Orthopedie Flashcards

1
Q

Wat kan men voelen op palpatie bij het orthopedisch onderzoek?

A

Spieratrofie
Opzetting/zwelling
ROM/beweeglijkheid
Pijn
Soms : crepitatie of warmte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar voelt men naar spieratrofie?

A

Voorhand : schouderblad/spina
Achterhand : femur - grote spiermassa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarover zegt de mate van spieratrofie iets over een aandoening?

A

Ernst en duur van de aandoening

Licht manken : 1-2 maanden tot spieratrofie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bij welke gewrichten kan men geen opzetting beoordelen?

A

Schouder en heup

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar kan men opzetting voelen bij de gewrichten?

A
  • Elleboog : tussen olecranon en laterale epicondyl
  • Carpus : dorsaal
  • Knie : craniaal (mediaal en lateraal van de rechte patellaband)
  • Tarsus : dorsaal en plantair
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe kan men pijn uitlokken bij orthopedisch onderzoek?

A

Flexie of extensie langer volhouden, tegendruk geven thv de rug om het gewricht te forceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke specifieke bevindingen bestaan er ter hoogte van de knie

A
  • Craniale verplaatsing van de tibia bij VKBR
  • Klik bij meniscusscheur
  • Patellaluxatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke aanvullende onderzoeken worden frequent uitgevoerd?

A
  • Buigproef
  • Onderzoek onder sedatie
  • RX overzicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer gaat men over tot punctie van het gewricht?

A

Verdenking van infectie, PA of neoplasie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke 3 ernstige orthopedische aandoeningen bestaan er ?

Er is acuut geen steunname

A

Trauma
Infectie
Neoplasie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Trauma : hoe merk je het verschil tussen een fractuur/luxatie en een overbelasting/verstuiking?

A

Bij fractuur/luxatie blijft het ernstig manken en lopen op 3 poten aanhouden, bij verstuiking/overbelasting wordt het snel beter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Osteosarcoma’s
: welke 3 aanwijzingen merk je op bij orthopedisch onderzoek

A
  1. Manken: acuut of geleidelijk
  2. Harde zwelling
  3. Pijn bij druk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Osteosarcoma : bij welke honden verwacht je dit eerder

A

Grote rassen, oudere dieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Ter hoogte van welke gewrichten vind je osteosarcoma’s meestal terug?

A

Weg van de elleboog en naar de knie toe : dus carpus, schouder en knie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke zes kenmerken van een osteosarcoma vind je terug op RX

A
  1. Osteolytische zone
  2. Osteosclerotische zone
  3. Periostale reactie : driehoek van Codman
  4. Weke delen zwelling
  5. Metaplastische verbening
  6. Steekt het gewricht niet over
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke soorten infectie komt vooral voor bij hond en welke bij kat en wat zijn de oorzaken meestal?

A
  • Hond : infectieuze artritis - post-op of hematogeen
  • Kat : osteomyelitis -vechtwondes (flegmonen en abcessen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de behandeling van een orthopedische infectie?

A

Ab na antibiogram van het gewrichtsvocht - gedurende 4-6 weken !
Clindamycine of doxycyline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

VKBR - wat is het verschil bij grote en kleine rassen?

A

Grote rassen : partieel en bij zowel jonge als oude honden
Kleine rassen : volledig, enkel bij oude honden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is de mogelijke etiologie van een VKBR

A

Degeneratief
Traumatisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke testen zijn er voor een VKBR?

A
  • Schuifladetest
  • Tibiale compressietest

Tibia kan naar voor bewegen tov de femur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

In welke vier gevallen is een schuiflade-, of tibiale compressie test vals negatief?

A
  1. Partiële ruptuur
  2. Chronisch -> fibrose
  3. Spiertonus : dier niet onder sedatie
  4. Foutieve techniek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wanneer kan men bij een VKBR kiezen voor conservatieve behandeling?

A
  • Kleine rassen
  • Lichte gevallen
  • Geen bijkomende pathologie van de meniscus of patella
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wanneer kan een mediale meniscusscheur ontstaan bij VKBR?

A
  • Samen met de VKBR - heel erg mank
  • Na de VKBR (tijdens het verloop) - plots erger mank

Mediale meniscus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Naar welke kant zal de patella meestal luxeren?

A

mediaal

soms lateraal bij grote hondenrassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is typisch aan het manken bij patellaluxatie (2 dingen)

A
  1. Manken is erg variabel : niet tot erg mank -> afhankelijk van de graad
  2. Soms blokkeren van de poot, geen steunname
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Welke 2 groepen van patiënten bestaan er bij heupdysplasie?

A
  1. Jonge honden < 12 m - instabiele vorm
  2. Oude honden - artrose vorm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Welke chirurgische behandelingen bestaan er bij HD?

