Week 5 - Verdachte en verhoor (5.3) Flashcards

1
Q

Leg uit waar in de wet het Nemo tenetur-beginsel ten grondslag staat

A

Nemo-tenetur beginsel staat ten grondslag in art. 29 Sv.:
- Zwijgrecht en pressieverbod door de rechter (art. 29 lid 1 Sv.)
- Verlening van cautie (zwijgrecht) door de verdachte (art. 29 lid 2 Sv.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Leg uit wat het formele aspect en het materiële aspect van het verhoor inhoudt

A
  • Formele aspect is de directe confrontatie tussen de opsporingsambtenaar en de verdachte
  • Materiële aspect is de betrokkenheid van de verdachte bij en strafbaar feit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem 2 gevallen waarin cautie wordt verleend

A

Cautie wordt verleend in het geval van:
- Verhoor
- Als iemand als verdachte wordt aangemerkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar ziet het consultatierecht op?

A

Consultatierecht ziet erop dat de verdachte voorafgaand zijn eerste verhoor het recht heeft om een advocaat te raadplegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar ziet het recht op verhoorbijstand op?

A

Recht op verhoorbijstand ziet erop dat een verdachte het recht op bijstand van een advocaat heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Geef 3 voorbeelden van pressie die niet mag worden uitgeoefend door een rechter (art. 29 lid 1 Sv.)

A

Voorbeelden van pressie:
- Uiten van bedreigingen
- Misleiden van de verdachte
- Uitspreken van beloften over de te eisen straf in ruil voor bekentenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar in de wet staan de criteria waar iemand aan moet worden voldoen om als verdachte te worden aangemerkt?

A

Criteria om iemand als verdachte aan te stellen staan in art. 27 lid 1 Sv.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly