Voeding en mondgezondheid Flashcards

1
Q

Wat zijn macronutriënten?

A

De grotere voedingsstoffen:
- Koolhydraten
- Eitwitten
- Vetten
- Vezels

(ook vocht)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar dienen macronutriënten voor? (4)

A
  • Brandstof (vet en koolhydraten)
  • Opbouw cellen (eiwit, vet)
  • Darmfunctie (vezels)
  • Vochtbalans
    Verliezen via lucht, huid, urine en ontlasting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn micronutriënten?

A

vitamines en mineralen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar dienen micronutriënten voor? (3)

A
  • Goed verlopen processen
    (vitamines en mineralen)
  • Tanden
    Vitamine D
    Calcium, fosfor, fluor
  • Tandvlees
    Vitamine C (denk aan scheurbuik
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Te korten kunnen effect hebben. Wat is het effect van B1 (Thiamine) te kort? (2)

A

Scheurtjes in de lippen, Angular cheilitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Te korten kunnen effect hebben. Wat is het effect van B2 (Riboflavin) en B3 (Niacin) te kort? (3)

A

Inflammatie van de tong, Angulair cheilitis en ulceratieve gingivitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Te korten kunnen effect hebben. Wat is het effect van B6 te kort? (3)

A

Parodontale ziekten, anemia sore tongue, brandend gevoel in mondholte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Te korten kunnen effect hebben. Wat is het effect van B12 te kort? (5)

A

Angulair cheilitis, verlies van bot, halitose, loslaten van PDL, pijnlijke ulceraties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kunnen mintjes of mondspoeling halitose doen verdwijnen?

A

Nee, dit is vaak iets chronisch. Blijft langer hangen en kan duiden op andere problematiek

(tijdelijke halitose wel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Mensen wonen steeds langer thuis. Waar moet je rekening mee houden op gebied van kwetsbaarheid?

A

Kan iemand nog zelfstandig boodschappen doen, aankleden/wassen, koken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bij ouderen komen steeds meer chronische ziekten voor. Welke vallen hieronder?

A

Artrose, gezichts- en gehoorstoornissen, de ziekte van Parkinson, COPD, DM2 en dementie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat verandert er in het lichaam?(spier en bot)

A

Sarcopenie, verandering lichaamssamenstelling
Botkwaliteit gaat achteruit net als smaak en geur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom zijn chronische ziekten ongunstig op het gebied van voeding?

A

Aandoening zelf kan problemen met voeding geven + Medicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat gebeurt er met de energiebehoefte van voeding bij ouderen? Wat is hiervan het gevolg?

A

Deze daalt, maar de behoefte aan vitaminen en mineralen niet

Ondervoeding (overgewicht kan ook)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is ondervoeding?

A

Een voedingstoestand waarbij sprake is van:
een tekort of disbalans van energie, eiwit en/of andere nutriënten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke 3 nadelige effecten heeft ondervoeding?

A
  • de lichaamsomvang en lichaamssamenstelling
  • het functioneren
  • klinische resultaten
17
Q

Wanneer is er twee keer zoveel kans op ondervoeding?

A

Wanneer iemand kauwproblemen heeft

18
Q

Wat zijn problemen in de mond die zorgen voor ondervoeding?

A
  • Kauwproblemen
  • Pijn in de mond
  • Slechte tandheelkundige staat
19
Q

Er zijn ook leeftijd gerelateerde problemen die kunnen zorgen voor ondervoeding. Noem er 5

A
  1. Ziekte van Parkinson / dementie / kanker
  2. Eenzaamheid
  3. Beperkingen in mobiliteit
  4. Verlies van interesse in het leven
  5. Lichamelijke inactiviteit
20
Q

Wat zijn gevolgen van ondervoeding. Noem er 5

A
  1. Langzamer herstel, meer complicaties
  2. Afname gewicht en spiermassa
  3. Afname kwaliteit van leven
  4. Afname afweer (wondgenezing)
  5. Afname algehele conditie (hart, longen)
21
Q

Wat merkt de mondhygienist bij ondervoeding? (5)

A

Matige mondgezondheid:
- Verminderde afweer
- Afname spiermassa en – kracht (poetsen)
- Algehele fysieke en psychische achteruitgang (kunnen en willen)

  • Gebit past minder goed
  • Verlies spiermassa
22
Q

Waar kan een slecht passende prothese voor zorgen?

