Week 1 - Hc. 3: Microscopische anatomie van longen en luchtwegen Flashcards

1
Q

Geleidend deel ademhalingssyteem

A

De luchtwegen, hier wordt de lucht geconditioneerd (verwarmd, bevochtigd en gereinigd) en naar het functionele deel getransporteerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Functionele deel ademhalingssysteem

A

Hier vindt de ademhaling/gasuitwisseling plaats (O2 en CO2)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bovenste luchtwegen

A

Neus, neusbijholten t/m nasofarynx

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Onderste luchtwegen

A

Larynx, trachea, bronchi, bronchioli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Gasgeleidingssysteem onderdelen

A

Neus, neus bijholten, (Naso)pharynx, larynx, trachea, bronchiën, bronchioli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Gaswisselingssyteem onderdelen

A

Bronchioli respiratorii, ducti alveolares, sacculi alveolares, alveoli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Conchae

A

Goed doorbloed. Door het grote oppervlak dat door de drie conchae gecreëerd wordt, krijgt de lucht de gelegenheid om op te warmen en bevochtigd te worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bovenste conchae opbouw

A

Bestaat uit reukepitheel, olfactoir epitheel. Reukepitheel bestaat uit gespecialiseerde neuronen, bipolaire zenuwcellen. Hiertussen liggen steuncellen en basale cellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Basale cellen functie

A

Als er reukcellen kapot zijn gegaan door een infectie dan zorgt de basale laag voor herstel en aanmaak van nieuwe reukcellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Muceuze laag functie

A

Geurmoleculen transporteren naar de zenuwcellen. Aan het oppervlak hebben de neuronen olfactoire haren waarop de receptoren zitten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Zenuwen voor reuk verloop

A

De zenuwen gaan door de cribriform plate heen naar de bulbus olfactorius. Informatie gaat dan via de bulbus olfactoriuw naar de hersenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Neus bijholten

A
  1. Sinus frontalis
  2. Sinus Ethmoidalis
  3. Sinus Sphenoidalis
  4. Sinus Maxillaris
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Functie neus bijholten

A
  • Gewicht schedel omlaag
  • Stem geluid
  • Luchtconditionering
  • “Stootkussen”
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Soorten klieren in neus bijholten

A
  • Seromuceuze klieren
  • Sereuze klieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Seromuceuze klieren

A

te herkennen aan de grote hoeveelheid cytoplasma die verantwoordelijk zijn voor het slijmsecretie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Sereuze klieren

A

Produceren voornamelijk eiwit voor het secreet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Nasopharynx

A
  • Bevat tonsillen
  • De buis van Eustachius komt hier op uit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Structuren nasophrayn t/m larynx

A

Nasopharynx - Oropharynx - Hypopharynx - Larynx

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Pharynx

A

Het gebied waar de lucht uit de neus/mond samenkomt. Hierin zitten veel afweermechanismen, lymfeklieren/-knopen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Epiglottis

A

Strottenklepje: sluit de trachea af bij slikken, zodat het voedsel in de oesophagus komt. Bij het ademen staat het open. Het is dan ook het passage station voor lucht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Larynx

A
  • Passage station voor lucht
  • Stemvorming
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Stembanden van de larynx

A
  • Plica vestibularis: valse stembanden en hebben trilharen
  • Plica vocalis: ware stembanden en hebben geen trilharen
23
Q

Spieren plica vocalis

A

Musculi vocalis -> bedienen de plica vocalis (ware stembanden)

24
Q

Epitheel stembanden en gevolg van roken

A

De stembanden bestaan uit meerlagig plaveiselepitheel om het weefsel vlies te beschermen tegen de luchtstroming. Het zijn platte cellen die bovenop elkaar liggen.

25
Q

Gevolgen roken op epitheel stembanden

A

Door roken kan het epitheel van de stembanden beschadigd raken. Zo zal trilhaar dragend epitheel veranderen naar plaveiselepitheel. Ook kunnen er poliepen op de stembanden ontstaan.

26
Q

Wanneer geen goede stemvorming

A
  • Als er grote structuren op de stembanden zitten. Deze zorgen ervoor dat hoge tonen niet bereikt kunnen worden.
  • Als de n. recurrens beschadigd is, dan kan er geen goede stemvorming plaatsvinden.
27
Q

Trachea

A
  • Buis van ~13 cm lang
  • Bekleed door respiratoir epitheel
  • Wandopbouw in principe gelijk aan die van bronchus
28
Q

Uitzondering trachea tov bronchus

A
  • Kraakbeenringen C vormig
    -> dorsaal open
    -> Uiteinden verbonden door glad spierweefsel (musculus trachealis)
  • Geen spierweefsel rondom
29
Q

Longen samenstelling

A
  • Gewicht ~900 g
  • 80% (volume %) is lucht
  • 10% bloed
  • 3% gasgeleidingssysteem
  • 3% alveolair weefsel
30
Q

Bronchiën

A
  • Assymmetrisch dichotoom vertakkend
  • tot 24 orden
31
Q

1e t/m 4e orde

A

Brunchus - Primaire bronchie (linker en rechter long) - secundaire bronchie (naar de kwabben) - tertiaire bronchi (naar de segmenten)

32
Q

Epitheel van een bronchus

A

Bekleedt met respiratoir epitheel met daaronder de lamina propria, slijmbekercellen en ook trilhaarcellen. Het epitheel wordt omgeven door een gladde spierlaag waar kraakbeen omheen zit.