A
  1. FHNE
  2. Prothese
  3. Bekkenkanteling <1 jaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is het algemeen advies bij behandeling van heupdysplasie?

A

Er wordt altijd eerst conservatief geprobeerd te behandelen, tenzij bekkenkanteling mogelijk is (4-8 maanden). In een later stadium kan FHNE en een heupprothese nog steeds besproken worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Welke vormen van ED bestaan er en wat is de oorzaak ?

A

Oorzaak = incongruentie
1. LPC : meest voorkomend
2. LPA : flexie opname
3. OCD : mediale humeruscondyl

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat is de prognose na een behandeling van ED?

A

1/3 1/3 1/3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is typisch aan manken tgv een gewrichtsprobleem

A

Erger na inspanning en erger na rust

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

wat zijn 4 soorten complicaties die kunnen voorkomen bij een spalk

A
  1. Heling
  2. Immobilisatie : fracture disease
  3. Drukletsels
  4. Falen van het materiaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is de verwachte klinische heling bij een hond van :
* < 3 maand
* 3-6 maand
* 6-12 maand
* > 12 maand

A
  • < 3 maand : 2-3 weken
  • 3-6 maand : 4-6 weken
  • 6-12 maand : 5-8 weken
  • > 12 maand : 7-12 weken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat zijn enkele aanwijzingen van complicaties bij een spalkverband?

A
  • Zweling aan de tenen
  • Gevoelloosheid
  • Vieze geur
  • Koorts, geen eetlust
  • Plots bijten aan de spalk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

wat is de functie van een RJ-verband?

A

Tijdelijke fixatie - verhindert verplaatsen van fx-delen en vormen van oedeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat is het verschil tussen een Ehmer-sling en een Spica-splint?

A
  • Ehmer : na reductie van een luxatie van de heupen
  • Spica : na reductie van een luxatie van schouder en elleboog
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Uit welke 5 lagen bestaat een spalkverband?

A
  1. Kleefverband
  2. Kous
  3. Polstering
  4. Spalk
  5. Finale bedekkende laag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat is de algemene indicatie voor het plaatsen van een spalkverband bij fracturen?

A

Fracturen distaal van de elleboog en knie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wat zijn 8 negatieve indicaties voor een spalk

A
  • Open fractuur
  • IA fractuur
  • Fractuur van humerus of femur
  • Gepaarde botten : 2 gebroken
  • Verplaatsing, slechte heling
  • Avulsie of groeiplaatfractuur
  • Fractuur van olecranon of calcaneus
  • Fractuur dicht bij metafyse of epifyse
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat zijn algemene orthopedische aandoeningen? en welke 4 bestaan er?

A

Aandoeningen die niet gelinkt zijn aan een specifieke lokalisatie
1. Metabole aandoeningen
2. Osteoartrose
3. Polyartritis
4. Standafwijking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Welke 2 metabole aandoeningen bestaan er en bij welke honden komen ze voor?

A

Metabole aandoeningen komen voor bij jonge honden van grote rassen
1. Hypertrofische osteodystrofie : 4-6 maand
2. Panosteïtis : 8-9 maand

42
Q

Wat is te zien op RX bij hypertrofische osteodystrofie , wat is de behandeling en prognose?

A
  • RX: translucente zone parallel met de groeiplaat
  • Behandleing : nutritioneel en ondersteunend
  • Prognose : varus door vroegtijdige sluiting van de groeiplaten
43
Q

Welke soorten artrose bestaan er en hoe is dit zichtbaar op RX?

A
  • Primaire artrose : alleenstaand probleem
  • Secundaire artrose : onderliggende gewrichtsaandoening
  • RX : periostale reacties rond het gewricht
44
Q

Bij welke honden is artrose niet irreversiebel?

A

Jonge honden door fibrocartilagineus weefsel

45
Q

Wat is typisch aan de mankheid van panosteïtis?

A
  • Auut, redelijk ernstig mank
  • Variabel : lokalisatie en soms mank/soms niet mank
46
Q

Wat is de meest voorkomende oorzaak van polyartritis?

A

Auto-immuun

47
Q

Welke vorm van polyartritis is erosief?

A

Reumatoïde artritis

48
Q

Welke vorm van polyartritis is erosief?

A

Reumatoïde artritis

49
Q

Welke standafwijking wordt het meeste gezien en wat zijn 4 mogelijke oorzaken?

A

Valgus thv de VP door vroegtijdige sluiting distale groeiplaat van de ulna
1. Trauma
2. Idiopatisch
3. Hypertrofische osteodystrofie
4. Persisterende kraakbeenzuil

50
Q

Wat is een behandelingsmogelijkheid bij standafwijking bij jonge honden en bij oude honden

A
  • Jonge hond : dynamische ulnotomie
  • Oudere hond : correctieve osteotomie (Ilizarov)
51
Q

Welke beelvormingstechniek wordt enkel gebruikt thv de schouder?

