w2 hc.2 het autonome zenuwstelsel Flashcards

1
Q

autonome zenuwstelsel

A

vegetatief zenuwstelsel
- anabole functies: groei/herstel van weefsel
- katabole functies: fight or flight

parasympatisch, sympatisch en plexus entericus (zenuwstelsel van darmen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

netwerk vegetatieve functies

A

afferente info via 9de en 10de hersenzenuw naar de tructus solitarii, vanaf daar naar hypothalamus. dit stuurt weer efferente info naar de organen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

origin sympatische neuronen

A

thoracale en hoog lumbale wervels, preganglionaire neuron is kort en schakelt snel over op postganglionaire neuron. dit gebeurt vaak via de grensstreng of nabij het ruggenmerg gelegen ganglia. postganglionaire neuronen zijn lang.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

origin parasympatische neuronen

A

komen uit de hersenstam en sacrale wervels, preganglionair is lang en post kort. ganglion is dichtbij het te innerveren orgaan. preganglionaire neuronen vanuit herstenstam via nn. III, VII, IX, X

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

welke doet wat

1 oog, pupil
2 speekselklieren
3 hartfreq
4 longen
5 spijsverteringskanaal
6 blaas, sfincter
7 penis
8 clitoris, labia minora

A

sympaticus
1. verwijden mydriase
2. secretie (licht)
3. omhoog
4. bronchodilatatie (meer)
5. verlaagde mobiliteit
6. relaxatie
7. ejaculatie

parasympaticus
1. vernauwen miose
2. secretie
3. omlaag
4. bronchocontrictie (minder)
5. verhoogde mobiliteit
6. contractie
7. erectie
8. erectie/zwellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

neurotransmitter parasympathisch systeem

A

acetylcholine belangrijkste neurotransmitter. choline wordt onder invloed van acetyl CoA, door choline acetyltransferase (CAT) omgezet in acetylcholine. Ach wordt vervoerd in vesicles, kunnen het afgeven in synapsspleet.

Ach kan binden aan nicotine en muscarine receptoren
nicotine: ligand gestuurde ionkanalen
muscarine: G-eiwit gekoppeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

neurotransmitter sympathisch systeem

A

ook Ach, alleen preganglionaire neuronen, alleen nicotine receptoren. en vezels die zweetklieren en sommige vezels in vaten in dwarsgestreept spierweefsel innerveren.
voor de rest: postganglionaire neuronen voornamelijk (nor)adrenaline, bindt aan A en B receptoren.

adrenaline wordt aangemaakt door chromaffiene cellen in de bijnier, afgegeven aan het bloed.

Noradrenaline wordt gevormd uit tyrosine, eerst dopa naar dopamine en vervolgens door dopamine B-hydroxylase omzet worden in noradrenaline en ook afgegeven worden in synapsspleet. kan worden opgenomen middels trasnporters.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

zenuwuiteinden van sympatische zenuwen

A

zijn anoxale verdikkingen, worden varicositeiten genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

nicotine receptoren

A

ligand gestuurde ionkanalen met belangrijken agonisten: nicotine en ACh. ionotrope receptoren.
bij activatie gaat ionkanaal open en stroomt natrium naar binnen –> cel depolariseert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

muscarine receptoren

A

G-eiwit gekoppelde receptoren met belangrijke agonisten: Ach en muscarine. antagonist: atropine. ook wel metabotrope receptoren. werkt middels second messengers die kalium ionkanalen activeren en hyperpolarisatie in gang zetten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

pupilreflex

A

licht waargenomen (prikkel) –> via retina –> naar ganglioncellen. –> thalamus –> schakelt over op pretectal nucleus in het hoger gelegen gedeelte van de hersenstam. –> via n oculomotorius –> naar pupil –> contractie van m. spincter pupillae vindt plaats na het overschakelen van preganglionair naar postganglionair in de ganglia cilliare.

hierdoor minder licht op retina.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

parasympatische pupilreflex en sympatische pupilreflex

A

parasympatisch
- miose: pupilvernauwing door m. sphincter pupillae
- accommodatie: voor goed zicht dichtbij vernauwing door m. ciliaris, oog wordt boller
- convergentie: voor beter zicht dichtbij oogzicht kruist sorta

sympatisch
- mydriase: pupilverwijding door m. dilatator pupillae.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

regulatie hartslag en bloeddruk

A

parasympatisch systeem heeft op de vaten een vasodilaterende respons, leidt tot verlaging van hartfrequentie.

sympatisch tegenovergesteld. vasocontrictie en verhoging HF.
sympaticus kan inspelen op bijniermerg, hier wordt adrenaline-aanmaak aangestuurd. kan ook zweetklieren activeren (middel Ach).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Co-transmissie

A

cotransmissie: in vesicles kunnen meerdere neurotransmitters zitten (bijv. noradrenaline, neuropeptide Y en ATP in sympatisch).

