bio H5 Flashcards

1
Q

welke 3 hoofdvormen van prokaryoten heb je

A
  • kokken OO
  • bacillen (=)
  • spirillen \/\/\/
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

benoem de delen van een prokaryoot (8) 🦠

A
  • cytoplasma
  • DNA: centraal
  • celmembraan (binnenste rand)
  • celwand (middelste rand)
  • slijmlaag of kapsel (buitenste rand)
  • DNA: plasmide
  • pilus (= haartjes)
  • zweephaar (= de staart)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

waar ligt het dna van een prokaryoot (2)

A

het grootste deel ligt centraal in een grote keten
+ ze bevatten één tot duizend kleine DNA-ringen = plasmiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat bezitten sommige bacteriën en archea + hoe ziet hun bouw er dan uit (inwendig)

A

sommige bevatten pigmenten zoals chlorofyl (=voor fotosynthese), die pigmenten zijn niet omgeven door een celwand -> ze zweven los in het cytoplasma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat regelt het celmembraan (prokaryoot)

A

de stofuitwisseling met het uitwendige milieu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat doed de celwand (prkyt)

A

het geeft stevigheid en vormt een bescherming tegen externe invloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat bevatten sommige archea en bacteriën (uitwendig) + en wat doet dit

A

een kapsel of slijmlaag -> voor extra bescherming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe bewegen prokaryoten zich voort (2)

A

door zweepharen (hiermee kunnen ze ich zwemmend verplaatsen )
door pili (waarmee ze zich voortrekken of katapulteren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

welke soort kokken heb je (3)

A
  • diplokokken OO
  • streptokokken OOOO
  • stafylokokken OOOO
    OOO
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

welke soorten bacillen heb je (2)

A
  • diplobacillen (=)(=)
  • streptobacillen (=)(=)(=)(=)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

welke bacteriën leven in ons lichaam dat stafylokokken zijn

A

Staphylococcus aureus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

welke twee voedigsmanieren hebben de prokaryoten

A
  • autotroof
  • heterotroofh
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hoe voeden prkryten zich heterotroof

A

ze nemen voedingstoffen op uit organisch materiaal door enzymen vrij te laten (-> het org.materiaal verteert uitwendig) zij nemen de vrijgekomen organische verbindingen op (glucose) in hun cel -> door middel van celademhaling maken ze eergie aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hoe voeden prokryten zich fotoautotroof

A

ze gebruiken zonlicht als energie bron d.m.v chlorofyl (bij archea iets anders)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoe voeden prokryten zich chemotroof

A

ze halen hun energie door het breken van chemisch ebindingen
-> nitrificerende halen uit stikstof,
-> zwavelbacteriën uit zwavelverb.
-> ijzerbacteriën uit ijzerverb.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

welke twee manieren hebben prkryten om E uit energieijke stoffen te halen

A
  • aeroob (d.m.v celademhaling)
  • anaeroob (d.m.v gisting)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat vormt zich bij vergisting (3)(prkryten)

A
  • ethanol
  • melkzuur
  • iets anders
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe geven prkyten genetisch materiaal door

A

door conjugatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

hoe gebeurt de conjugatie

A

2 prkryoten van dezelfde soort verbinden zich d.m.v een conjugatiepilus, hierdoor worden één of meerdere kopiën van plasmide doorgegeven de ene cel is de donor en de ander ede receptor
! zo wordt anibiotica resistentie snel doorgegeven !

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

syoniem cyste

A

endospore

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

wat is een cyste

A

ze vormen een beschermende laag, in dit niet-active stadium kunnen ze extreme omstandigheden overleven -> als de leefomgeving terug oké is, groeien ze terug uit tot cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

hoe doen prkryten aan voortplanting

A

ze vermeerderen zich ongeslachtelijk
ze doen dit door een celdeling, de cel deelt zich in twee identieke dochter cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

hoe verloopt de celdeling van prkryten

A

1) kopiëren genetisch materliaal
2) het groeien van celmembraan en -wand
3) de genetische kopien verplaatsen zich naar de uiteinden v.d cel
4) de cel snoert zich in het midden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

heo noem je de tijd dat nodig is bij een celdeling van prkryten + hoelang is die

A
  • generatie tijd
  • is afhankelijk per soort
  • gemiddeld in goede omstandigheden 30 min
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

eigenschap voortplanting prkryte

A

hun aantallen kunnen in korte tijd snel toenemen -> snel ontstaan v nieuwe eig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

wat geeft een groeicurve weer

A

het aantal individuen (op y-as) en de tijd (op x-as)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