A

Artrogram

52
Q

Welke orthopedische aandoeningen komen voor thv de schouder?

A
  1. OCD thv de humeruskop
  2. Bicepspees : ruptuur of tendinopathie
  3. Fragmentatie caudale deel van het glenoïd

OCD komt voor bij pubers van grote/snelgroeiende rassen : 6-9 maand

53
Q

Behandeling van OCD thv de humeruskop

A

Artroscopie : verwijderen van het fragment

54
Q

Wat zijn 4 diagnostische mogelijkheden voor een bicepspeestruptuur?

A
  1. bicepspeestest
  2. RX : tuberculum SC en bicepspeesgroeve
  3. Artrogram
  4. Echo
55
Q

Behandeling bicepspees-aandoeningen

A
  • Conservatief: NSAIDs, rust
  • IA injecties
  • Tenotomie
56
Q

Waar komt OCD voor ter hoogte van de schouder en elleboog?

A
  • Schouder : humeruskop
  • Elleboog : mediale humeruscondyl
57
Q

Welke orthopedische aandoeningen komen voor thv de elleboog?

A
  1. Elleboogdysplasie : LPC, LPA, OCD
  2. Flexor enthesiopathie
58
Q

Welke orthopedische structuur is aangetats bij flexor enthesiopathie?

A

Mediale epicondyl van de humerus = buigknobbel

59
Q

Welke orthopedische verschijnsel zien we bij flexor enthesiopathie

A

spurs

60
Q

Welke 2 vormen van flexor enthesiopathie bestaan er

A

Primaire vorm
Concomitante vorm : samen met ED

61
Q

Wat ziet men op inspectie bij aandoeningen van de carpus?

A
  • Doorzakken
  • Valgus of varus
62
Q

Wat zijn drie frequente oorzaken van carpusproblemen?

A
  • Ontwikkelingsstoornis : standafwijkingen
  • Trauma
  • Neoplasie
63
Q

Hoe ziet carpal flexural deformity eruit en wat zijn de behandelingsmogelijkheden?

A

carpi staan naar voor geknikt
* Rust en fysiotherapie (zelf-limiterend)
* M. flexor carpi ulnaris doornsijden in erge gevallen

64
Q

wat is meestal de behandeling bij een fx va de carpus?

A

Artrodese

65
Q

wat is een bijzondere vorm van artrose thv de carpus

A

m abductor pollucis longus enthesiopathie

66
Q

wat is typisch aan manken tgv een probleem aan de tenen

A

na rust loopt de hond op 3 poten daarna terug normaal

67
Q

Wanneer kan een fx thv de tenen opgelost worden met een spalk

A
  • Max 2 tenen
  • Max 1 steunteen
  • Weinig verplaatsing
68
Q

Wat is het verschil tss Legg Perthes Calvé en metafysaire osteopathie

A

Legg Perthes Calvé
* Jonge hond : 5-8 maand
* Femurkop
Metafyaisre osteopathie
* Kat : MC, -2 jaar
* Femurhals

69
Q

Wat is de prognose van een gesloten reductie bij heupluxatie?

A

1/2 van de gevallen reluxatie

70
Q

Welke bekkenfracturen moeten zeker chx behandeld worden

A

Ilium + craniale derde van het acetabulum

= gewrichtsdragende structuren

71
Q

Wat gebeurt typisch bij metafysaire osteopathie?

A

Spontane fractuur -> vb kat springt van de zetel en breekt femur

72
Q

Welke bevindingen ziet men op RX bij een VKBR

A
  1. Opzetting
  2. verplaatsing
  3. botreactie/nieuwbeenvorming
73
Q

welke complicatie kan ontstaan bij een VKBR en hoe wordt dit aangepakt

A

ruptuur van de mediale meniscus
-> altijd chx

meniscal release bij intacte meniscus tijdens KBR-chx

74
Q

Hoe diagnosticeer je ruptuur van de collateraal banden?

A

Laxiteit
Stress-opname

75
Q

Waar komt OCD thv de knie meestal voor

A

Femurcondyl

76
Q

bij welke honden komt een avulsefractuur van de tuberositas tibiae meestal voor

A

jonge honden van 4-8 m
Fr bulldog

tuberositas tibiae : aparte vebreningskern

77
Q

Waar komt OCD ter hoogte van de tarsus meestal voor?

A

Taluskammen : meestal mediale kam

78
Q

Bij ruptuur van welke 2 pezen komt de hiel vlak tegen de grond te liggen

A
  1. m. gastrocnemicus
  2. diepe buiger
79
Q

Aanhechting en eindpunt van volgende spieren
1. DB
2. OB
3. M. gastrocnemicus

A
  1. DB : proximale tibia - tenen
  2. OB : distale femur - tenen
  3. m. gastrocnemicus : distale femur - calcaneus
80
Q

Bij welk ras is er typisch een enthesiopathie of degeneratieve ruptuur van de achillespees - welke 3 kenmerken ?

