Uro-nefrologie Flashcards

1
Q

Wat is azotemie

A

= stijging van ureum en creatinine in het bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het normaal SG van urine bij hond en kat

A

Hond: 1.030
Kat: 1.035

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke lokalisaties van azotemie bestaan er en hoe maak je het onderscheid?

A
  1. Pre-renale azotemie : milde azotemie + normaal SG gewicht van urine
  2. Renale azotemie : milde azotemie + isostenurische urine
  3. Post-renale azotemie : klin symptomen van ruptuur urinewegen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is en hoe gebeurt IRIS-stagering en wat zijn de voorwaarden?

A

Stagering van patiënten met vastgestelde CKD (renale azotemie: dus bloed en urine-oz reeds uitgevoerd) -> op basis van creatinine
Voorwaarden
* Patiënt is nuchter en stabiel
* Geen pre-, post renale factoren
* Op 2 verschill momenten per dag creat bepalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Op wat is de substagering van azotemie gebaseerd?

A
  • Proteïnurie
  • Hypertensie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Geef 5 potentiële oorzaken van CKD?

A
  1. Nefrotoxische producten
  2. Amyloïdose
  3. Neoplasie
  4. Immunologisch: vb.SLE
  5. Leptospirose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de klinische presentatie van CKD?

A
  • PUPD
  • Vage symptomen: anorexie, lethargie, braken, diarree
  • Lichamelijk onderzoek: halithose, slecht haarkleed, anemie, hypertensie, dehydratatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke labo-resultaten heb je op bloed-, en urine-oz bij CKD

A
  • Niet-regeneratieve anemie
  • Azotemie : BUN en creat
  • Verhoogde fosfor, hypoK, hypoCa
  • Urine: isostenurisch USG
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Uit welke 7 stappen bestaat de behandeling van CKD?

A
  1. Nier-dieet : laag in Ei
  2. Behandeling van RHPTH : fosfor-restrictie (ipakitine en pronefra) + PTH-behandeling (calcitriol)
  3. Behandeling uremische gastritis: omeprazole, maropitant, metoclopramide
  4. Vloeistoftherapie
  5. ELektrolyten: hypoK
  6. Anemie: darbopoietine
  7. Hypertensie: ACE-inh, telmisartan, amlodipine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn endocriene predisponerende factoren voor urineweg-infecties?

A
  • Cushing
  • DM
  • Hyperthyroïdie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke 5 urineweg-infecties bestaan er?

A
  1. Sporadisch bacteriële cystitis
  2. Recidiverende bacteriële cystitis
  3. Pyelonefritis
  4. Prostatitis
  5. Subklinische bacteriurie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het verschil tussen een cystitis en een pyelonefritis?

A

Cystitis is heel gelokaliseerd. Bij een pyelonefritis heb je neutrofilie, azotemie en cylinders en symptomen van de hoge urinewegen (koorts, sufheid, anorexie…)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de behandeling van bacteriële cystitis?

A

Amoxicilline of Trimetoprim sulfa gedurende 3-5 dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de behandeling van pyelonefritis?

A

Fluoroquinolones gedurende 14d

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de behandeling van prostatitis?

A

Enroflocazine of clindamycine gedurende 1 maand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke 5 soorten urolithen bestaan er?

A
  1. Ca-oxalaat
  2. Struviet
  3. Cystine
  4. Ammoniak-uraat
  5. Bilirubine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is typisch aan struviet?

A

Typisch in alkalische urine; geassocieerd met een bacteriële infectie (bacteriën zetten ureum om tot ammoniak). Kunnen opgelost worden met de voeding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke controles worden uitgevoer bij management voor urolithen?

A

Controle van pH, USG en kristallen in de urine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is de pathofysiologie van katten met FLUTD?

A
  • Verstoorde glycosaminoglycanen barrière in de blaaswand
  • Meer sympaticus -> catcholamines
  • Minder cortisol -> nodig om stress-reactie te stoppen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn risicofactoren bij katten voor het ontwikkelen van FLUTD?

A

Garfield, lage wateropname, jongvolwassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is het management voor een kat met FLUTD en obstructie?

A
  1. Metabole effecten herstellen: azotemie + hypovolemie + hyperK -> infuustherapie
  2. Opheffen urinaire obstructie
  3. Onderliggende oorzaak zoeken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is de initiële behandeling voor een kat met FLUTD zonder obstructie?

A
  • Eerste episode meestal zelf-limiterend na 5-7 dagen zonder specifieke behandeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke medicatie kan gebruikt worden na het oplossen van een obstructie?

A

Prazosine

24
Q

Wat zijn 5 kenmerken van AKI?

A
  1. Oligurie
  2. Azotemie
  3. Acidemie
  4. Hyperkaliëmie
  5. Afwezigheid van anemie
25
Q

Wat is het allergrootste verschil tussen CKD en AKI?

A

CKD = irreversiebel - AKI = reversiebel

26
Q

Wat zijn specifieke oorzaken van AKI?

A
  • Leptospirose
  • Ethyleen-glycol intoxicatie
27
Q

Wat is de normale urineproductie van een dier?

A

1-2 ml/kg/u

28
Q

Wanneer is er sprake van oligurie?

A

Urineproductie < 0,25-0,5 ml/kg/u

29
Q

Welke kristallen kunnen in de urine gezien worden bij ethyleen-glycol intoxicatie?

A

Calcium-oxalaat kristallen

30
Q

Welke 4 doelstellingen van therapie bestaan er bij AKI?