noem de 4 verschillende fasen van de groeicurve op

A
  • lagfase
  • exponentiële fase
  • stationaire fase
  • afstervingsfase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

wat gebeurt er in de lagfase

A
  • wann de prkruten in een nieuwe omgeving terecht komen en tijd nodig hebbenom zich aan te passen aan de (temp, zuurtegraad,..)
  • het aantal individuen neemt niet toe = aanpassingperiode
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

wat gebeurt er in de exponetiële fase

A

de prkryten vermeerderen zich met een vrij constante snelheid -> hun aantallen nemen exponentiëel toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

wat gebeurt er in de stationaire fase

A
  • de draaglarcht van het milieu is overschreden -> ze hebben hun maximale populatie grootte bereikt
  • er sterven evenveel als er bijkomen (de generatie tijd is langer want geen gunstuge omgeving)
    -de popu blijft gelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

wat gebeurt er in de afstervingfase

A
  • de populatiegrootte neemt af
  • te weinig hulpbronnen
  • ze gaan bijna allemaal dood of vormen een cyste
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

kijk eutrofiering!!

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

geef de belangrijke functies van prkyten in ons milieu (7)

A
  • ze helpen bij vertering
  • grote rol bij stikstof- en koolstofkringloop
  • ziekteverwekkers -> populaties in bedaweng houden
  • gebruikt als probiotica
  • zorgen voor voedselbederf
  • productie methodes van voedingsmiddelen
  • sommige worden genetisch gemodificeerd om hun metabolisme aan te passen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

hoe helpen de prkyten bij vertering

A

ze leven in symbiose in de darmen van andere dieren -> ze helpen zo bij de vertering -> zo produceren sommige CH4 -> grote rol bij broeikas effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

hoe helpen prkyten bij de kringlopen

A

ze zijn reducenten en ze maken van organisch materiaal, mineralen door de nitrificatie en ammonificatie -> belangrijke rol bij kool- en stikstofkringloop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

wat doen prkyten als ziekteverwekkers

A

sommige bacteriën zijn ziekteverwekkers, zo houden ze populatie groottes tot stand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

hoe helpen prkryten ons als probiatica

A

ze worden uit bepaalde darmflore en melkproducten gehaald om mensen met een aangetast microbioom te helpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

hoe doen ze aan voedselbederf (3)

A

het zijn de heterotrofe prokaryoten
- schadelijke bacteriën groeien op eten is het een voedselinfectie
- als ze giftige stoffen produceren tijdens hun metabolisme is het voedselvergiftiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

wat zijn fermentaties

A

Dat zijn processen waarbij gewenste bacteriën of schimmels inwerken op voedsel of drank

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

hoe helpen prkyten bij productie methodes van voedingsmiddelen + vb

A
  • vele methodes zijn gebaseerd op fermentaties
  • Melkzuurbacteriën zoals de Lactobacillus produceren melkzuur(-> lage zuurgraad) en koolhydraten (-> zorgen voor een dikkere stuctuur)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

waarom worden sommige prkryten genetsich gemodificeerd

A

om hun metabolisme aan te passen, zodat ze gewenste stoffen produceren
bv: voor inusline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

welke 4 vormen virussen heb je

A
  • bolvormig virus
  • veelvlakkig virus
  • spiraalvormig virus
  • complex virus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

uit wat bestaan virussen

A

enkel uit genetisch materiaal (DNA of RNA) met daarrond een eiwitmantel of capside

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

verschil DNA en RNA

A

dna: dubbele helix
rna: één streng

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

wat is de capside

A

beschermt het genetisch materiaal v/h virus + het bevat spike-eiwitten of spikes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

wat doen de spike-eiwitten

A

daarmee kan het virus zich vast hechten aan de gastheer cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

leer de bouw van een bolvormig virus (4)

A
  • spikes
  • enveloppe
  • DNA/RNA
  • eiwitmantel of capside
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

bouw spiraal virus (2)

A
  • capside
  • DNA/RNA
49
Q

bouw complex virus (7)

A

kop:
- capside
- DNA/RNA
hals:
staart:
- staartvezels
- spikes

50
Q

syno complex virus

A

kop-staartvirus

51
Q

metabolisme virus

A

ze hebben geen eigen metabolisme

52
Q

hoe kan je virussen onderverdelen

A

a.d.h.v hun gastheer

53
Q

welke 3 soorten virussen heb je

A
  • dierlijke
  • plantaardige
  • bacteriofagen
54
Q

als je virus een enveloppe heeft welke soort is die dan

A

dierlijk (maar niet alle dierlijke hebben een enveloppe)

55
Q

welke vorm hebben bacteriofagen altijd

A

de complexe vorm

56
Q

wat zijn alle virussen :’(

A

ziekteverwekkers aangezien ze een gastheercel nodig hebben

57
Q

vermeerdering virussen!!!

