Hematologie Flashcards

1
Q

Waarom wordt een bloeduitstrijkje uitgevoerd?

A
  1. Kwaliteitscontrole (vb. thrombocytenaggregaten)
  2. Identificeren van morfologische veranderingen die niet opgemerkt worden op cijfers of grafische weergaven (vb. bloedparasieten, abnormale vormen of cellen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Uit welke twee delen bestaat een bloeduitstrijkje en welke cellen vinden we waar?

A
  • Monolayer: thrombocyten
  • Vlag: grote cellen (wbc, neoplastische cellen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het verschil tussen een normale erytrocyt bij kat en hond?

A

Bij de hond is de erytrocyt groter en heeft deze een centrale opklaring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe onderscheid je rouleauxvorming en auto-agglutinatie van rbc?

A

Bij toevoegen van eeen druppel NaCl 0.9% gaat rouleaux-vorming uit elkaar, auto-agglutinatie niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke soort rbc zien we bij een Fe-tekort?

A

Hypochroom
Microcytair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een sferocyt en hoe worden deze gevormd?

A

Macrofaag neemt een stuk op van de membraan van de rbc. De rbc neemt dan een ronde vorm aan ipv een schijf, ze zijn kleiner en hebben geen centrale opklaring (cfr. normale rbc kat)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een acanthocyt?

A

Een rbc met spiculen op het membraan, kan wijzen op problemen met de lever of het vetmetabolisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer worden fragmentocyten of schistocyten gevormd?

A

Wanneer er mechanische schade is aan de rbc (vb. door hemangiosarcoom of stolsels)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn Heinz bodies en bij welke dieren komen ze voor?

A

Er is oxidatieve schade aan Hb -> precpipiteerd en vormt een uitstulping op het membraan. Komt meer voor bij de kat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bij welke rbc kunnen we een kern(restant) zien?

A
  • Howel-Jolly body
  • Normoblast
  • Reticulocyten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke bloedparasieten kunnen we zien op een bloeduitstrijkje?

A
  • Mycoplasma hemofelis (epicellulair)
  • Babesia canis (druppelvormig)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een linksverschuiving van neutrofielen?

A

Er is een toename van jonge, niet-gesegmenteerde neutrofielen. Dit wijst op een intense en acute ontsteking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke twee soorten linksverschuivingen bestaan er?

A

Regeneratieve linksverschuiving = er zijn nog steeds meer segment-kernige neutrofielen -> leukocytose
Degeneratieve linksverschuiving = er zijn meer staafkernige neutrofielen dan segmentkernig -> leukopenie = inadequate neutrofielenrespons

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe kan men aggregaten van thrombocyten vermijden?

A
  • Citraat als anti-coagulans
  • Vlotte bloedafname
  • Geen koude temperaturen
  • Onderzoek binnen enkele uren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de volgende stap bij het opmerken van bleke mucosae?

A

Voelen naar de pols
* Zwakke pols -> shock
* Sterke of normale pols -> anemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe maakt men de classificatie van anemie?

A
  • Graad van anemie
  • Regeneratief vs. niet-regeneratief
  • RBC-indices
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de normale Hct van een hond en van een kat?

A
  • Hond : 37-55%
  • Kat: 24-45%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wanneer spreekt men van een zeer erge anemie bij een hond en bij een kat?

A

Hond < 13% - Kat < 10%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe bepalen we of een anemie regeneratief is of niet?

A

Reticulocytose -> bij een hond is anemie regeneratief wanneer het absoluut aantal reticulocyten > 100.000 is bij een kat > 50.000

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke tekenen van regeneratieve anemie kunnen we terugvinden op een bloeduitstrijkje?

A
  • Polychromasie
  • Anisocytose
  • Gekernde rbc :HJB, normoblasten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Vanaf wanneer kunnen we zeggen of anemie regeneratief is of niet?

A

Anemie heeft tijd nodig om regeneratief te worden -> reticulocytose start pas na 2-5 dagen, piek vindt plaats na 4-7 dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat vertellen volgende rbc-indices ons?
* MCV
* MCHC
* RDW

A
  • MCV : microcytair, normocytair, macrocytair
  • MCHC : hypochroom, normochroom
  • RDW : maat van anisocytose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe bepaal je het absoluut aantal reticulocyten?

A

RC = RP (%) x aantal rbc / 100

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is de differentiaaldiagnose van anemie?

