Voc engels oef 3,5,6 Flashcards
1
Q
vluchten
A
to flee /fled
2
Q
een dreiging/ gervaar
A
a threat
3
Q
een belediging
A
an insult
4
Q
inslikken
A
to swallow
5
Q
steenpuin
A
rubble
6
Q
Achtervolgen/
A
to chase
7
Q
smeken
A
to beg
8
Q
fierheid/ trots
A
pride
9
Q
klimaat verandering
A
climate change
10
Q
misdaadcijfers
A
crime rates
11
Q
nu/ hedendaags
A
current
12
Q
rampen
A
disasters
13
Q
educatie/ opleiding
A
education
14
Q
voedsel schaarste
A
famine
15
Q
voedselbron/voorziening
A
food supply