Week 6 Flashcards
verwaarlozen/in de steek laten
délaisser
verleiden
séduire
geleidelijk, stapsgewijs
au fut et à mesure
een minnaar
un amant
een veerman
un passeur
(voor de verleiding) bezwijken
céder à la tentation
een nieuwe poging
une nouvelle tentative
een zelfmoordpoging
une tentative de suicide
dol op lekker eten (adj.)
gourmand(e)
doelgericht
axé sur un but
een derde
un tiers
klinkend
à consonance
een buitenlands kinkende naam
un nom à consonance étrangère
kreupel zijn
être estropié
zonder (adj)
dépourvu de
zijn roots hebben in
avoir ses racines en
stukjes informatie
des bribes d’information
de abortus
l’avortement
de anonimiteit
l’anonymat
de anonimiteit behouden
garder l’anonymat
bevallen
accoucher
de bevalling
l’accouchement
geen idee (familie)
aucune idée
geen idee/niet dat ik weet (formeel)
pas que je sache
behoren tot
appartenir à
het is te vergezocht
c’est tiré par les cheveux
de realiteit
le veçu
de jaren van verstand
l’âge de raison
een stuntman
le cascadeur
de oplichter/de bedrieger
l’arnaqueur
de burgemeester
le maire
het stadhuis
la mairie
verkozen worden
être élu
verkiezen
élire
Je bent niet volwassen
tu es dépourvu de maturité
op blote voeten lopen
marcher pieds nus
ach, om het even, gemiddeld (très familier)
bof
tijdens
lors
de welwillendheid
la bienveillance
de afkeuring
la réprobation
de opstand
la révolte
een ruimte zonder volledige bescherming wijzen wij af
nous refusons un espace dépourvu de toute protection
voorleggen
soumettre
een stomerij
un pressing
opwekken/opleven
raviver
Dat moet veel herinneringen oproepen om hier terug te komen.
Ça doit raviver des souvenirs, de revenir ici.
dof/saai
terne
dof haar
des cheveux ternes
saai leven
une vie terne
schitteren/blinker
briller
ondoorzichtig
opaque
doorschijnend
transparant
zich begraven, ingraven
s’enfouir
een bot begraven
enfouir un os
een tegenslag
une mésaventure
een trip (spontaan en kort)
une virée
choqueren/aanstoot geven
heurter
Een muur waar ik alle dagen tegen bots
Un mur auquel je me heurte chaque jour
overslaan
sauter
bladzijden van een boek overslaan
sauter les pages d’un livre
Het is een eitje/een makkie
c’est les doigts dans le nez
Een grote sprong in het onbekende
Un vrai saut dans l’inconnu
Met twee voeten tegelijk springen
sauter à pieds joints
Daar ben ik nooit geweest.
je n’y ai jamais les pieds
vestigen
établir
overheen
par-dessus
Ik ben met beide voeten over de grens gesprongen om mij te vestigen onder de zon van Montpellier
j’ai sauté à pieds joints par-dessus la frontière pour m’établir sous le soleil de Montpellier
bedelen
mendier
een grote mond
une grande gueule
een job(familier)
un boulot
de waarborg/borg
la caution
geslof; de gang; de tred
stap ; voorwaarde ; werkwijze ; aanpak
une démarche
een lichte tred hebben
avoir une démarche légère
Welke stappen moeten worden genomen?
Quelles sont les démarches à faire?
een gast, kerel
un mec
een vriendje
le petit ami; le copain; mon mec
een vriendinnetje
la amie; la copine
ene wijf/ een griet/ mokkel
une nana
Waaraan denkt hij dan ? Aan alle grieten die hij gaat mislopen.
à quoi pense-t-il ? A toutes les nanas qu’il va louper.
vredig
paisible
veroveren overwinnen
conquérir
trouwen
s’épouser
wil je met mij trouwen
veux-tu m’épouser?
rijpen/volwassen worden
mûrir
Hij is erg gerijpt tijdens zijn reis.
Il a beaucoup mûri pendant son voyage.
De aardbeien zijn snel gerijpt.
