Richtlijnen Flashcards

1
Q

Wat is het risico bij patiënten die antitrombotica gebruiken?

A
  • Patiënten die antitrombotica gebruiken lopen een verhoogd risico op
    nabloedingen na een bloederige ingreep in de mond.
  • Vroeger werd er geadviseerd om te staken indien er een bloederige ingreep
    plaats moest vinden, tegenwoordig hoeft dit niet meer.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Antitrombotica zijn …

A

alle middelen die trombose voorkomen of behandelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke twee categorieën van antitrombotica zijn er?

A
  1. Trombocytenaggregatieremmers (TAR)
  2. Anticoagulantia
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke 6 medicamenten vallen er onder Trombocytenaggregatieremmers (TAR)?

A
  1. Acetylsalicylzuur.
  2. Carbasalaatcalcium.
  3. Clopidogrel.
  4. Dipyridamol.
  5. Prasugrel.
  6. Ticagrelor.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke 3 medicamenten vallen er onder Anticoagulantia?

A
  1. Vitamine K antagonisten (acenocoumarol en fenprocoumon).
  2. Direct werkende anticoagulantia (Apixaban, dabigatran, edoxaban)
  3. Laag moleculair gewicht heparine.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het bloedingsrisico van bloederige ingrepen in de mondzorg bij patiënten
die antitrombotica gebruiken en wat is het aanbevolen beleid met betrekking tot
het staken? (4)

A
  1. In de meeste gevallen is het advies om de behandeling met antitrombotica
    niet te staken.
    - Bij vitamine K antagonisten moet er gekeken worden naar de INR waarde.
  2. Is het gebruik van lokale maatregelen ter voorkoming van ernstige nabloedingen
    geïndiceerd bij patiënten die antitrombotica gebruiken en een bloederige ingreep
    ondergaan.
    - Hechten na een ingreep wordt in alle gevallen aanbevolen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bij vitamine K antagonisten moet er gekeken worden naar de INR waarde. Wanneer hoeft de behandeling niet gestaakt te worden?

Wat doe je wel?

A

Niet staken bij INR <3,5 van max 24u oud
maar:

Overweeg aanvullende maatregelen
Overleg met de trombosedienst als wordt
ingeschat dat de aanvullende maatregelen niet voldoende zullen zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke informatie heeft de patiënt nodig om mee te kunnen beslissen over het
aanpassen van de antitrombotica voor een bloederige ingreep?

A

De behandelaar dient de patiënten te informeren over de risico’s van het
doorgaan of tijdelijk staken van antitrombotica bij het ondergaan van een
bloederige ingreep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn aanvullende maatregelen als het gaat om beperken bloederige ingrepen?

A

Wondoppervlak verkleinen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Is het postoperatief voorschrijven van NSAID’s als pijnstilling verantwoord bij patiënten die antitrombotica gebruiken en die een bloederige ingreep hebben ondergaan?

A

Nee - NSAID’s voorschrijven wordt niet aangeraden
o Extra verhoogde risico op nabloedingen.
o Er zijn andere middelen die kunnen worden voorgeschreven.

Dit omdat een NSAID tevens de trombocytenaggregatie remt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn twee indicaties voor mondzorg aan huis?

A
  1. Oudere is fysiek niet in staat om de mondzorgpraktijk te bezoeken.
    - En er wordt geen verbetering verwacht in de fysieke gesteldheid.
  2. Oudere kan de mondzorgpraktijk niet meer bezoeken door psychische of psychogeriatrische aandoening
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn 7 voorwaarden om tot het verlenen van mondzorg aan huis over te gaan?

A
  • Patiënt verblijft in een woning die goed bereikbaar is.
  • De woning is begaanbaar en er is voldoende fysieke ruimte om een
    tandheelkundige uitrusting op te stellen.
  • Op de beoogde behandelplek is voldoende licht of dit valt te creëren.
  • Op de beoogde behandelplek is toegang tot kraanwater en elektriciteit.
  • De behandelaar moet ergonomisch kunnen werken.
  • In geval van wilsonbekwaamheid van de patiënt moet er een wettelijke
    vertegenwoordiger aanwezig of bereikbaar zijn.
    o Familielid of mantelzorg
  • Er dienen contactgegevens beschikbaar te zijn van huisarts, apotheek en
    eventuele andere zorgverleners.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Op basis van welke risicofactoren voor wortelcariës moeten periodieke
mondonderzoeken bij ouderen elkaar sneller opvolgen? (3)

A
  • Als er sprake is van:
    o Wortel cariës.
    o Verslechtering van de mondhygiëne.
    o Polyfarmacie of hyposalie-inducerende middelen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke medicamenten vergroten het risico op hyposalie en daarmee op wortelcaries bij ouderen en welk beleid wordt daarbij aanbevolen?

A
  • Bij de behandeling dient er beschikking te zijn over een actueel medicatieoverzicht: Te verkrijgen bij de apotheek door de patiënt.

Medicamenten:
Bisfosfonaten
Tricyclische antidepressiva
Anti-aritmica
Antihypertensiva C
Antidepressiva
Selectieve serotonine
heropnameremmers
Diuretica
Middelen bij urine-incontinentie
Anti-emetica
Sympathicolytica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bij welke anamnestische en/of klinische bevindingen is radiologisch onderzoek
geïndiceerd om voor de orale functie belangrijke gebitselementen te kunnen
behouden? (2)

A
  • Visuele en tactische inspectie wordt aanbevolen als eerste optie voor diagnostiek.
  • Bij een historie van wortelcaries wordt aanbevolen om het tijdsinterval van
    radiologisch onderzoek door middel van bitewings te verkleinen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke preventieve middelen en maatregelen worden geadviseerd om wortelcaries te voorkomen en voor de functie van belangrijke gebitselementen te behouden? (2)

A
  • Tandpasta met 5.000 ppm fluoride 2x per dag
  • Eventueel extra fluoride aanbrengen op de blootliggende tandhalzen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

In welk stadium en hoe dient wortelcariës restauratief behandeld te worden,
rekening houdend met de algemene conditie van de patiënt? (4)

A
  • Aanbevolen wordt om wortelcaries zo lang als verantwoord is, niet
    restauratief te behandelen met interventies als preventieve zelfzorg.
  • Restauratief behandelen als:
    o Er risico is op ernstige schade.
    o Geconstateerde of verwachte onvoldoende effectiviteit van niet
    restauratief.
18
Q

Bij gebruik van welke medicatie moeten mondzorgverleners alert zijn op
problemen rond xerostomie en/of hyposalie?

A
  • Het advies is dat de mondzorgverlener nagaat of de patiënt medicamenten
    gebruikt waarvan het bekend is dat deze xerostomie of hyposalie kunnen
    veroorzaken.
    o Vooral bij polyfarmacie.
19
Q

WET ZORG EN DWANG (WZD)
Voor wie geldt de wet? (4)

A

Een patiënt valt onder de wet zorg en dwang als:

o Er een verklaring is van een arts waaruit blijkt dat hij in verband met een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke beperking is aangewezen op zorg.
o Een persoon beschikt over een indicatie van het CIZ voor langdurige zorg met als grondslag een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke beperking.
o Er bij een patiënt sprake is van gedragsproblemen of regieverlies vergelijkbaar met een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke beperking, en dit kan leiden tot ernstig nadeel.

20
Q

Wat regelt de WZD? (4)

A
  • In welke situaties onvrijwillige zorg en/of opname aan de orde kan zijn.
  • Hoe een besluit tot onvrijwillige zorg genomen wordt.
  • Wanneer onvrijwillige zorgverlening geëvalueerd moet worden.
  • Het recht op een cliëntenvertrouwenspersoon
21
Q

Waarmee gaat kwetsbaarheid gepaard?

A

met een afnemende zelfredzaamheid in
de zelfzorg.

22
Q

Ouderen maken de behoefte aan hulp niet altijd bekend, waarom is dit? (3)

A

o Omdat ze het kunnen uiten.
o Omdat ze het zelf niet merken.
o Omdat ze niet geholpen willen worden.

23
Q

Interacties tussen een medicament en andere stoffen kunnen er tot leiden
dat: (2)

A

o Het medicament onwerkzaam wordt
o De bijwerkingen worden versterkt.

24
Q

Wat is de biologische beschikbaarheid?

A

de fractie van de dosis die onveranderd de
algemene circulatie bereikt.

25
Q

Farmacokinetiek =

A

De processen waaraan een medicament in het lichaam wordt onderworpen.
o Absorptie
o Distributie
o Metabolisme
o Eliminatie

26
Q

Waarom worden antitrombotica voorgeschreven?

Welke gevolgen kunnen dit hebben op de behandeling?

A

In het kader van behandeling of preventie van arteriële of veneuze trombo-embolieën wordt het gebruikt

Antitrombotica verhogen het risico op een bloeding die aanvullende behandeling behoeft

27
Q

Wat is een bloedige ingreep bij de mondhygiënist?

A

Subgingivale reiniging op het worteloppervlak (scaling, rootplaning, currettage)

Pocketmeting valt er niet onder

28
Q

Bij patiënten die vitamine K-antagonisten gebruiken is bepaling van de INR van belang. Met welke waarden dien je rekening te houden?

A

Tegenwoordig geldt dat de therapeutische instelling doorgaans 2,0 tot 3,0 bedraagt. Echter wordt in de literatuur een INR tot en met 3,5 veilig geacht

29
Q

Een indicatie voor mondzorg aan huis kan gesteld worden indien (2)

A
  1. de kwetsbare oudere fysiek niet in staat is om, al dan niet met hulp, de mondzorgpraktijk te bezoeken en er geen verbetering wordt verwacht in de fysieke gesteldheid waardoor het bezoek op een later moment wel zou kunnen.
  2. de kwetsbare oudere als gevolg van een psychische of psychogeriatrische aandoening de mondzorgpraktijk niet (meer) kan bezoeken.
30
Q

Wat is belangrijk om te weten wanneer je een thuisbezoek gaat doen?

A

Ga na of de woning van de patiënt bereikbaar is (zie uitgangsvraag 2) en of het veilig is om de patiënt te bezoeken.

Bij voorkeur met 2 personen gaan

31
Q

Op basis van welke risicofactoren voor wortelcariës moet bij (kwetsbare of zorgafhankelijke) ouderen het tijdsinterval tussen periodieke mondonderzoeken worden verkort?

A

Bij ouderen met wortelcariës of een vergroot risico daarop door verslechtering van de mondhygiëne, polyfarmacie en/of het gebruik van hyposialie-inducerende medicamenten, wordt aanbevolen het afgesproken tijdsinterval tussen periodieke mondonderzoeken te verkleinen.

Wordt individueel bepaald, maar maximaal 6maanden

32
Q

Wanneer ga je x-foto’s maken bij wortel cariës?

A

Visuele en tactiele inspectie wordt aanbevolen voor de diagnostiek van wortelcariës.
Als op basis hiervan voor de eerste keer wordt vastgesteld dat er sprake is van actieve
wortelcariës, wordt radiologisch onderzoek door middel van bitewings aanbevolen om
de approximale gebitsvlakken te beoordelen.

33
Q

Wanneer ga je restaureren bij wortel cariës?

A

Hangt af van het risico op ernstige schade (progressie
van weefselverlies) en de geconstateerde of verwachte onvoldoende effectiviteit van de niet-restauratieve benadering en de belastbaarheid van de patiënt.

Restauratie neemt de oorzaak niet weg!

34
Q

Waarom wordt aangeraden niet al het aangedane weefsel centraal te verwijderen?

A

Om exponatie van de pulpakamer te voorkomen. Laesie wordt afgesloten, geen substraat

35
Q

Waarom wordt glasionomeer aanbevolen bij wortel cariës?

A

Het is goed vochtbestendig, cervicaal heb je snel met contaminatie van vocht te maken

36
Q

Wanneer pas je Atraumatic Restorative Treatment (ART) toe?

A

Wanneer conventionele behandeling onmogelijk of te belastend wordt geacht

37
Q

Wanneer mag er onder dwang worden behandeld?

A

Als het echt niet anders kan: ernstig nadeel voor de client of omgeving. Hiervoor is een stappen plan

38
Q

Wat is een risicofactor van aspiratiepneumonie?

A

Dysfagie

39
Q

Wat werd er qua mondproblemen gesignaleerd bij mensen met een beperking?

A
  • Meer onbehandelde cariës
  • Minder restauraties
  • Meer extracties
  • Minder protheses

Behandelingsachterstand

40
Q

Welke mondconditie wordt grotendeels genegeerd bij de populatie met syndroom van Down?

A

Pathologische tanderosie

41
Q

Waardoor komt erosie sneller voor bij kinderen met syndroom van down?

A

Een geschiedenis van astma, mondademhaling en gastro-oesofageale refluxziekte, evenals de consumptie van een zuur dieet en dranken, heeft aanzienlijke invloed gehad op de prevalentie van tanderosie.