A
  1. Stopzetten verdere renale schade
  2. Vloeistof = basis -> dehydratatie
  3. Metabole effecten: hyperK (vlstf, calciumzouten IV, glucose, insuline) + metabole acidose (vlstf + na-bicarbonaat)
  4. Dalen van uremische toxines en nitrogene afvalproducten : diuretica (na correctie dehydratatie) -> furosemide, dopamine, mannitol
31
Q

Hoe wordt proteïnurie gekwantificeerd?

A

Ei/creatinine ratio in de urine

32
Q

Wat is het nefrotisch syndroom?

A

= proteïnurie, hypoalbuminemie, hypercholesterolemie en oedeem door een glomerulair letsel

33
Q

Wat is het nefrotisch syndroom?

A

= proteïnurie, hypoalbuminemie, hypercholesterolemie en oedeem door een glomerulair letsel

34
Q

Wat zijn de 2 meest voorkomende oorzaken van het nefrotisch syndroom?

A
  • Glomerulonefritis
  • Amyloïdose
35
Q

Wat is de classficatie van proteïnurie

A

Niet-urinair: Bence-Jones, Hb-urie, Mb-urie, ontsteking genitaalstelsel
Urinair
* Extra-renaal: ontsteking urinewegen
* Renaal: glomerulaire ziekte

36
Q

Wat zijn vier extra-renale manifestaties van glomerulaire ziektes?

A
  1. Hypoalbuminemie
  2. Stollingsabnormaliteit -> thrombo-embolisme
  3. Hyperlipemie
  4. Systemische hypertensie
37
Q

Welke zes stappen zijn er in de behandeling van een glomerulaire ziekte?

A
  1. Onderliggende ziekte of oorzaak behandelen
  2. Grootte van het Ei-verlies verminderen: dieet, ACE-inhibitor, aspirine, omega3-VZ
  3. Na-retentie en oedeem: dieet, diuretica, abdomino- thoracocentese
  4. Hypercoagulabiliteit
  5. Systemische hypertensie: dieet, ACE-inhibitor
  6. CNI behandelen indien aanwezig
38
Q

Welke medicatie ter behandeling van glomerulonefritis?

A
  • Cortico’s
  • Omega3-VZ, Aspirine
39
Q

Welke medicatie ter behandeling van amyloïdose?

A

Colchicine

40
Q

Wat is het management voor Mg-NH4+-fosfaat stenen?

Dat is struviet :)

A
  1. Calculolytisch dieet
  2. UWI behandelen bij hond (kat: steriel)
  3. RX
  4. Chirugie
41
Q

In welke urine worden ca-oxalaat stenen gevormd?

A

Neutrale tot zure urine, oververzadigd met calcium en oxalaat

42
Q

Wat is de behandeling en preventie van ca-oxalaat stenen?

A
  • behandeling = chirurgie
  • preventie = dieet, wateropname stimuleren, kalium-citraat
43
Q

Bij welke dieren zien we ammonium-uraat stenen?

A
  • Dalmatiërs
  • PSS
  • Lever-insufficiëntie
44
Q

Wat is het management bij ammonium-uraat stenen?

A
  • Dieet
  • Alkaliniseren van de urine
  • Allopurinol
  • Behandelen evt urineweg-infectie
45
Q

Welke medicatie voor cystine stenen?

A

2MPG

46
Q

/

A

/

47
Q

Onder welke invloed staat de vulllings- en ledigingsfase van de mictie?

A
  • Vulling : sympaticus
  • Lediging : parasympaticus
48
Q

Wat zijn drie oorzaken van een grote blaas (urinaire retentie)

A
  1. Neurogene oorzaak
  2. Reflex dyssenergie
  3. Obstructie van de urinewegen
49
Q

Wat zijn drie oorzaken van urinaire incontinentie?

A
  1. USMI
  2. Detrusor hyperreflexie of instabiliteit
  3. Congenitaal: ectopische ureter
50
Q

Wat is de behandeling van blaasatonie of hypocontractiliteit?

A
  • Fysiologische positie blaas : ledigen
  • PS-mimeticum : betanechol
  • Cisapride
51
Q

Wat is de behandeling van blaas hypercontractiliteit?

A
  • PS-lyticum
  • Onderliggende oorzaak (irr.) behandelen
52
Q

Wat is de behandeling van urethrale dysfunctie?

A
  • Urethrale hypotoniciteit : alfa2-ag (fenylpropanolamine) + oestrogenen
  • Verhoogde urethrale weerstand: prazosine, diazepam
53
Q

Bij welke honden komt USMI vaak voor?

A

Gesteriliseerde teven van middelbare tot oude leeftijd

54
Q

Wanneer kan er op palpatie een grote blaas gevoeld worden bij incontinentie?

A

Bij problemen met de UMN : spastische blaas -> overloopblaas en paradoxale incontinentie

55
Q

Wat zijn de belangrijkste oorzaken van urinaire retentie specifiek bij de kat en bij de hond?

A

Kat
* FLUTD
* Trauma aan sacrum of bekken
Hond
* Discus hernia
* Urolithen
* Overgangscelcarcinoma

56
Q

Hoe herken je reflex dyssenergie?

A

Dieren beginnen met normaal urineren maar stoppen dan plots

57
Q

Wat is de behandeling van reflex dyssenergie?

A

Combinatietherapie
* Sfincter : prazosine + diazepam
* Detrusor : betanechol