Week 6 ZO's/VO's Flashcards

1
Q

Welk verschil tussen tumorcellen en gewone lichaamscellen wordt meestal gebruikt om tumorcellen selectief te doden?

A

Tumorcellen delen veel en hebben een lange S fase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het werkingsmechanisme van de meeste mitoseremmers?

A

Ze grijpen in op tubuline polymerisatie, dus op de vorming of stabiliteit van microtubuli, die nodig zijn voor het goede verloop van de mitose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke weefsels bepalen voornamelijk de acute toxiciteit bij chemotherapie?

A

Snel delende weefsels: darmen, haar en cellen van het hemopoietisch systeem (vandaar misselijkheid, haaruitval en anemie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Leg uit waarom we meestal de maximaal te tolereren dosis chemotherapeuticum geven en niet beginnen met een (minder toxische) lagere dosering.

A

Om resistentie te voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het voordeel van combinatiechemotherapie?

A

Dan kan minder snel resistentie ontstaan door mutatie of amplificatie van het targetgen, omdat er dan meerdere targetgenen tegelijk zouden moeten muteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe ontstaat multidrug resistentie en waarom is dat zo’n groot probleem?

A

Door verhoogde expressie van eiwitten die een grote verscheidenheid aan chemotherapeutica (en andere toxische stoffen) uit de cel pompen, bijvoorbeeld mdr eiwitten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de twee belangrijkste redenen voor het bestaan van klinische resistentie zonder dat in de tumorcellen een verandering op het niveau van DNA heeft plaatsgevonden?

A
  1. De locatie van de tumor kan slecht bereikbaar zijn voor het chemotherapeuticum (bijvoorbeeld in de hersenen of het binnenste van een grote solide tumor).
  2. Verder is de tumor vaak heterogeen en bevat ook niet-delende cellen, die daardoor niet gevoelig kunnen zijn voor het chemotherapeuticum.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat betekent het als een testistumor in combinatie met een verhoogd AFP bestaat?

A

Een testistumor in combinatie met een sterk verhoogd AFP kan nooit een puur seminoom zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de minimale Karnofskyscore voor een behandeling met chemotherapie?

A

70% of meer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat houdt GTV (Gross Tumor Volume) in?

A

Palpabele of zichtbare tumor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat houdt CTV (Clinical Target Volume) in?

A

GTV + marge voor microscopische uitbereiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat houdt PTV (Planning Target Volume) in?

A

CTV + marge om het CTV adequaat te bestralen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat geeft de Tumor Control Probability (TCP) weer?

A

De kans op tumorcontrole weer, met op de Y-as de kans op controle en op de X-as de benodigde hoeveelheid Gy om dit te bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat geeft de Normal Tissue Complication Probability (NTCP) weer?

A

De kans op weefselschade van normaal weefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat geeft het verschil tussen de TCP en de NTCP weer?

A

De therapeutische breedte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat geeft de Procentuele Diepte Dosis (PDD) weer?

A

Op de X-as zie je de diepte staan, op de Y-as staat de dosis in procenten weergegeven. Hieruit kun je bepalen waar de dosis maximaal is.

17
Q

Waaruit bestaat het huidsparend effect bij bestraling?

A

Hoe hoger de energie van de straling, hoe groter het huidsparend effect
Voor diep gelegen tumoren moet hoog energetische straling gebruikt worden
Voor oppervlakkige tumoren (bijv. een huidtumor) juist laag energetische straling

18
Q

Wat is het verschil tussen hyper- en hypofractionering?

A

Hyperfractionering: hogere totale dosis, lagere fractiedosis

Hypofractionering: kortere behandelingsduur, vergelijkbare totale dosis, hogere fractiedosis

19
Q

Waarvoor is 6-mercaptopurine ontwikkeld?

A

Het is ontwikkeld als celdodend middel toegepast bij leukemie in kinderen.

20
Q

Zou je kunnen bedenken waarom snel delende cellen gevoelig zullen zijn voor 6-mercaptopurine?

A

Het werkingsmechanisme is gebaseerd op verstoring van het nucleïnezuurmetabolisme en daarmee van de celdeling. Ook incorporatie van een verkeerde base in het DNA zou een rol kunnen spelen bij de toxiciteit.

21
Q

Waarom zou de afwezigheid van werkzaam TPMT resulteren in overgevoeligheid voor 6-mercaptopurine?

A

Als er geen werkzaam TPMT aanwezig is kan 6-mercaptopurine niet meer worden omgezet in het niet-toxische S-methyl-mercaptopurine, waardoor een lagere dosis al tot een relatief hoge hoeveelheid van de toxische omzettingsproducten leidt.

22
Q

Wat is in de blanke populatie (= caucasians) de frequentie van personen met overgevoeligheid voor 6-mercaptopurine?

A

1 op 300

23
Q

Hoe werken vinca-alkaloïden?

A

Ze binden aan tubuline, waardoor de polymerisatie van het tubuline en de vorming van microtubuli verhinderd wordt

24
Q

Hoe werken taxanen?

A

Ze binden aan tubuline en verhinderen de depolymerisatie