A

Kauw- en slikproblemen

23
Q

Prevalentie van ondervoeding:
- Ziekenhuizen (volwassen patiënten):
- Varieert per medisch specialisme van:
- Verpleeg en verzorgingshuizen:
- Thuiswonende ouderen:
- Ouderen met thuiszorg:

A
  • 14-15% bij opname
  • varieert van 2-38%
  • 15-20%
  • 20% bij de 75+
  • 30-40%
24
Q

Welke risicogroepen zijn er op gebied van ondervoeding? (7)

A
  • Kwetsbare ouderen thuis, in een verzorgingshuis of woonzorgcentrum;
  • Ouderen met chronische ziekte en/of multi morbiditeit;
  • Ouderen met lichamelijke beperkingen;
  • Ouderen met een niet-passende gebitsprothese, kauw- of slikproblemen;
  • Ouderen na recent ontslag uit het ziekenhuis;
  • Ouderen met psychosociale problemen en verwaarlozing;
  • Ouderen met alcohol- of drugsmisbruik.
25
Q

Welke 3 dingen hebben direct invloed op malnutritie?

A
  1. Fysiologische veranderingen
  2. Psychosociale veranderingen
  3. (chronische)ziekten en medicatie
26
Q

Wat zijn fysiologische veranderingen? (5)

A
  1. Veranderingen in de mond
  2. Verandering in hormonen
  3. Veranderingen in smaak en reuk
  4. Vroeg of eerder verzadigd
  5. Lager energieverbruik

Zorgt voor verminderde inname nutriënten > malnutritie

27
Q

Wat zijn psychosociale veranderingen? (5)

A
  1. Depressie
  2. Angst/slaapproblemen
  3. Financiële status
  4. Afhankelijk zijn van anderen/eenzaamheid
  5. Mogelijkheid om naar de winkel te gaan/te koken

Zorgt voor verminderde inname nutriënten > malnutritie

28
Q

Hoe kunnen ziekten en medicatie zorgen voor malnutritie? (2)

A
  1. Verslechtering van mondgezondheid, door slechte mondverzorging
  2. Slikproblemen

medicatie kan ook smaak aantasten > veranderde keuze voeding

29
Q

Waar zorgt malnutritie voor?

A

Sarcopenie en fysieke kwetsbaarheid

30
Q

Sarcopenie heeft een primaire en secundaire vorm. Leg uit
- Primair:
- Secundair:

Wat kan een dietist doen:

A

Primair:
Verlies van spiermassa en spierfunctie door het verouderingsproces noemen we ‘primaire sarcopenie’.

Secundair:
Verlies van spiermassa en spierfunctie als gevolg van één of meerdere andere factoren (zoals inactiviteit, ziekte of voedingsdeficiënties)

Voldoende inname van eiwit, vitamine D (suppletie), antioxidanten (groente en fruit), PUFA (vette vis). Stimuleren beweging

31
Q

De oorzaak van sarcopenie is een complexe interactie tussen (3):

A
  1. leefstijlfactoren (lichamelijke inactiviteit en onvoldoende inname van eiwit, vitamine D, antioxidanten en langeketen onverzadigde vetzuren)
  2. fysiologische factoren (waaronder hormonale veranderingen, anabole resistentie, insulineresistentie en ontstekingsactiviteit)
  3. genetische factoren
32
Q

Hoe kan ondervoeding vastgesteld worden?

A

GLIM criteria
(nog even naar kijken)

33
Q

Wat doet een diëtist bij ondervoeding? (7)

A
  • Bepalen voedingstoestand
    Instrumenten, bijv. PG-SGA
  • Gegevens, o.a.
    Gewichtsverloop,
    voedingsinname,
    handknijpkracht,
    bovenarmomtrek
34
Q

Waar let een diëtist op bij ondervoeding?
Wat zijn de doelen (5)?

A

-Gewicht handhaven of doen toenemen
Ook bij overgewicht/obesitas!

-Energie-inname verhogen

-Eiwitinname verhogen

-Vitamines en mineralen volgens ADH en/of
aanbevelingen bij betreffende ziekte, eventueel supplementen

-Beweging

35
Q

Wat zijn de adviezen bij ondervoeding? (4)

A
  • N.B. Liefst gezonde voeding, maar is minder belangrijk, pas op lange termijn weer
  • Calorierijke producten
  • Eiwitrijke producten
  • Vaak kleine beetjes
36
Q

Wat is aanvullende voeding? (3)

A
  • Eiwitpoeder, koolhydraatpoeder
  • Drinkvoeding
  • Sondevoeding
37
Q

Wat kun je doen als mondhygiënist bij ondervoeding?

A
  1. Signaleren, vraag hoe het eten gaat, bijv. bij
    - Slecht passend gebit
    - Slechte mondgezondheid
    - Kapotte mondhoeken etc etc
    - Ingevallen gezicht
    - Ruimzittende kleren, (trouw)ring te groot
    - Duidelijk zichtbare sleutelbeenderen
  2. Doorverwijzen naar diëtist
  3. Samenwerken met diëtist
38
Q

Wat is PICA?
Wat is het gevolg op de mond?

A

Het eten van oneetbare dingen
Afhankelijk van wat er gegeten wordt: schade