijn, het orgasme en resolutie bij vrouwen in het 2e trimester?

A

Zin: normaliseert weer
Coïtusfrequentie: normaliseert weer
Fysiologische opwinding: het bekken is continu doorbloed
Pijn: bij opwinding zonder orgasme
Orgasme: gaat makkelijker (50%)
Resolutie: is niet meer volledig, gaan langzamer

29
Q

Wat gebeurt er met de zin in seks, coïtusfrequentie, pijn, angst en orgasme bij vrouwen in het 3e trimester?

A

Zin: daalt
Coïtusfrequentie: daalt
Pijn: bij orgasme kunnen vrouwen een ‘wee’ voelen
Angst: angst voor veroorzaken bevalling
Orgasme: doet pijn

30
Q

Welke rol spelen androgenen bij de seks?

A

Ze hebben een faciliterende rol. Bij een seksuele prikkel is er eerder een seksuele betekenis, en het maakt de genitalia en het brein klaar voor seks. Het is geen absolute factor, afwezigheid maakt het moeilijker maar niet onmogelijk

31
Q

Wat is de functie van oestrogenen tijdens seks?

A

De kwaliteit van de huid van de vagina daalt. Er is geen invloed op de lubricatie.

32
Q

Waarom moet een vrouw tijdens de menopauze regelmatig seksuele stimulatie hebben?

A

De minste verandering in opwinding en resolutie vindt plaats bij het regelmatig doorlopen van de seksuele respons

33
Q

Welke 3 onderdelen van de menopauze hebben invloed op de zin in seks?

A
  1. Verlaging androgenen -> minder zin
  2. Verlaging E zorgt voor minder SHBG -> meer androgenen -> meer zin in seks
  3. Veranderingen in E -> overgangsklachten -> minder zin in seks
34
Q

Welke invloeden heeft het dalende testosterongehalte op seksuele beeving van mannen?

A
  • Meer tijd en stimulatie nodig tot opwinding, erectie en ejaculatie
  • Refractaire periode wordt langer
35
Q

Wat zijn de 4 beste predictoren voor seskuele satisfactie bij het ouder worden?

A
  1. Geestelijke en fysieke gezondheid
  2. Seksueel actief blijven
  3. Positieve attitude tov seksualiteit
  4. Het hebben van een partner
36
Q

Waarom ervaren oudere mensen meer seksueel plezier?

A

Er is minder prestatiedruk en de remmingen verminderen (geen angst zwangerschap, vrijer omgaan met lichaam)

37
Q

Wat zijn 3 voorwaarden voor de classificatie van een seksuele dysfunctie?

A
  1. Adequate stimulatie
  2. De dysfunctie moet >6 maanden aanwezig zijn
  3. Er moet lijdensdruk zijn
38
Q

Noem 4 problemen die kunnen optreden tijdens de seksuele opwindingsfase

A
  • Lubricatieverlies
  • Erectiele dysfunctie
  • Dyspareunie
  • Vaginisme
39
Q

Noem 4 problemen die kunnen optreden tijdens de orgasmefase

A
  • Anorgasmie
    • Aspermie: an-/retrograde ejaculatie
    • Premature/vertraagde ejaculatie
    • Climacturie
  • Herstel
40
Q

Noem 4 problemen die kunnen optreden tijdens de herstelfase

A
  • Dissatisfactie
    • Pijn, dispareunie
    • Priapisme
    • Persistant sexual arousal disorder (PSAD)
41
Q

Wat is een vereiste voor viagra?

A

Het kunnen krijgen van een erectie, het houdt namelijk alleen een erectie langer in stand

42
Q

Wat is peyronie?

A

Hierbij ontstaat littekenweefsel, waardoor de zwellichamen niet recht worden maar de penis kromt

43
Q

Wat zijn de voornaamste klachten bij m. peyronie?

A
  1. Peniele kromstand
  2. Pijn in erectie
  3. Pijn bij coitus
44
Q

Hoe ontstaat m. peyronie?

A
  1. Verhoogd fibrinogeen
  2. Lokale inflammatie
  3. Myofibroblast differentiatie
  4. Depositie van excessief collageen
45
Q

Wat zijn de 5 meest gevoelige groepen voor SOA’s?

A
  • Mannen die seks hebben met mannen (MSM)
  • Sekswerkers en klanten (contact in de afgelopen 6 maanden)
  • Personen afkomstig uit een soa-endemisch gebied (eerste en tweede generatie)
  • Personen met veel wisselende seksuele contacten (≥ 3 in de
    afgelopen 6 maanden)
  • Personen met een partner uit 1 van de voorgaande groepen
  • Seksueel actieve jongeren < 25 jaar die niet tot deze
    hoogrisicogroepen behoren hebben een verhoogd risico op een chlamydia-infectie, maar niet op gonorroe, syfilis, hepatitis B en HIV

(transgender mensen en mensen in gesloten groepen)

46
Q

Wat zijn de 3 categorieën van SOA’s?

A
  • Bacterieel (CT, NG, syfilis)
  • Viraal (HSV, HBV, HPV, HIV)
  • Parasitair (scabiës, pediculosis pubis)
47
Q

Wat zijn de top 3 SOA’s?

A
  1. Chlamydia trachomatis
  2. Condolymata acuminata
  3. Herpes genitalis
48
Q

Welke mensen zijn het meest gevoelig voor het oplopen van chlamydia?

A

Jongeren <25 jaar, grote steden

49
Q

Welke mensen zijn het meest gevoelig voor het oplopen van gonorroe?

50
Q

Welke mensen zijn het meest gevoelig voor het oplopen van syfilis?

51
Q

Welke mensen zijn het meest gevoelig voor het oplopen van HIV?

A

MSM, mensen uit Afrika

52
Q

Op welke 3 plekken kun je chlamydia krijgen?

A
  • Urogenitale infecties en conjunctivitis - serotypes D, E, F, G, H, I, J en K;
  • Trachoom - serotypes A, B en C;
  • Lymphogranuloma venereum - Serotypes L1, L2 en L3
53
Q

Welke medicatie geef je als therapie voor chlamydia?

A

Doxycycline

54
Q

Welke HPV soorten veroorzaken genitale wratten (condylomen)?

A

HPV 6 en 11

55
Q

Door welke types herpes simplex wordt herpes genitalis veroorzaakt?

A

Herpes type I (20%) en herpes type II (80%)

56
Q

Hoe behandel je herpes genitalis?

A

Met valaciclovir

57
Q

Hoe kan hepatitis B worden overgegeven?

A

Seks, bloed, transfusie, zwangerschap

58
Q

Waardoor wordt syfilis veroorzaakt?

A

Door een spirochete bacterie (treponema pallidum)

59
Q

Wat kenmerkt stadium I, II en III van syfilis?

A

I: pijnloos ulcus, lymfeklierzwelling
II: roseolen, exantheem, haaruitval, wratachtige afwijkingen (condylomata lata), algemene ziekteverschijnselen
III: gummata, neurosyfilis, vasculaire syfilis

60
Q

Hoe behandel je syfilis stadium I?

A

Benzathinebenzylpenicilline

61
Q

Hoe behandel je syfilis als mensen allercisch zijn voor penicilline?

A

Met doxycycline

62
Q

Hoe behandel je syfilis bij zwangeren en in stadium II/III?

A

Benzathinebenzylpenicilline

63
Q

Hoe behandel je HIV?