Week 1 colleges Flashcards

1
Q

Wat zijn de 10 hallmarks of cancer?

A
  1. Blijven leven
  2. Remming ontwijken
  3. Invasie en metastase
  4. Oneindige celdeling
  5. Vorming van nieuwe bloedvaten
  6. Celdood weerstaan
  7. Genoom instabiliteit en mutaties
  8. Tumor-bevorderende ontsteking
  9. Deregulatie van energievoorziening
  10. Ontsnapping aan het immuunsysteem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat houdt de ‘blijven delen’ hallmark in?

A

De tumor gaat zelf groeifactoren aanmaken of de receptor heeft een activerende mutatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe kan een tumor ‘remming ontwijken’ (hallmark 2)?

A

De tumor schakelt groeiremmers uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat houdt invasie in?

A

De tumor dringt in het omringende weefsel binnen met doorbraak door een besaalmembraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat houdt EMT in?

A

Epitheliaal-mesenchymale transitie (naar buiten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat houdt MET in?

A

Mesenchymaal-epitheliale transitie (naar binnen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de volgorde van invasie en metastase (hallmark 6)?

A
  1. Migratie door de basaalmembraan (detachment)
  2. Verplaatsing door extracellulaire matrix (invasie)
  3. Intravasatie (EMT)
  4. Transport in bloedbaan (embolus)
  5. Extravasatie en metastatic deposit
  6. Colonisatie/uitgroei. MET
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe kan het dat tumoren oneindige celdeling door kunnen gaan?

A

De tumor schakelt telomeerverlenging weer in (zoals bij stamcellen), dus telomeren worden bij deling niet korter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het stroma?

A

De directe omgeving van een tumor die te tumor ondersteunt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Uit wat voor soort cellen bestaat het stroma?

A

Endotheel, fibroblasten en ontstekingcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer ontstaat de angiogenic switch?

A

Als er genoeg angiogene groeifactoren aanwezig zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waardoor wordt het vermogen van een neoplastische tumor nodule om te groeien door begrensd?

A

Door het vermogen van nutriënten om er in te diffunderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe kan een tumorcel celdood weerstaan?

A

De tumor schakelt apoptose uit die normaal zou plaatsvinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het verschil tussen ‘blijven delen’ en ‘oneindige celdeling’?

A

Vergelijking: gaspedaal (blijven delen) en brandstoftank (oneindige celdeling)

Beide nodig om te rijden

Gaspedaal nodig om de gaan rijden en te blijven rijden

Brandstoftank bepaalt hoe lang je kunt doorrijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de 2 enabling hallmarks of cancer?

A

Genoom instabiliteit + mutaties en tumor-bevorderende ontsteking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de 2 emerging hallmarks of cancer?

A

Deregulatie van energievoorziening en ontsnapping aan het immuunsysteem

17
Q

Wat houdt genoom instabiliteit en mutaties in?

A

Normaal worden mutaties gerepareerd, maar er komt een mutatie die DNA reparatie tegengaat waardoor er veel deling plaatsvindt en meer mutaties ontstaan

18
Q

Wat houdt deregulatie van de energievoorziening in bij een tumor?

A

Zelfs bij aerobe omstandigheden gebruikt een tumor de anaerobe route

19
Q

Waarom levert een deregulatie van de energievoorziening voordelen op voor de tumor?

A

Zelfs in aerobe omstandigheden gebruikt een tumor het anaerobe pad → dit is voordelig omdat er dan zuurstoftekort ontstaat waardoor meer angiogenese plaatsvindt

20
Q

Welk soort cellen in bloed is een sterke aanwijzing voor leukemie?

A

Onrijpe myeloïde en lymfoïde cellen

21
Q

Wat is een groot verschil tussen stamcellen en voorlopercellen?

A

Stamcellen: hoge potentie, lage delingsfrequentie, ongevoelig voor genotoxische invloeden

Voorlopercellen: lage potentie, hoge delingsfrequentie, gevoelig voor genotoxische invloeden

22
Q

Wanneer worden allo-SCT donoren gebruikt bij stamceltransplantatie?

A

Beenmergherstel na totale lichaamsbestraling en chemotherapie bij ziekten van het hematopoietisch systeem

23
Q

Wanneer worden auto-SCT donoren gebruikt bij stamceltransplantatie?

A
  1. Beenmergherstel bij patiënten met solide tumoren die zware chemotherapie (dosis-escalatie) hebben ondergaan
  2. Experimenteel: Behandeling van autoimmuunziekten (“harde reset” van het immuunsysteem)
  3. Experimenteel: Gentherapie (repareren van stamceldefect) bij bv immuundeficienties, stollingsziektes en rode bloedcel aandoeningen
24
Q

Wat is de functie van de ‘niches’ waarin hematopoïetische stamcellen in liggen?

A
  • Regulatie van de stamceleigenschappen
  • Bescherming tegen toxische invloeden
25
Q

Waarom is bij myeloproliferatieve ziektes geen groeifactor meer nodig voor de cellen?

A

De receptor heeft een activerende mutatie

26
Q

Hoe ontstaat chronische leukemie?

A

Door ophoping van (gedeeltelijk) uitgerijpte en (deels) functionele leukemiecellen, die de normale bloedcelvorming in minder ernstige mate remmen

27
Q

Hoe ontstaat acute leukemie?

A

Veroorzaakt door ophoping van niet functionele cellen (meestal blasten) die de normale bloedcelvorming ernstig onderdrukken

28
Q

Wat kenmerkt myeloïde leukemie?

A

Leukemiecellen dragen kenmerken van granulocytaire, monocytaire, erythroide (zeldzaam!) of megakaryoblastaire (zeldzaam!) cellen.

29
Q

Wat kenmerkt lymfoïde leukemie?

A

Leukemiecellen dragen kenmerken van lymfoide cellen.

30
Q

Wat is de stamcelhypothese van leukemie?

A

Leukemie ontstaat door genetische defecten in de bloedvormende stamcellen

31
Q

Met welke 4 technieken wordt leukemie gediagnosticeerd?

A
  • Morfologie
  • Cytogenetica
  • Immunofenotypering
  • Moleculaire diagnostiek
32
Q

Wat is het nut van clonaliteit bepalen?

A

Je kan begrijpen hoe de leukemie ontstaat en uit welke cellen een relapse ontstaat, welke mutaties ontstaan en zo kun je ook je behandeling bepalen om bepaalde cellen aan te pakken.