Week 2 - Hc. 1: Pathofysiologie van astma Flashcards
Definitie van astma WHO
Astma is een heterogene ziekte met meestal een chronische ontsteking van de lagere luchtwegen. Het wordt gekenmerkt door klachten zoals piepen, hoesten, kortademigheid en druk op de borst in combinatie met een variabele luchtwegobstructie.
Klachten veroorzaakt door ontsteking en luchtwegvernauwing
- hoesten
- drukkend gevoel op de borst
- benauwdheid
- kortademigheid
- hoorbaar piepen
Stijging van astma prevalentie
Dit is vooral veroorzaakt door veranderingen in levensstijl -> minder bewegen en slechter eten
Astma bronchiale
Een ziekte van de geleidende luchtwegen. Een luchtwegziekte en niet een longziekte
Pathogenese van astma
Aanleg en een prikkel leiden tot inflammatie. Dit kan leiden tot structurele veranderingen in de luchtwegen. Dit kan vervolgens leiden tot symptomen.
Vormen van structurele veranderingen in de longen door inflammatie
- oedeem
- bronchoconstrictie
- mucus
Wat leidt er nog meer tot symptomen naast oedeem, bronchoconstrictie en mucus?
Luchtweg remodelling, FeNO (indirecte maat luchtwegontsteking) en bronchiale hyperreactiviteit.
Symptomen als voorspeller van astma
Symptomen zijn geen goede voorspeller van astma. De mate van klachten lijkt namelijk geen verband te hebben met de FEV1
Reversibiliteit bij astma
Er is een toename van de FEV1 van meer of gelijk aan 12% en een volume toename van meer of gelijk aan 200ml na het toedienen van SABA (short acting beta-agonist) (bijv. salbutamol)
Bronchiale hyperreactiviteit meten
Mbv een histamine of methacholine provocatietest
Histamine of methacholine provocatietest
Kan worden gedaan wanneer het niet lukt om astma aan te tonen met reversibiliteit. Hierbij wordt histamine of methacholine toegediend wat zorgt voor bronchoconstrictie.
Sprake van astma bij histamine of methacholine provocatietest
Bij gezonde mensen gaat de FFV niet verder omlaag dan de drempelwaarde. Bij astma gaat de FFV wel met meer dan 20% omlaag.
Als FFV met meer dan 20% daalt na oplopende dosis Hist/Mch
Er is dan sprake van bronchiale hyperreactiviteit
Bronchiale hyperreactiviteit
Een overmatige reactie van de luchtwegen op aspecifieke prikkels. De luchtwegen vernauwen te makkelijk en te veel na contact met aspecifieke prikkels. Gezonde mensen reageren er niet op. Dit is geen allergische reactie, want er is in de huid geen IgE aanwezig tegen de “stof”.
Uitlokkende factoren, aspecifiek. van bronchiale hyperreactiviteit
- Inspanning
- Geuren: parfum, geur
- Luchtverontreiniging: sigarettenrook, roet prikkels
- infecties: basale neusverkoudheid houdt langer aan
- Farmaca (aspirine, betablokkers (zorgen voor bronchoconstrictie) in de behandeling van migraine en hypertensie)
- emotionele factoren: toename bij stress, emoties
Erfelijkheid van astma
- astma is niet erfelijk, aanleg voor astma wel
- familiaire component
- multifactorieel
- ~25 genen betrokken bij astma
- gerelateerd aan immuunsysteem of inflammatie
Epigenetica
NIet alleen je aanleg en je genen beïnvloeden je genoom, maar gedurende je leven kan je genoom ook beïnvloed worden door factoren van buitenaf.
