Week 1 ZO's/VO's Flashcards
Pleiomorfie
Veer variatie in grootte en kleur van cellen en/of kernen. Geeft maligne kenmerken aan.
Hyperchromasie
Excessieve pigmentatie van celkernen/cellen/weefsels. Dit komt door aneuploïdie
Anaplasie
Groei met lage mate aan differentiatie
Differentiatie
Mate waarin de tumor de bouw van het oorspronkelijke weefsel behoudt
Aneuploïdie
Aanwezigheid van een abnormaal aantal chromosomen in een cel
Parenchym
Functioneel weefsel van een orgaan
Stroma
Omliggend steunweefsel dat het parenchym in een bepaald orgaan omgeeft
Desmoplasie
Abnormale groei van weefsel - meestal voorafgaand aan tumor
Disseminatie
Uitzaaiing (‘seeding’)
Pleiomorf adenoom
Pleiomorf duidt bij een adenoom op het bestaan van wisselende hoeveelheden extracellulaire matrix, epitheel en steunweefsel. Het duidt dus niet op pleiomorfie van de cellen. Hierdoor kun je het een adenoom noemen.
Welke epitheliale cellen vind je in het colon?
- Slijmbekercellen (Goblet cellen)
- Cylindrische cellen (Enterocyten)
- Basale cellen
- Entero endocriene cellen (Neuroendocriene cellen)
Welke epitheelcellen vind je in de longbronchus?
- Slijmbekercellen (Goblet cellen)
- Cylindrische trilhaardragende cellen
- Basale cellen
Wat houdt de lobulus van de mamma in?
Functionele (klier) eenheid van de borst, opgebouwd uit acini.
Wat houdt de acinus van de mamma in?
Subeenheid van een lobulus. Tweelagige opbouw, met aan de binnenzijde de secreetproducerende luminale cellen en daarbuiten de contractiele “Myoepitheliale”cellen
Hoe verklaar je de acidofiele kleuring van erytrocyten?
Erytrocyten bevatten veel hemoglobine, een relatief basisch eiwit > acidofiel.