A
58
Q

tot welk rijk behoren de gisten

A

het rijk v/d schimmels

59
Q

hoe worden schimmels ook wel genoemd (weet ik niet zeker)

A

lagere zwammen of microfungi??

60
Q

Hoe onderscheiden gisten zich van andere schimmels

A

ze zijn eencellig

61
Q

uit wat bestaat de celwand van gisten

A

uit chitine

62
Q

hebben gisten bladgroenkorrels

A

nee

63
Q

metabolisme gisten + specifiek

A

heterotroof
- reducent

64
Q

hoe voeden de gisten zich

A

met organisch materiaal, van
- afval
- levend materiaal v.D gastheer

65
Q

welke relaties hebben gistenn met hun gastheer (2)

A

parasitair of mutualistische symbiose

66
Q

wat doet de gist wanneer er geen opgeloste voedingstoffen zijn

A

hij laat enzymen los

67
Q

zijn gisten (an)aeroob

A

ze zijn beide

68
Q

wat doen gisten wanneer ze anaeroob zijn

A

ze vergisten -> zo produceren ze alcohol en CO2

69
Q

wat doen de aerobe gisten

A

bij de celademhaling wordt glucose verbrand tot CO₂ en H₂O

70
Q

vermeerering geslachtelijk of on geslachtelijk?

A

ongeslachtelijk + geslachtelijk

71
Q

hoe planten gisten zich voort

A

ongeslachtelijk door knopvorming

72
Q

wat is knopvorming bij gisten

A

1) vormen uitstulping = knop
2) kopiëren hun DNA
3) kopie v DNA verplaatst zich naar knop
4) de knop snoert zich af van de moedercel = dochtercel
5) moedercel heeft litteken op die plek

73
Q

belang voor ons milieu (gisten) (2)

A
  • vergisting, voor voedingsmiddelel
  • productie biobrandstoffen
74
Q

elk eten worden er door gisten gemaakt

A
  • brood -> het rijzen
  • bier
  • wijn -> voor de bubbels
75
Q

hoe onstaan biobrandstoffen door gist + welke

A
  • bio-ethanol
  • biomethaan
    door de vergisting van voedingstoffen zoals mest, stro, sap van suikerriet
76
Q

benoem de delen van een gistcel

A
  • celkern
  • vacuole
  • mitochondrium
  • celmembraan
  • celwand
  • (litteken)
77
Q

hebben protozoa een celwand

A

nee

78
Q

wat hebben de protozoa als bescherming

A

een uitwendig skelet

79
Q

uit wat bestaat het uitwandig skelet van de protozoa

A
  • chitine
  • Calciumcarbonaat
  • siliciumoxide
80
Q

p177 bouw protozoa!

A
81
Q

metabolisme protozoa + specifiek (=2)

A

heterotroof
- predatoren
- detritivoren

82
Q

specifieke voedselrang ding voor protozoa (2)

A
  • producent
  • reducent
83
Q

zoals welke andere vangen de protozoa hun voedsel

A

bacteriën, algen en kleinere protozoa of cellen

84
Q

waar verteren de protozoa hun voedsel

A

in de voedselvacuole

85
Q

hoe gebruiken protozoa met trilhaartjes of zweepharen die, om te verplaatsen en eten

A

verpl:
- al zwemmend
eten:
- om voedsel naar de celmond te brengen

86
Q

hoe gebruiken protozoa (wortlepotigen) met schijnpootjes die, om te verplaatsen en eten

A

verpl:
- kruipen
eten:
- fagocytose

87
Q

wat is fagocytose

A

()°
(F°
(°)
= Fagocytose is het proces waarbij het membraan van een cel vaste deeltjes, zoals andere cellen, omsluit en zo een holte binnen de cel vormt waarin de omsloten deeltjes veilig opgeslagen worden buiten het cytoplasma = wikipedia

88
Q

hoe eten en bewegen sporendiertejes

A

verpl:
- niet
eten:
- doorheen hun celmmembraan

89
Q

kunnen protozoa aan conjugatie en cystevorming doen

A

ja

90
Q

hoe wermeerderen protozoa zich

A

ongeslachtelijk door celdeling of knopvorming

91
Q

rol milieu protozoa (4)

A
  • water zuivering in riool
  • maken deel uit van zoöplankton
  • belangrijke rol voor de vruchtbaarheid v.d bodems
  • parasieten + toxoplasmose
92
Q

hoe doet protozoa aan waterzuivering in riolen

A

prokaryoten voeden zich met afvalstoffen -> protozoa eten de prokaryoten -> water is zuiver + minder slib

93
Q

waarom spelen protozoa een belangrijke rol bij voedsel keten in het water

A

ze maken deel uit van de zoöplankton

94
Q

waarom spelen protozoa een belangrijke rol bij de vruchtbaarheid van bodems

A

prokaryoten reduceren organisch afval in de bodem -> protozoa eet prokaryoot -> dit houd de prkyten in de exponentiëlegroeifase -> organisch afval wordt sneller afgebroken

95
Q

wat zijn eencellige algen

A

eukaryoten eencelligen met bladgroenkorrels en een celwand

96
Q

hebben EC algen een celwand

A

ja

97
Q

hebben EC algen bladgroenkorrels

A

ja

98
Q

wat bezitten kiezelwieren

A

een celwand van siliciumdioxide en silicaten

99
Q

syno kiezelwieren

A

diatomeeën

100
Q

welke celwand hebben de andere EC algen

A

één van cellulose

101
Q

metabolisme EC algen

A

fotoautortroof

102
Q

hoe komen de EC algen aan eten + waar

A

ze doen aan fotosynthese in zowel zoet als zout water + in waterdruppels

103
Q

zijn de EC algen (an) aeroob

A

ze zijn aeroob -> ze doen aan fotosynthese

104
Q

hoe vermeerderen de EC algen zich

A

sommige geslachtelijk, de meeste ongeslachtelijk

105
Q

hoe vermeerderen de EC algen zich ongeslachtelijk

A

door celdeling of het vormen van sporen

106
Q

wat is sporen vorming (EC algen)

A

sporen zijn veel kleinere en eenvoudigere klonen van het organisme, zodra ze vrijkomen in het water groeien ze uit tot identieke klonen van moedercel

107
Q

hvl sporen kunnen sommige EC algen maken

A

meer dan 10

108
Q

belang milieu EC algen (5)

A
  • biodiesel
  • schuurmiddel
  • antiklontermiddel in vee voeder
  • insecticide
  • belangrijke schakel voedselketen
109
Q

hoe worden EC algen gebruikt voor biodiesel

A

de vetten die je uit eencellige groenwieren kan halen dienen als grondstof voor de productie v.D biodiesel

110
Q

hoe worden EC algen gebruikt als schuurmiddel ect.

A

kiezelwieren worden gebruikt als schuurmiddel in tandpasta en bodyscrub vanwegen hun harde celwand

111
Q

voor wat wordt diatomeeënaarde gebruikt

A
  • antiklontermiddel in veevoeder
  • natuurlijke insecticide
112
Q

waarom zijn EC algen een belangrijke keten in de voedselkringloop

A

ze maken deel uit van fytoplanton

113
Q

kijk + menu!

A
114
Q

Hoe vermeerderen virussen zich (groot gezien)?

A

door het metabolisme van de gastheer cel te veranderen

115
Q

Hoe komt een virus op een gastheercel?

A

per toeval.
Ze kunnen niet zelf voortbewegen en verplaatsen dus via de lucht of met lichaamsvloeistoffen.

116
Q

Hoe kan een virus of het genetisch materiaal erin de gastheercel binnendringen bij de hechting?

A

Door de binding van de spike-eiwitten met de receptoren.

117
Q

Hoe wordt het genetisch materiaal doorgegeven bij dierlijke virussen met een enveloppe?

A

Doordat de enveloppe samensmelt met het celmembraan.

118
Q

Hoe wordt het genetisch materiaal doorgegeven bij veelvlakkige en spiraalvormige virussen zonder enveloppe?

A

worden door endocytose opgenomen.

Hierbij wordt het virus door het celmembraan omsloten en komt het zo in een blaasje terecht.
Na enige tijd ontsnapt het virus uit het blaasje en verzeilt het in het cytoplasma.
Uiteindelijk breekt de capside open en komt het genetisch materiaal van het virus vrij in de cel.

119
Q

Waarvoor zorgt het genetisch materiaal bij de gastheercel? (2)

A

Dat die onderdelen van de capside en andere viruseiwitten produceert.

Daarnaast wordt het genetisch materiaal van het virus ook talloze keren gekopieerd.