Week 1 - Hc. 6: Gastransport en zuurbase evenwicht Flashcards

1
Q

Verbruik O2 in rust

A

250 ml/min; Er kan maar 3 ml zuurstof per liter bloed opgelost worden -> 15 ml/min opgelost in arterieel bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Productie CO2 in bloed

A

200 ml/min; Er kan 33 ml/L CO2 opgelost worden in bloed –> 165 ml/min opgelost in veneus bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hemoglobine

A

Een rood eiwit, waarvan de concentratie in een erytrocyt heel hoog is. Het is een tetrameer en bestaat meestal uit 2 a- en 2 B-subunits (a- en B-globines).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Heemgroep

A

In elke subunit zit z’n groep met een Fe2+-ion.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Ferro-ion

A

Fe2+, dit ion bindt O2 zonder dat er oxidatie plaatsvindt, zo kan één erytrocyt vier O2-moleculen vervoeren/

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Oxygeneren

A

Het vervoeren van vier O2 moleculen door een erytrocyt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

2 Soorten hemoglobine

A
  • Normaal: HbA1: a2B2 (97%)
  • HbA2: a2(delta)2 (2%)
  • Foetaal HbF: a2y2 - bindt zuurstof beter dan HbA1 (1%)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Valenties van ijzer

A

Heeft 6 valenties. 4 hiervan worden gebruikt om het ijzer in de porphyrine ring te binden, met ijzer ventraal gelegen. Aan de 5de valentie bindt het globine eiwit. De 6de valentie wordt gebruikt om zuurstof te binden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Binden zuurstof aan ijzer

A

Zuurstof bindt onder een hoek aan het ijzer in hemoglobine. Als deze binding wel onder een ideale hoek zou zijn, zou zuurstof nooit meer los komen van hemoglobine en dus ook niet aan weefsels kunnen worden afgegeven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Niet optimale bindingshoek zuurstof

A

Door de niet optimale bindingshoek als gevolg van allosterische hindering door de histidine groep wordt de affiniteit van O2 veel lager en kan het weer afgegeven worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Koolstofmonoxide binding aan ijzer.

A

Kan veel efficiënter binden (250x) aan de ijzer groep vergeleken met zuurstof, omdat deze veel kleiner is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waardoor staat bloed meer O2 af wanneer de O2 behoefte toeneemt?

A

Door een daling van de lokale pO2 kan het hemoglobine heel makkelijk zijn zuurstof kwijt raken. Je komt in het steile gedeelte van de zuurstofverzadigingscurve.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Myoglobine

A

Komt in de spieren voor. Een subunit van hemeglobine in zijn losse vorm. Het kan zuurstof binden, maar gaat een sterkere binding aan met O2 dan hemoglobine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Verband myoglobine met zuurstof

A

Het is niet allosterisch en heeft een hyperbool verband tussen de zuurstofspanning en -binding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Binding van O2 aan hemoglobine en myoglobine

A

Als een subunit van hemoglobine aan zuurstof wilt binden, dan moet die subunit een conformatie ondergaan. Myoglobine bindt zuurstof veel sterkerdan hemoglobine, omdat de conformatie veel makkelijker verloopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Vormen van hemoglobine met en zonder zuurstof

A
  • R-vorm - relax-vorm: waneer zuurstof gebonden is.
  • T-vorm - tense-vorm: wanneer geen zuurstof gebonden is
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

2,3-BPG

A

Biphosphoglyceraat, verlaagt de affiniteit van Hb voor O2. De curve van hemoglobine verschuift sterk naar rechts

18
Q

Ontstaan 2,3-BPG

A

Ontstaat uit een zijroute van de glycolyse in de rode bloedcellen.

19
Q

Reactie hemoglobine en 2,3-BPG

A

Hb(O2)4 + 2,3-BPG <–> deoxyHb*BPG + 4O2

20
Q

Vrijgeven van O2 door 2,3-BPG

A

Zodra pO2 daalt en er zuurstof moet worden vrijgegeven bindt 2,3-BPG aan de hemoglobine. 2,3-BPG zorgt voor verlaging van de zuurstofbinding aan hemoglobine.

21
Q

Bohr-effect

A

In actief weefsel daalt niet alleen de pO2, maar stijgt de pCO2 ook en daalt de pH door verzuring. Een lage pCO2 en een lage pH zorgt ervoor dat er nog meer O2 wordt afgegeven.

22
Q

Waardoor ontstaat het Bohr-effect

A

Door CO2. Het doet dit doordat het bindt aan hemoglobine. Aan met name de N-terminale groepen van B-globine -> Carbamino ontstaat. Deze zorgt er ook voor dat het evenwicht tussen hemoglobine met zuurstof en hemoglobine zonder zuurstof verschuift naar de deoxy-vorm -> zuurstof komt makkelijker vrij

23
Q

Zuur en Bohr-effect

A

Zuur heeft hetzelfde effect als CO2. Het zuur bindt aan groepen die geprotoneerd worden en er meer hemoglobine naar de deoxy-vorm gaat en dus zuurstof loslaat

24
Q

Puls oximeter werking

A

De maat van zuurstofverzadiging van het hemoglobine wordt gemeten mbv een puls oximeter. Er wordt gemeten hoeveel oxy en deoxy hemoglobine je hebt. Dit is gebaseerd op het verschil in absorptie

25
Q

In welke vorm wordt CO2 in het bloed getransporteerd (%)

A
  • opgelost CO2 in bloedbaan (10%)
  • Bicarbonaat (HCO3-) (69%)
  • eiwitgebonden (carbamino-) R-NH-COO- (21%)
26
Q

Bicarbonaat

A

Ontstaat uit CO2 door een zuur dissociatieconstante/reactie. Dit gebeurt spontaan heel langzaam, maar in de rode bloedcel zit koolzuuranhydrase.

27
Q

Koolzuuranhydrase

A

Katalyseert de reactie waarbij CO2 wordt omgezet in bicarbonaat. Deze enzymreactie heeft per enzymmolecuul de hoogste omzettingssnelheid.
- CO2 + OH- <-> HCO3-

28
Q

Verworven verstoringen van gastransport

A
  • Anemie
  • CarboxyHb
  • MetHb
29
Q

Anemie

A
  • Hemolytisch/Erytropoëtisch
    Bloedarmoede: hierbij is er een verminderde O2-capaciteit, is het aantal erytrocyten verminderd, maar is het Hb normaal
30
Q

CarboxyHb

A

Vergiftiging van koolmonoxide. Dit zorgt er niet alleen voor dat zuurstof niet meer kan binden, maar ook dat het zuurstof dat nog wel kan binden moeilijker loslaat

31
Q

MetHb

A

Oxidatie van Fe2+ naar Fe3+. Aan MetHb kan geen zuurstof binden

32
Q

Aangeboren verstoringen van transport

A
  • Afwijkend B-globine
  • Ontbreken van B-globine of a-globine
33
Q

Aangeboren verstoringen van transport: afwijkend B-globine

A

Sikkelcelanemie HbS (Glu6Val)
-> zorgt in een O2-arme omgeving ervoor dat de Hb moleculen aan elkaar klippen en de erytrocyt van vorm veranderd en de capillairen netwerken verstoord. Dit leidt tot O2-crisis in perifere weefsels

34
Q

Aangeboren verstoringen van transport: Ontbreken van B-globine of a-globine

A

B-Thalassemia of a-Thalassemia
-> Hierbij is de balans tussen alfa- en beta verstoord. Met als gevolg ineffectieve erythropoiesis en haemolysis met daarmee minder O2-transport capaciteit

35
Q

Gevolgen te weinig B-globines door genetisch effect

A

Het kan dan voorkomen dat het hemoglobine uit enkel twee a-globines bestaat. Hierdoor wordt de vorm van erytrocyten afwijkend en worden de erytrocyten sneller afgebroken. Hierdoor ontstaat een tekort aan erytrocyten wat anemie-achtige klachten veroorzaakt.

36
Q

pH berekenen

A

Henderson-Hasselbach vergelijking:
-> pH = pKa’ + log ((HCO3-)/(CO2)) waarin pKa’ = 6,1

37
Q

Perifere chemosensoren ademhaling

A

Monitoren pO2, pCO2 en pH. Deze bevinden zich in de aortaboog en in de bifurcatie van de a. carotis en wordt goed doorbloed.

38
Q

Prikkeling van perifere chemosensoren

A

De glomus cellen worden geprikkeld door een verlaging van de pO2: kaliumkanalen worden geremd, waardoor er prikkels richting het centraal zenuwstelsel gaan.

39
Q

Centrale chemosensoren hersenstam

A

Meten alleen de pCO2, omdat de bloed-hersenbarrière alle ionen tegenhoudt. De pCO2 zorgt namelijk voor een verandering van de pH in het hersenvocht dat kan worden gemeten door de chemosensoren.

40
Q

Hoe presenteert zich een stoornis in de ademhaling zich vooral

A
  • Hyperventilatie: respiratoire alkalose
  • Hypoventilatie: respiratoire acidose