WC09 - Farmacologische beïnvloeding van bloed en bloedvormende organen Flashcards
Wat is het verschil in farmacodynamiek tussen heparine en Low Molecular Weight Heparins?
LMWH hebben alleen een remmend effect op Factor Xa, en heparine remt alles
Wat is het verschil in farmacokinetiek tussen heparine en Low Molecular Weight Heparins?
LMWH heeft een langere eliminatiehalfwaardetijd, onafhankelijk van de dosis, waardoor er minder beïnvloeding van de APTT is
Wat zijn consequenties van de verschillen tussen heparine en LMWH’s?
LMWH’s hebben minder bijwerkingen en zijn voorspelbaarder
Wat zijn de belangrijke bijwerkingen van NSAID’s en wat zijn de onderliggende mechanismen?
Met name bij langdurige toediening is er risico op het ontstaan van maagdarm-ulcera. Bij hogere doseringen kan papillaire necrose in de nier veroorzaakt worden. Bovendien tasten ze het beschermlaagje in de darmen aan
Wat is de belangrijkste bijwerking van heparine en LMWH’s?
Een verhoogde bloedingsneiging
Wat is clopidogrel?
Het wordt toegepast als trombocytenaggregatieremmer
Hoe werkt clopidogrel?
Clopidogrel is een prodrug die werkzaam wordt na omzetting in een actieve metaboliet, een thiolderivaat. De thiolmetaboliet bindt zich snel en irreversibel aan de thrombocytenreceptoren en zal een uitwerking hebben op de thrombocyt gedurende de gehele levensduur (de vernieuwing van thrombocyten duurt 7-10 dagen). Clopidogrel remt de activatie van adenosinedifosfaat (ADP) en de meeste andere plaatjesagonisten van de thrombocytenreceptoren en remt daarmee de thromocytenaggregatie.
Wat is streptokinase?
Streptokinase is een stof die plasminogeen activeert en geëxtraheerd is uit culturen van streptokokken. De werking wordt geblokkeerd door antilichamen tegen streptokokken, die na vier of meer dagen in het bloed aantoonbaar zijn. Vanwege de aanmaak van deze antilichamen kan streptokinase pas na 1 jaar opnieuw gebruikt worden.
Wat zijn de bijwerkingen van glucocorticosteroïden?
Hoe komen de bijwerkingen van glucocorticosteroïden tot stand?
Deze bijwerkingen zijn een gevolg van de werking van glucocorticosteroïden op o.a. het glucose- en het eiwitmetabolisme (glucocorticoïde werking) en de effecten op de water en electrolytenbalans (mineralocorticoïde werking)
De glucocorticosteroïden hebben ook nog een resterende mineralcorticoïde werking (bijvoorbeeld prednison en prednisolon). Hoe zit dit in elkaar?
Hierdoor wordt Na+-retentie gestimuleerd terwijl ook het extracellulaire vochtvolume toeneemt, mogelijk resulterend in oedeemvorming. De K+-excretie neemt toe en er ontstaat het risico voor hypokaliëmie en metabole alkalose. Tevens remmen glucocorticosteroïden de absorptie van calcium uit het darmlumen en bevorderen de renale Ca++ en PO4-excretie. Bij langdurig therapeutisch gebruik bestaat het risico voor osteoporose (zie ook stimulering van de osteoclastenactiviteit).
Hoe werken glucocorticosteroïden op het hart?
Op het hart werken glucocorticosteroïden positief inotroop. Tevens verhogen zij de respons op noradrenaline (= permissieve werking) waardoor bv. de microcirculatie bij shockpatiënten verbeterd wordt.
Hoe werken NSAID’s?
De doelstructuur voor NSAID’s is het enzym cyclo-oxigenase. Remming van dit enzym onderbreekt de “arachidonzuurcascade”, c.q. voorkomt de biosynthese van prostaglandinen en bepaalde andere autocoïden. In de “arachidonzuurcascade” is het prostaglandine endoperoxidesynthetase (= vetzuur-cyclooxigenase) het eerste enzym, dat de omzetting van arachidonzuur in de instabiele tussenproducten PGG2 en PGH2 katalyseert. Deze endogene peroxiden vormen de basis voor de diverse prostaglandinen en thromboxanen en zijn de substraten voor de cyclooxigenasen.
Wat is het verschil tussen COX-1 en COX-2?
COX-1 wordt vaak gedefinieerd als de constitutieve vorm (het enzym is onder fysiologische omstandigheden in het lichaam aanwezig) en kan worden aangetoond in bloedvaten, maagslijmvlies, nier en vele andere organen.
COX-2 wordt voornamelijk gedefinieerd als de induceerbare vorm van COX die tot expressie komt in het kader van weefselschade en ontsteking.
Inmiddels is goed bekend dat deze indeling niet zwart-wit is en dat COX2 ook fysiologische functies heeft.
Welke fysiologische functies heeft COX-1?
Waarop berust de antipyretische werking van NSAID’s?
De antipyretische werking van NSAID’s berust op de remming van de COX-afhankelijke PGE2 synthese in het CZS. Voorwaarde is de passage door de bloed-hersen-barrière, die voor de meeste NSAID’s beperkt is.
Is paracetamol een NSAID?
Paracetamol valt niet binnen de groep van NSAID’s, maar heeft er wel raakvlakken mee. Paracetamol remt COX-enzymen in het CZS, en niet of nauwelijks perifeer. Zodoende is paracetamol een potente koortsverlager en heeft het een (centraal) pijnstillende werking, maar heeft het geen perifere werking op COX-1 en COX-2. Paracetamol is derhalve geen ontstekingsremmer en geeft niet de bovengenoemde bijwerkingen die bekend zijn voor de NSAID’s.
Waar is de ontstekingsremmende werking van de NSAID’s op gebaseerd?
De ontstekingsremmende werking van NSAID’s is gebaseerd op het feit dat prostaglandines ontstekingsmediatoren zijn die aanleiding geven tot vasodilatatie en verhoogde vaatwandpermeabiliteit (→roodheid, warmte, zwelling) en op die manier ook bijdragen aan de opeenvolgende chemotaxis en infiltratie met vele andere ontstekingsmediatoren en immuuncellen.