Week 4 Flashcards
Zijn hoofd stootte tegen de kast.
Sa tête a heurté l’étagère.
De auto botste tegen de paal.
La voiture a heurté le poteau.
een aanklacht doen
faire une accusation
een gratieverzoek indienen bij de president
demander la grâce présidentielle
koppig
têtu(e)
iemand bekeuren
verbaliser quelqu’un
een bekeuring/een boete
une contravention
bekeurd/beboet zijn
être verbalisé
SDF = sans domicile fixe
dakloos
een zwerver
un clochard
een zwerver (familier)
un clodo
vrijspreken
acquitter
opsluiten/gevangen zetten
incarcérer
een zigeuner(in)
un gitan/une gitanne
een cel
un cellule
aanhouden
interpeller
arresteren
appréhender
stoten tegen
heurter
de dief
un voleur à
een vluchtmisdrijf
un délit de fuite
de deuren vergrendelen
verrouiller les portes
de voetgangers
les piétons
blut/neergemaaid
fauché
aangereden/omgegooid (adj)
renversé
omverrijden/op zijn bek gaan
renverser
pietje de dood
la faucheuse
verpletteren
écraser
overreden worden
se faire écraser
in de gevangenis zetten (ww)
écrouer
een delict/strafbaar feit (korte of geen gevangenisstraf)
un délit
een misdrijf (lange gevangenisstraf)
un crime
de straf/gevangen gezet (twee mogelijkheden)
la mis en prison
l’incarcération
de voorlopige hechtenis
la mis en détention provisoire
een nietig verklaring
un non-lieu
het vonnis uitspreken
énoncer la peine/le jugement/le verdict
de aanklacht/beschuldiging
l’accusation
beschuldigen van
accuser de
de verdediging
la défense
pleiten
plaider
gratie verleend zijn
être gracié
een gevangenisstraf (délit)
une peine de prison ferme
een voorwaardelijke straf
une peine avec sursis
de gevangenisstraf (crime)
la réclusion criminelle
doorrijden/lopen
circuler
door lopen/rijden! ( vb. politie zegt dit)
Circulez!
het rijbewijs
le permis de conduire
het verzekeringsbewijs
le certificat d’assurance
het handschoenenkastje
la boîte à gants
schuldig/onschuldig veroordeeld worden
être jugé coupable/innocent
gesanctioneerd worden voor een overtreding
être sanctionné pour une infraction
tegengehouden worden door de politie
être arrêté par la police
dumpen
larguer
ik heb mijn vriendje gedumpt
j’ai largué mon copain
klagen
se plaindre
ik klaag over zoveel dingen.
Je me plains de beaucoup de choses.