Week 7 - Het onderzoek ter terechtzitting en het bewijsrecht (7.2) Flashcards

1
Q

Wat komt er tussen het requisitoir van de OvJ (art. 311 lid 1 Sv.) en de pleidooi (art. 311 lid 2 Sv.)?

A

Daartussen zit nog de toelichting van de vordering door de benadeelde partij (art. 334 lid 3 Sv.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat komt er na het laatste woord (art. 311 lid 4 Sv.)?

A

Dan volgt de geslotenverklaring van het onderzoek (art. 345 lid 1 Sv.) en de bepaling van het moment van de uitspraak (art. 345 lid 1 Sv.) (eindiging procedure van het onderzoek ter terechtzitting)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Na de procedure van het onderzoek ter terechtzitting komt de beraadslaging op grond van art. 348 en 350 Sv. Wat gebeurt hier?

A

Bij de beraadslaging wordt een oordeel over de schuld van de gedachte gevormd en wordt er, indien nodig, een passende straf vastgesteld (zie art. 348 en 350 Sv. voor de vragen die worden gesteld)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat gebeurt er indien de voorvragen (formele vragen) van art. 348 Sv. allemaal positief worden beantwoord?

A

Bij een positieve beantwoording op de voorvragen (formele vragen) van art. 348 Sv. vindt er een beslissing plaats op grond van de hoofdvragen (materiële vragen) (art. 358 lid 2 Sv.), waarbij de beslissing in het vonnis niet hoeft te worden gemotiveerd

Na de vragen van art. 348 Sv. ga je dus naar de vragen van art. 350 Sv.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat gebeurt er indien er bij de voorvragen (formele vragen) van art. 348 Sv. een negatieve beantwoording plaatsvindt

A

Bij een negatieve beantwoording op de voorvragen (formele vragen) van art. 348 Sv. volgt er een formele uitspraak (art. 349 lid 1 Sv.) (einduitspraak) en die beslissing moet expliciet in het vonnis worden neergelegd en uitgelegd (art. 358 lid 1 Sv.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Beslissingen worden beslist op grond van art. 358 Sv. en gemotiveerd op grond van art. 359 Sv. Geef 3 functies van de motivering

A

Motivering zorgt voor:
- Explicatie: een nadere uitleg aan de beslissingen in het vonnis
- Controle: hogere rechters hebben de mogelijkheid na te gaan hoe de lagere rechter tot zijn beslissing is gekomen
- Inscherping: rechters worden gedwongen nog eens goed na te denken over de beslissing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat gebeurt er na de beraadslaging?

A

Dan wordt het vonnis uitgesproken (art. 362 lid 1 Sv.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem 6 kenmerken van het Nederlandse bewijsstelsel

A

Kenmerken van Nederlandse bewijsstelsel:
- Het is een negatief-wettelijk bewijsstelsel
- Aantal wettige bewijsmiddelen is limitatief
- Bewijsminima (er zijn minimaal 2 bewijsgronden nodig)
- Rechterlijke overtuiging (rechter moet overtuigd zijn dat verdachte het strafbare feit heeft begaan)
- Bewijsmateriaal moet p de zitting aan de orde zijn geweest
- Vrije selectie en waardering van bewijs (rechter mag zelf beslissen welk bewijs hij meeneemt in zijn beslissing en hoeveel waarde hij hieraan toekent)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Leg uit waar een negatief-wettelijk bewijsstelsel op ziet

A

Een negatief-wettelijk bewijsstelsel ziet erop dat de rechter gebonden is aan de in de wet opgesomde bewijsmiddelen, waarbij de rechter op grond van die bewijsmiddelen overtuigd moet zijn dat de verdachte het hem ten laste gelegde heeft begaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Leg uit waar een positief-wettelijk bewijsstelsel op ziet

A

Een positief-wettelijk bewijsstelsel ziet erop dat de rechter gebonden is aan de in de wet opgesomde bewijsmiddelen, waarbij de rechter een veroordeling moet uitspreken bij een bepaalde hoeveelheid bewijs (wordt niet meer toegepast)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly