Medicatie 2 Flashcards

1
Q

waarop kan medicatie aangrijpen? (4)

A

Eiwitten: aangrijpingspunt voor medicatie
1.Receptoren: ontvangers van neurotransmitters (VB: atenelol)

  1. Ionkanalen: kanalen gaan open of dicht voor bepaalde ionen als Ca++, Na+, K+ (VB: lidocaïne blokkeert NA+ kanaal)
  2. Enzymen: katalysatoren van chemische processen in de cel. Medicijnen remmen iha de werking van enzymen. (vb: enzym cyclo-oygenase 2 wordt geremd door NSAID’s)

4.Transporteiwitten (VB Omeprazol)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Leg ADME uit:

A
  1. Absorptie: via maagdarmkanaal, maar ook via huid, slijmvlies (mond, neus, vagina, rectum)
  2. Distributie: afhankelijk van fysisch-chemische eigenschappen (grootte, vetoplosbaarheid, ‘lading’ - pH)
  3. Metabolisme: met name lever (Cytochroom P450-enzymsysteem
  4. Excretie: via faeces (gal), urine (nieren), zweet, adem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar vindt adsorptie plaats en wat gebeurt er?

A
  • Maag
  • Darm
    Oplosbaarheid
    Permeabiliteit
  • Biologische beschikbaarheid
    Lever
    1st pass effect
    groot effect: weinig in bloedbaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waardoor wordt de concentratie van een middel bepaald?

A

toedieningsvorm, dosis en patiënt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarbij is vaak een afwijkende ADME?

A

Bij oudere patiënten, patiënten met co-morbiditeit en co-medicatie: vaak afwijkende ADME door veranderingen in de farmacokinetiek.(bv. ouderen: verminderde nierfunctie, gewijzigde verhouding vet/water)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Oraal (mond)
Sublinguaal (onder de tong)
Transdermaal (op/door de huid)
Intraveneus (in de bloedbaan)
Intramusculair (in de spier)
Subcutaan (onder de huid)
Rectaal (anus)
Vaginaal (vagina)

A

Oraal (mond)
Sublinguaal (onder de tong)
Transdermaal (op/door de huid)
Intraveneus (in de bloedbaan)
Intramusculair (in de spier)
Subcutaan (onder de huid)
Rectaal (anus)
Vaginaal (vagina)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

MTI: medisch tandheelkundige interactie
Wat kan je tegenkomen? (5)

A
  • Ziekten kunnen tot uiting komen in de mond.
  • Een ongezonde mond kan consequenties hebben voor de algemene gezondheid.
  • Medicatie-gebruik kan zichtbaar zijn in de mond.
  • Een acute medische situatie kan zich voordoen in de tandheelkundige praktijk.
  • Ziekten en aandoeningen kunnen invloed hebben op de tandheelkundige behandeling.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zie je in de mond? (4)

A
  • Is dat een gevolg van de ziekte? Bijvoorbeeld bij Diabetes frequentere eet-momenten, bij depressie geen initiatief
  • Of van de medicatie: bijv. Metformine –droge mond-> eerder cariës
  • Of van beide?
  • Of is het een primair symptoom? (herpes infectie, aft, syndroom van Sjögren)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn veelvoorkomende bijwerkingen in de mond?

A
  • Xerostomie
  • Candidiasis
  • Cariës
  • Slechte adem
  • Gingivahyperplasie
  • Botnecrose
  • Versterkte bloedingsneiging
  • Versterkte neiging tot ontstekingen: gingivitis, parodontitis
  • Neiging tot meer plaque
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke relevante factoren spelen mee bij iemand met syndroom van down?

A

Syndroom van Down: meer astma
Algemeen:
- mond ademen
- GORZ (gastro-oesophageale-reflux-ziekte)
- slechtere Oro-faciale aanleg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarom is astma een risicofactor?

A

Inhalatiemedicatie, waardoor de pH in de mond onder 5,5 komt. Zuur milieu, meer erosie

GORZ ook pH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is MTI bij syndroom van down?

A
  • Gebitsslijtage door bruxisme, erosie: 67% down vs non-down 23%
  • Open-mond houding en -ademen door hypotonie musculatuur
  • Vertraagde of gestoorde gebitsontwikkeling
  • Open mond ademen-> xerostomie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bij syndroom van down heeft iemand vaak een verlaagde afweer. Wat kan hierdoor ontstaan?

A

Parodontitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Verstandelijk beperkt en COPD, welke medicatie vaak?
Wat is het effect van deze medicatie?

A

inhalatie cortico-steroïden en Bèta-2 mimetica. Beclomethason,Ventolin (salbutamol).

ontsteking wordt geremd en gladde spiertjes ontspannen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom is er een verhoogde kans op cariës bij obstipatie?

A

Door gezoete laxantia of dieet. Wat doet dit met de ADME?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom is er verhoogde kans op cariës bij DM (veroudering, dieet)

A

door verhoogde glucoseconcentratie in speeksel, door xerostomie en door bijwerkingen medicatie (Metformine..)

17
Q

Bijwerkingen (medicatie epilepsie)
- Carbamazepine:
- Valproïnezuur:

A
  • licht anticholinerg (tegen acetylcholine), ontladingen synapsen nemen af, misselijk, droge mond
  • misselijk, braken
18
Q

Na hoeveel maal de halfwaardetijd ben je een geneesmiddel zo goed als kwijt uit het lichaam?

A

Afhankelijk van concentratie, maar ongeveer 5 keer de halfwaardetijd