33
Q

Bronchiën van bronchioli onderscheiden

A

Bronchioli heeft geen kraakbeen en geen klierbuizen. Bronchiën hebben die wel.

34
Q

Cellen in de mucosa

A
  • Trilhaarcellen
  • Slijmbeker (mukeuze) cellen
  • Basale cellen
  • Neuroendocriene cellen
  • Clubcellen
35
Q

Onderdelen bronchie

A
  • Mucosa
  • Gladde spiercellen
  • Kraakbeen
36
Q

Cel junctions in een bronchie

A
  • Tight junctions
  • Adhesive belt
  • Desmosomen
  • Gap junctions
37
Q

Lagen van het basale membraan (binnen naar buiten)

A
  • Lamina lucida
  • Lamina densa
  • Lamina reticulairs
38
Q

Basale cellen verbonden aan basaal membraan. Veranderingen bij infectie

A

Via hemidesmosomen in contact. De tight-junctions/adhesive belt gaan openstaan bij irritaties/beschadigingen. Zo kan er vocht in- en uittreden.

39
Q

Basale cellen

A

Zijn de belangrijkste stamcellen in de bronchiën

40
Q

Vormen van trilharen

A
  • Microvilli (0,4 micro m)
  • Cilia (6 micro m)
41
Q

Cilia

A

200-300 aanwezig per cel en slaan 20x/seconde.

42
Q

Eigenschappen van trilharen

A
  • Beide zijn temperatuurafhankelijk waardoor de lucht verwarmd moet worden, hoe warmer de lucht hoe vaker de trilharen zullen slaan. Dit kost energie en is dus ATP afhankelijk. - - - Ze hebben een rigide working stroke en een gebogen terugslag.
  • De werking is pas optimaal als de rest van het respiratoir systeem ook goed werkt.
43
Q

Ciliaire dyskinesie

A

(Syndroom van Kartagener of immotile cilia syndrome) Er is een gen dat codeert voor een tubuline defect. De cilia zijn hierdoor minder krachtig, waardoor vocht in de longen blijft. Deze patiënten zijn erg vatbaar voor ontstekingen. Daarnaast hebben mensen met dit ziektebeeld situs inversus en liggen de buikorganen dus andersom in het lichaam.

44
Q

Mukeuze cellen

A
  • Produceren mucine (= Glycoproteinen - langgerekte eiwit core met suikergroepen) -> mukus wordt voornamelijk geproduceerd door bronchiale klieren
  • ~3 mukeuze cellen / 10 cellen in epitheel -> aantal omhoog bij irritatie
  • Product (mucine) bepaalt viscositeit secreet -> wordt bij ontsteking beïnvloed door het DNA van kapotte cellen
  • Aspect van mukeuze cellen verandert doordat slijmproductie cyclisch is
45
Q

Bronchiaal klierweefsel

A
  • Gemengde sero-mucineuze klier
  • Sereus (eiwitrijk) secreet wordt afgevoerd door mukeuze buis - menging
46
Q

Bronchiaal klierweefsel en secretie

A
  • Vanaf middelgrote bronchioli secreetproductie
  • Onderste (mucosale laag) is waterig (hypofase), waarin trilharen bewegen
  • Naar proximaal toe steeds meer secreetproductie
47
Q

Neuroendocriene cel

A
  • Weinig in normale bronchus
  • Spelen een rol bij long ontwikkeling
  • Aantal neemt toe bij ontsteking
  • Licht microscopisch niet goed herkenbaar
48
Q

Clubcellen

A

exocriene bronchiolaire cel
- In kleinere bronchiole (terminale bronchiolus)
- Functie
-> Modulatie van ontstekingsreactie dmv cytokinen / peptiden
-> Metabolisme van geïnhaleerde potentieel schadelijke stoffen
-> Stamcel voor trilhaarcellen en mukeuze cellen
-> Surfactant productie

49
Q

Acinus

A

Primaire pulmonale lobulus
- Ontspringt van 1 respiratoire bronchiolus
- 0,5-1,0 cm
- 2000 alveoli

49
Q

Lobulus

A

Secundaire lobulus
- 1,2 cm, incompleet omgeven door septa
- Ontspringt van terminale bronchiolus
- 3-10 acini
- Centraal bronchovasculaire structuren
- Belangrijk voor CT beoordeling

49
Q

Poriën van Kohn

A

Verbindingen tussen de alveoli. Zo blijft de luchtdruk in alle alveoli gelijk en zorgen verder voor collaterale diffusie. Gedeelten die niet meer functioneren door afsluiting kunnen door deze poriën blijven functioneren. Wel kunnen ook ontstekingen zich via deze poriën verspreiden

49
Q

Type I pneumocyten

A

Alveolaire epitheelcellen. Zijn heel dun, spreiden zich helemaal uit en vormen het epitheel van de alveoli. kunnen niet delen en zorgen voor de gaswisseling.

50
Q

Interstitium

A

Bindweefsel met daarin capillairen. Het interstitieel weefsel bevat fibroblasten, macrofagen, elastine en collageen

50
Q

Surfactant

A

Ligt op het epitheel van de alveoli. Deze bestaat deels uit fosfolipiden, dat wordt geproduceerd door pneumocyten type II en club cellen. Zorgt voor oppervlaktevergroting