Les fraises ont mûri rapidement.
Goede dingen hebben vaak tijd nodig om te rijpen.
Les bonnes choses demandent souvent du temps pour mûrir.
valspelen
tricher
valspelers
les tricheurs
Dat is niet valsspelen, toch?
Ce n’est pas tricher, si?
snuiven
renifler
Als ik je vind, zwaait er wat!
Ça va barder si je te trouve !
zich informeren/inlichten
se renseigner
doorzoeken/zoeken/snuffelen
fouiller
een huis doorzoeken
fouiller une maison
in de laden snuffelen
fouiller dans les tiroirs
in verrukking brengen/ verwonderen
émerveiller
een stomme film
un film muet
een gesproken film
un film parlant
sprakeloos (van verbazing)
muet (de surprise)
onder de indruk/ verbaasd zijn
être émerveillé
Elke dag ben ik onder de indruk van wat de mensheid heeft bereikt.
Chaque jour, je suis émerveillé par l’humanité.
prachtig/wonderschoon
merveilleux
een wonderschoon ding
une merveille
Dit juweel is een wonderschoon/prachtig ding.
‘Ce bijou est une merveille.’
voortaan
désormais (à partir de maintenant)
een loods/hangaar/voorraadschuur
une grange
het stro/een rietje
la paille
voelen ( souffrir des conséquences physiques ou morales)
ressentir
voelen (avoir la sensation ou le sentiment)
sentir
zich jong voelen
se sentir jeune
de vermoeidheid beginnen voelen
la fatigue commence à se ressentir
een vruchtensap met een rietje drinken
boire un jus de fruits à la paille
achterin
au fond de
Ik heb op mijn toer zijn passie beginnen voelen
j’ai commencé à ressentir à mon tour sa passion
in de oude kisten achterin een zolder
dans de vieilles malles au fond d’un grenier
raadplegen
consulter
een woordenboek/art raadplegen
consulter un dictionnaire/un médecin
zich haasten/zich storten (op)
se précipiter (sur)
zich op iemand storten
se précipiter sur ···
Ik ben terug naar haar kamer gerend/gehaast.
Je me suis précipité dans sa chambre.
het stof
la poussière
wanneer/zodra/op het moment dat
lorsque
quand
(zich) pijn doen
(se) faire mal
lang voordat
bien avant que
totdat/zolang/tot
tant que
Met de komst van
avec l’arrivé de
in afwachting tot/totdat
en attendant que + subjonctif
in afwachting van/afwachtend om
en attendant de
zolang
aussi longtemps que
Blijf zolang je wil.
Reste aussi longtemps que tu veux.
de voorouders
les aïeux
nauwelijks
à peine
amper dat/ nauwelijks van
à peine que
de film was nog maar net begonnen en je sliep al
le film avait à peine commencé que tu t’es endormi
Ik ben nog maar net wakker
Je suis à peine réveillé.
Je weet amper dat ik besta.
Tu sais à peine que j’existe.
zeemeermin/sirene
la sirène
een drang/neiging tot
un penchant à
Een drang naar alcohol hebben
avoir un penchant pour l’alcool
landen
atterrir
Het vliegtuig landt over een uur.
L’avion atterrit dans une heure.
op het moment dat
au moment où + indicatif
terwijl dat
pendant que + indicatif
elke keer dat (twee opties)
chaque fois + indicatif
toutes les fois que + indicatif
naarmate dat
au fur et à mesure que + indicatif
zodra dat/ zo snel mogelijk
dès que + indicatif
zodra dat
aussitôt que + indicatif
nadat
après que + indicatif
na
après + infinitif passé
onmiddellijk/meteen/zodra
aussitôt + adjectief
Zodra ik terug thuis ben
Aussitôt (que je suis) rentré chez moi
sinds dat
depuis que
nu dat
maintenant que
voordat/alvorens (twee mogelijkheden)
avant que + subjonctif
avant de + infintif
Totdat/ tot
jusqu’à ce que + subjonctif
zo snel mogelijk
aussitôt que possible
ik ben zo snel mogelijk thuis
je rentre aussitôt que possible