ATP kan binden aan purine receptor (ligand gestuurd ionkanaal) dit kan leiden tot snelle depolarisatie door Na en Ca. leidt vervolgens tot opening van Ca kanalen.

Noradrenaline werkt trager en bindt aan noradrenerge receptor die vervolgens via second messengers (IP3) de receptor op het ER kan activeren. dit maakt extra Ca vrij. neuropeptide Y kan binden aan G-eiwit gekoppelde receptor dit leidt tot verhoogde intracellulaire calcium concentratie.

langer durende respons door verschillen in snelheid (ATP snelst, noradrenaline, en traagst neuropeptide Y)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Co-transmissie parasympatisch systeem

A

met Ach, NO en VIP. Ach activeert aanmaak NO, zorgt voor relaxatie snel
andere twee zorgen ook voor relaxatie sloom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

innervatie van het hart hoe lopen ze

A

parasympatisch: via n. vagus –> SA en AV knoop activeert.
sympathisch: rug via ruggenmerg, grensstreng naar pacemakers (AV/SA) en harspiercellen

17
Q

depolarisatie van pacemakercellen 3 fase

A

0 depolarisatie door opening Ca kanalen
3 repolarisatie door K kanalen
4 diastolische depolarisatie door funny current

18
Q

parasympaticus: verlaging hartfreq

A
  • remming Ca kanalen (drempelwaarde halen duurt langer)
  • activering K kanalen (hyperpolarisatie)
  • remming funny current (depolarisatie duurt langer).
19
Q

sympaticus: verhoging hartfreq

A
  • stimulatie Ca kanalen (snellere depolarisatie)
  • stimulatie funny current (sneller behalen drempelwaarde)
20
Q

calcium rol ez

A

depolarisatie: Ca kanalen geactiveerd, hierdoor calcium opgenomen uit T-tubuli tijdens plateaufase. veel Ca zorgt voor contractie, bindt ook aan ryanodine receptor (RYR), hierdoor calcium induced calcium release: calcium vrijgeven uit SR.

contractie tot calcium uit cytosol is weggepompt door NCX of Ca/H pomp.

21
Q

effect van sympaticus op contractiliteit

A

B-receptor stimuleert cAMP-productie via G-eiwit G5. calciumconcentratie wordt verhoogd, hierdoor contractiliteit ook omhoog.

hierdoor neemt dus kracht toe en freq.

22
Q

baroreceptoren

A

plaats: sinus carotis en aortaboog,
snelle invloed op hartslag en vaatweerstand.

vezels lopen van glomus caroticum met 9de hz, meten rekking in vaatwand.
vezels van glomus aorticum met 10de hz, ongevoeliger dan ^.

fasisch en tonische respons

activatie: in medulla: nucleus tractus solitarii en nucleus ambiguus, een negatieve respons, hierdoor vasodilatatie en verlaging hartprestatie, minder bloeddruk.

23
Q

volume receptoren

A

plaats: atria en vena cava
lange termijn invloed op circulerend volume (oa. van nieren)

A-type vezels in RA: activeren bij atriale contractie tijdens P-top
B-type vezels in v. cava inferior en superior: raken steeds meer geactiveerd tijdens vulling van atria, dus bij diastole, en bij contractie ventrikels. dit leidt tot hogere hartfrequentie en vasodilatatie van nierarterie. hierdoor meer vocht uitgeplast en daalt circulerend bloedvolume.

24
Q

dysautonomie

A

atuonome zenuwstelsel ziektes:

autonome zenuwstelsel degeneratie: multiple system atrophy (MSA of Shy-Drager syndroom)
- symptonen: incontinentie, orthostatische hypotensie, impotentie, niet kunnen transpireren, bewegingsstoornissen. (lijken op Parkinson of cerebellaire ataxie).
- symptonen veroorzaakt door stapeling van eiwitten, die vervormen en gliacellen kapotmaken.

ook diabetes mellutus, multiple sclerose en ruggenmergbeschadiging.