w2. hc.4 neurotransmitter van het autonoom zenuwstelsel Flashcards
opbouw zenuwstelsel
zenuwstelsel
perifeer en centraal
perifeer: afferent en efferent
efferent: autonoom en somatisch
autonoom: parasympatisch en sympatisch
farmaca voor autonome zenuwstelsel important
parasympthicomimetica
parasympathicolytica
sympathicomimetica
sympathicolytica
parasympthicomimetica: stoffen die werking van parasympaticus nabootsen
parasympathicolytica: stoffen die werking van parasympaticus remmen
sympathicomimetica: stoffen die werking van sympaticus nabootsen
sympathicolytica: stoffen die werking van sympaticus remmen
soort chemische stof
cholinerge –> acetylcholine
adrenerge –> (nor)adrenaline
dopaminerge –> dopamine
purinerge –> purine
efferente zenuwbaan parasympatisch
responsen in hart, glad spierweefsel, exocriene klieren, synapsen.
vezels ontspringen sacraal of hoog in het ruggenmerg.
primaire neuron is lang, komt dichtbij doelorgaan.
uit synaps van primaire neuron wordt ACh vrijgemaakt, werkt op nicotinerge neuron en vervolgens wordt uit ganglion in het doelorgaan ACh vrijgemaakt die op muscarine receptor werkt.
efferente zenuwbaan sympatisch
ganglion dichtbij ruggenmerg (paravertebrale ganglia).
ook ACh als eerste neurotransmitter, werkt op nicotinerge receptoren.
(op zweetklieren eerst op nicotinerge dan op muscarine receptoren –> sympatisch cholinerge systeem)
sympatisch adrenerge systeem: (nor)adrenaline werkt op adrenerge receptoren met responsen in hart, gladde spiercellen en synapsen.
sympatisch dopamine systeem: dopamine receptoren in renale bloedvaten. in sympaticus ook bijnier voor (nor)adrenaline.
ingrijpen op systeem van Ach important
hemicholinium
triethylcholine
tetrodotoxine
botulinetoxine
M- en N- receptor agonisten en antagonisten
cholinesteraseremmers
hemicholinium: zorgt dat choline niet goed wordt opgenomen in neuron
triethylcholine: lijkt op choline, vals substraat, zodat geen Ach wordt gevormd.
tetrodotoxine: remt natriumkanalen, die natrium opnemen. hierdoor kan het neuron niet depolariseren en zal Ach niet worden afgegeven.
botulinetoxine: Ach wordt hierdoor niet uit de blaasjes afgegeven.
M- en N- receptor agonisten en antagonisten: cholinerge receptoren (dus M en N receptoren) blokkeren, ook zodat Ach niet uit blaasjes wordt afgegeven.
cholinesteraseremmers: enzym dat Ach afbreekt remmen. hierdoor meer Ach in synapsspleet en dus grotere respons als het neuron vuurt. bv. neostigmine en physostigmine.
cholinerge receptoren
twee soorten: muscarine en nicotinerge receptoren.
affiniteit, muscarine hoog bij muscarine receptor, nicotine bij nicotinerge, acetylcholine bij beide wel matige affiniteit.
als affiniteit hoog dan pEC50 hoog en EC50 laag.
nicotine receptoren tabel
plaats en effect
ganglia
bijniermerg
presynaptisch
skeletspier
ganglia transmitter afgifte
bijniermerg adrenaline en noradrenaline
presynaptisch transmitter afgifte
skeletspier contractie
muscarine receptoren
receptor type en locatie
M1 tot M5
M1 CZS (hersenen), perifere zenuwen
M2 hart, zenuwen
M3 exocriene klieren, gladde spieren
M4 CZS
M5 CZS
muscarine receptoren
plaats en effect
hart
arteriën
presynaptisch
gladde spieren
exocriene klieren
hart verlaging hf, inotropie, verlaging bloeddruk, HMV
arteriën verwijding (verlaging BD)
presynaptisch verlaging van transmitter afgifte
gladde spieren contractie oog, bronchiën, maagdarmkanaal, blaas
exocriene klieren traan, speeksel, bronchiale en zweetsecretie
parasympathicomimetica
aandoen en medicijn
glaucoom (oogzenuw beschadigt/oogdruk)
urineretentie (blaas niet kunnen legen)
herstel spierverslapping
myasthenia gravis (auto-immuunziekte van spierzwakte)
alzheimer
insecticiden en zenuwgassen
glaucoom: pilocarpine (miose). cholinerge agonist
urineretentie: bethanechol. agonist
herstel spierverslapping: neostigmine. acetylcholinesteraseremmer. verhoogt dus hoeveelheid Ach, werkt omdat meer Ach hierdoor werking van M receptor antagonist wordt tegengegaan.
myasthenia gravis: neostigmine ook
alzheimer: rivastigmine. werkt op M-receptor in CZS, ook acetylcholinesteraseremmer.
insecticiden en zenuwgassen: Ach receptoren gestimuleerd hierdoor oncontroleerbare contracties hierdoor verlaging hf.
atropine kan werking van zenuwgas beperken.
muscarine agonisten glaucoom
oogdruk loopt op omdat iris het afvoerkanaal van het oogvocht (kanaal van Schlemm) verstopt. als pupil verkleint wordt iris ontvouwen, hierdoor afvoer van oogvocht beter. dit kan je dus stimuleren met pilocarpine (m receptor agonist) dan krijg je miose.
vergroten via atropine. mydriase.
bijwerkingen van muscarine agonisten
diarree, door contracties spijsverteringskanaal
zweten, sympatische muscarine receptoren worden geactiveerd
miose
misselijkheid, contracties gastro-intestinaal systeem
urinelozing, contraheren van blaas
botulinetoxine A
bindt met presynaptisch membraan en zorgt dat Ach niet meer kan worden afgegeven. blokkeert Ach afgifte en verlamt cholinerge zenuwen.
klachten bij vergiftiging:
- spierverslapping, duizigheid, ogen niet openen, voedsel niet slikken (exocriene klieren gaan minder vocht maken).
na toediening verlamming na 3 dagen, duurt 8-12 weken.
herstel vindt pas plaats als nieuwe zenuw eindigingen zijn ontwikkeld.
therapeutisch gebruik botulinetoxine A
blefarospasme: spasme van ooglig
hemifacialisspasme: spasme in helft van gezichtsspieren
troticollis spasmodica: nekspieren verkramping, telkens opnieuw.
strabismus: scheelzien door spasme
hyperhydrose: uitscheiden overmatig zweten
chronische migraine
face-lift: rimpels komen door aanspannen van gezicht.