Critical care Flashcards

1
Q

Welke vier orgaansystemen moeten zeker beoordeeld worden bij een spoed-patiënt?

A
  1. Respiratoir
  2. Cardiovasculair
  3. Urinair
  4. Neurologisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is shock?

A

= een toestand waarbij er hypoperfusie is van de weefsels, dit leidt tot hypoxie en (irreversiebele) celschade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn twee compensatiemechanismen van het lichaam die in actie schieten bij shock?

A
  1. Sympaticus: tachycardie, tachypnee
  2. RAAS : Na-, en vochtretentie

=> compensatoire of hyperdynamische shock

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke zes vormen van shock bestaan er?

A
  1. Hypovolemische shock: infuus of bloedtransfusie
  2. Cardiogene shock: gedaald CO (pompfunctie)
  3. Obstructieve shock: veneuze retour
  4. Distributieve shock: sepsis met veralgemeende VD
  5. Metabole shock: hypoglycemie
  6. Hypoxemische shock: dyspnee, anemie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Door welke bacteriën wordt een sepsis meestal veroorzaakt?

A

Gram negatieve bacteriën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn drie klinische tekenen van hypoperfusie?

A
  1. Tachycardie
  2. Mucosae en CVT
    * Compensatoir: roze, versnelde CVT
    * Decompensatoir: bleek, vertraagde CVT
  3. Zwakke pols
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de algemene behandeling van shock?

A

Grote volumes IV vloeistof -> geen vloeistoftherapie bij cardiogene shock !

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het verschil tussen hypoperfusie/hypovolemie en dehydratatie?

A
  • Hypoperfusie/hypovolemie : tekort aan vocht in het bloedvatensysteem
  • Dehydratatie: verlies van extracellulair en intersititeel vocht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de belangrijkste bloedparameter om hypoperfusie vast te stellen en op te volgen?

A

Lactaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke soorten vloeistof-therapieën bestaan er?

A
  1. Kristalloïden
  2. Colloïden
  3. Bloedproducten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het verschil tussen kristalloïden en colloïden?

A
  • Kristalloïden: kunen vrij de bloedbaan verlaten, verspreiden zich over extracellulaire vloeistof-compartimenten
  • Colloïden: blijven langer in de bloedbaan en trekken vocht naar de bloedbaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Uit welke twee fases bestaan vloeistoftherapie?

A
  • Acute vloeistoftherapie: correctie van de hypoperfusie of hypovolemie
  • Chronische vloeistoftherapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de acute vloeistoftherapie bij hond en kat?

A
  • Hond : 60 - 90 ml/kg -> / 4 = shockbolus (15 min)
  • Kat : 40 - 60 ml/kg -> /4 = shockbolus (15 min)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waaruit bestaat de chronische vloeistoftherapie?

A
  1. Correctie van de dehydratatie = LG x % dehydratatie x 1000 = ml
  2. Onderhoud = (30 + LG) + 70 = ml/dag
  3. Correctie bijkomend verlies (braken, diarree…)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de vijf categorieën van abdominale distentie?

A
  1. Weke delen
  2. Vocht
  3. GI-inhoud
  4. Gas
  5. Abdominale spierzwakte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de behandeling van een abdominale distentie?

A
  1. Behandel de onderliggende oorzaak : chirurgie of medicamenteus
  2. Abdominocentese : analyse van de effusie
17
Q

Wat is de eerste behandeling van acuut abdomen?

A

Analgesie