A

Dobermann
1. Zwelling net boven de hiel
2. Omkrullen van de tenen
3. Doorzakken van de tarsus

81
Q

Hoeveel van de femurkop moet in het acetabulum zitten om gezond te zijn (geen HD)

A

Hond : 2/3
Kat : 1/2

82
Q

Welke aandoening komt typisch voor bij de scottish fold?

A

Osteochondrodyplasie

83
Q

Wat zijn specifieke orthopedische normaliteiten bij de kat

A
  • Rechthoekig bekken
  • Calcificaties in de knie
  • Druppelvormige patella
84
Q

Wat zijn de 4 A’s in de post-therapie van fx behandeling?

A
  1. Apposition
  2. Allignment
  3. Apparatus
  4. Activity
85
Q

Welke mogelijkheden zijn er om een fx te behandelen ?

A
  1. Spalk
  2. Externe fixatie
  3. Schroeven
  4. Schroeven + plaat
  5. Pinnen : IM, Rush, interlocking nails
  6. Cerclage
  7. Combinaties : IM pin met cerclage of externe fixator

Pinnen en cerclage : altijd in combinatie!

86
Q

Hoeveel pinnen moeten er per fragment zitten bij een externe fixator en wat is een beperking?

A

2 pinnen per fragment
Beperking : teveel spiermassa

87
Q

Wat zijn indicaties voor schroeven?
Hoe moeten de schroeven geplaatst worden?

A

Indicaties
1. IA fractuur
2. Epifyse
3. Schuin diafysair
Plaatsing : loodrecht op fx

88
Q

Op welke beenderen worden schroeven+ plaat gebruikt en hoeveel schroeven per fragemtn?

A

Lange beederen, minstens 3 schroeven per fragment

89
Q

Welke soorten pinnen bestaan er en waarvoor worden ze gebruikt ?

A
  1. IM pin : humerus/femur/tibia
  2. Vergrendelde mergnagel : humerus/femur/tibia
  3. Rush : distale condylaire fx van humerus en femur
90
Q

Wat moet altijd bijkomend gebeuren bij cerclage en voor welke fx

A

Altijd bijkomende stabilisatie !
Soorten fx
1. Schuin/spiraalvormig diafysiar
2. Tension band wiring : olecranon/patella/calcaneus

91
Q

Welke structuur is belangrijk in de botheling na fx

A

periost : bezit ongedifferentieerde osteoprogenitorcellen die het signaal geven tot botheling

meestal weinig verplaatsing -> zit als een kous rond het bot

92
Q

Hoe lopen de kruisbanden?

A
  • VKB : laterale femurcondyl -> eminentia intercondylaris van de tibia
  • AKB : mediale femurcondyl -> incisura poplitea
93
Q

Wat zijn mogelijke behandelingsmogelijkheden bij heupluxatie?

A
  1. Gesloten reductie
  2. Imbricatie
  3. Hechtingen van femurkop of trochanter maior naar acetabulum
  4. Toggle = lig capitis ossis femoris
  5. FHNE
94
Q

Wat is de naverzorging van een FHNE?

A

Fysiotherapie en zo snel mogelijk terug bewegen -> spieren moeten aansterken

95
Q

welke chirurgische stappen worden uitgevoerd bij een patella-luxatie?

A
  1. Sulcoplastie
  2. Transpositie van de tuberositas tibiae (quadriceps mechanisme)
  3. Imbricatie lateraal retinaculum
96
Q

welke osteotomie-technieken bestaan er bij VKBR en wat is het mechanisme erachter?

A
  1. TPLO : de slope wordt weggenomen waardoor de femur niet meer van het tibiaal plateau rolt
  2. TTA : de patella komt op 90° te staan met het tibiaal plateau wat zorgt voor stabiliteit in de knie
97
Q

Wat is te zien op RX bij hypertrofische osteodystrofie , wat is de behandeling en prognose?

A
  • RX: translucente zone parallel met de groeiplaat
  • Behandleing : nutritioneel en ondersteunend
  • Prognose : varus door vroegtijdige sluiting van de groeiplaten
98
Q

Wat zijn de drie basis-doelen voor fysiotherapie?

A
  1. Pijn verlichten
  2. ROM verbteren
  3. Spierevn versterken
99
Q

Welke kleine hondenrassen zijn gevoelig voor heupdysplasie?

A
  • Cocker
  • Sheltie
  • Mopshond
100
Q

Bij welke twee hondenrassen is er een incomplete ossificatie van de humeruscondylen?

A
  • Cocker spaniel
  • Franse bulldog