Week 5 - Verdachte en verhoor (5.3) Flashcards
Leg uit waar in de wet het Nemo tenetur-beginsel ten grondslag staat
Nemo-tenetur beginsel staat ten grondslag in art. 29 Sv.:
- Zwijgrecht en pressieverbod door de rechter (art. 29 lid 1 Sv.)
- Verlening van cautie (zwijgrecht) door de verdachte (art. 29 lid 2 Sv.)
Leg uit wat het formele aspect en het materiële aspect van het verhoor inhoudt
- Formele aspect is de directe confrontatie tussen de opsporingsambtenaar en de verdachte
- Materiële aspect is de betrokkenheid van de verdachte bij en strafbaar feit
Noem 2 gevallen waarin cautie wordt verleend
Cautie wordt verleend in het geval van:
- Verhoor
- Als iemand als verdachte wordt aangemerkt
Waar ziet het consultatierecht op?
Consultatierecht ziet erop dat de verdachte voorafgaand zijn eerste verhoor het recht heeft om een advocaat te raadplegen
Waar ziet het recht op verhoorbijstand op?
Recht op verhoorbijstand ziet erop dat een verdachte het recht op bijstand van een advocaat heeft
Geef 3 voorbeelden van pressie die niet mag worden uitgeoefend door een rechter (art. 29 lid 1 Sv.)
Voorbeelden van pressie:
- Uiten van bedreigingen
- Misleiden van de verdachte
- Uitspreken van beloften over de te eisen straf in ruil voor bekentenis
Waar in de wet staan de criteria waar iemand aan moet worden voldoen om als verdachte te worden aangemerkt?
Criteria om iemand als verdachte aan te stellen staan in art. 27 lid 1 Sv.