Factoren epigenetica
- Folic acid
- Fish oil
- stress
- obesity
- pets
- smoking
- air pollution
- probiotic
- farming
- microbes
Verschillende indelingen van astma
- Fenotype
- Endotype
- Biomarker
Indeling van astma - fenotype
Groep met gemeenschappelijke klinische kenmerken ontstaat vanuit interactie genotype en omgeving
Indeling van astma - endotype
Biologische mechanisme dat tot een observeerbare eigenschap leidt
Indeling van astma - biomarker
Signaalstof/cel die weergave is van onderliggende ziekteproces
Th1 vs. Th2
Th1:
-> virus infectie, tuberculose, COPD
-> IFN-gamma, IL-2
Th2:
-> allergische astma, atopische dermatitis, worminfecties
-> IL-4, IL-5, IL-10, IL-13
Eosinofiele ontsteking
- Allergeen komt in de distale luchtwegen
- De DC in het longslijmvlies herkent het allergeen met zijn uitlopers
- DC wordt een APC
- Allergeen wordt gepresenteerd aan de T-cellen
- T-cellen gaan delen en naar de long en daar veroorzaken ze een ontsteking van het slijmvlies
ILC2
is naast Th2 ook actief, deze wordt gestimuleerd direct door het epitheel maar reageert veel minder goed op een behandeling met cytokines. Geactiveerd door alarmins
Alarmins
Stofjes die permanent aanwezig zijn en niet door een dendritische cel geactiveerd hoeven te worden. (IL-25, IL-33, TSLP)
IgE bij allergische patiënten
Wordt gemaakt door plasmacellen onder invloed van groeifactoren uit T-cellen. Er gaat een signaal naar de plasmacel, de plasmacel produceert antistoffen en vervolgens wordt de mestcel bezet met IgE.
Mestcel
zich vol met granules zoals histamine, leukotriën en ontstekingsstoffen.
Mestcel die bezet is met IgE
Als die in contact komt met het allergeen geeft die direct histaminen uit de granules af. Dit zorgt voor een snelle allergische reactie. De mestcel zorgt ook voor het vrijkomen van andere mediatoren die zorgen voor fibrose remodellering.
Eosinofiele granulocyt
Maakt mediatoren die bronchoconstrictie veroorzaken. De toxische stoffen uit de eosinofiele granulocyten dragen ook sterk bij aan de afbraak van het epitheel.
Monoklonale antistoffen
Biologicals, zijn gericht tegen de eosinofiele granulocyten. Zijn erg duur waardoor onbetaalbaar op een grote schaal.
Meten van T2-inflammatie
Door het meten van FeNO en bloed eo’s
- eenvouding, snel en gevoelig
- complementair aan spirometrie
- goede correlatie met:
-> eosinofiele ontsteking in luchtwegen
-> ziekteactiviteit
-> voospellen acute exacerbaties
-> klinische respins behandeling
Prevalentie T2 inflammatie
Aanwezig bij 50%-70% van patiënten met astma
Waarden van bloed eo’s en FeNO bij astma
Bloed eo’s: >=150 cellen/microL
FeNO: >= 20 ppb
Patiënten met een hoog FeNO en een hoog bloed eo’s hebben:
- Een hoger % ongecontroleerd astma
- Een hoger aantal astma aanvallen
- Een hogere prevalentie van luchtwegobstructie
Elementen van astma controle
Huidige controle + Toekomstig risico -> astma controle
Elementen van astma controle: Huidige controle
- Symptomen
- Rescue medicatie
- Activiteiten (ADL)
- Longfunctie
Elementen van astma controle: Toekomstige risico
- Instabiliteit
- Exacerbaties
- Longfunctie verlies
- Gebruik OCS
ACQ
Astma control questionaire:
-> een gevalideerde vragenlijst met 7 items
- klachten
- gebruik medicatie
- longfunctie (FEV1)
Range is 0-6, verandering van 0,5 punten is klinisch relevant
Betekenis resultaten ACQ
- goede controle: 0,0 - 0,74
- matige controle: 0,75 - 1,5
- geen controle: 1,5+
Heilige drie-eenheid van astmacontrole
- ACQ
- Exacerbaties voorgaande jaar
- FEV1 / FVC
Verschil T2-laag en T2-hoog astma
bij T2-laag astma is er sprake van neutrofiel geïnduceerde astma
bij T2-hoog astma is er sprake van eosinofiel geïnduceerde astma
Oorzaken slechte respons op ICS + LABA
- verkeerde diagnose
- bronchiale prikkels
- therapie ontrouw
- inhalatieproblemen
- co-morbiditeit
- ander endotype
Vormen van T2-hoog astma
- Allergie astma
- Late-onset eosinofiele astma
- inspannings-geinduceerde astma
- late-onset astma (vrouwen)
Vormen van T2-laag astma
- late onset astma (vrouwen)
- Obese astma
- roken-geassocieerde neutrofiele astma
- gladde spier gemedieerde astma, paucigranulociet
T2-laag astma
via Th17 en neutrofielen