A

Regeneratief : hemolyse, bloeding
Niet-regeneratief : chronische ontsteking, Fe-tekort, lever/nier, FeLV, beenmergaandoening, acute hemolyse of bloeding, Addison, hypothyroïdie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is het grootste verschil tussen hemolyse en een echte bloeding?

A

Bij hemolyse blijven de Ei normaal, bij bloedverlies gaan Ei ook verloren dus zijn er lage Ei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is de DDX van chronische bloedverlies?

A
  • Parasieten
  • GI bloedverlies
  • Coagulopathie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is belangrijk in de therapie van chronisch bloedverlies?

A

Ijzersupplementatie

28
Q

Wat zijn de vier belangrijkste DDX van hemolyse?

A
  1. IMHA
  2. Bloedparasieten
  3. Mechanische beschadiging
  4. Transfusiereacties
29
Q

Wat zijn klinische bevindingen bij IMHA?

A
  • Anemie
  • Hemolyse
  • Onderliggende aandoening (Babesie, infectie, medicatie, recente vaccinatie, neoplasie…)
  • Complicaties : thrombo-embolie, icterus
30
Q

Welke bevindingen kan men maken op bloedonderzoek bij IMHA?

A
  1. Anemie: matig tot erg
  2. Regeneratieve anemie: anisocytose, polychromasie, gekernde rbc
  3. Sferocyten
  4. Serum: hemolytisch tot icterisch
31
Q

Hoe maakt men de diagnose van IMHA?

A
  1. Aantonen van As op de rbc: sferocyten (osmotische fragiliteitstest), auto-agglutinatie, Coombs test
  2. Onderscheid primair vs. secundair: infecties, leefomgeving, urine-OZ, RX thorax, echo abdomen…
32
Q

Hoe behandelt men IMHA?

A
  • Prednisolone
  • Ondersteunende therapie: transfusie, heparine, clopidogrel, infuus
33
Q

Wat zijn tekenen van decompensatie bij anemie?

A
  • Lethargie
  • Tachycardie
  • Sterke, bounding pols
34
Q

Wat is de prognose van IMHA?

A

Prognose is afhankelijk van de onderliggende oorzaak maar gereserveerd: langdurige therapie en regelmatig herval

35
Q

Wat zijn de vershillen in IMHA tussen kat en hond

A

Kat
* Meer secundair : Mycoplasma, FeLV, FIV
* Niet-regeneratief
* Sferocyten minder makkelijk te herkennen
* Het duurt langer vooraleer er reactie is op cortico’s
* Minder complicaties

36
Q

Welke twee infectieuze oorzaken zijn er van IMHA en hoe behandel je deze?

A
  1. Mycoplasma hemofelis: doxycycline of fluoroquinolones +/- cortico’s
  2. Babesia: Imidocarb
37
Q

Uit welke stappen bestaat de hemostase cascade?

A
  1. Primaire hemostase: bloedplaatjes
  2. Secundaire hemostase: fibrine
  3. Fibrinolyse
38
Q

Welke elementen spelen een rol in de primaire hemostase en welke elementen spelen een rol in de secundaire hemostase?

A
  1. Primaire hemostase: bloedvatwand, thrombocyten, vWf
  2. Secundaire hemostase: stollingsfactoren, fibrinolytisch systeem, biologische stollingsremmers
39
Q

Welk verschil is er tussen stoornissen in de primaire hemostase en stoornissen in de secundaire hemostase?

A
  • Primaire hemostase: kleinere bloedingen op verschillende plaatsen
  • Secundaire hemostase: grote bloeding op 1 plaats
40
Q

Wat is belangrijk wat betreft bloedname in gevallen van gestoorde hemostase?

A
  • Beperk bloedname en puncties
  • Lang afklemmen
  • Vermijd de vena jugularis
41
Q

Wat zijn drie mogelijke oorzaken van thrombocytopenie?

A
  1. Verminderde productie: beenmerg
  2. Verhoogd gebruik: infectie, DIC, milt
  3. Immuungemedieerde afbraak: IMTP
42
Q

Welke twee vormen erytrocytose bestaan er en welke vorm komt het meeste voor?

A
  1. Relatieve erytrocytose: daling van plasmavolume -> komt het meest voor
  2. Absolute erytrocytose
43
Q

Wat is de differentiaaldiagnose van erytrocytose of polycythemie?

A
  1. Relatief : dehydrattie
  2. Absoluut: primair (beenmerg) of secundair (EPO) (nier of hypoxie)
44
Q

Wat is de rol van vitamine K in de hemostase?

A

Activatie van stollingsfactoren

45
Q

Wat zijn D-dimeren en in welke diagnostiek worden ze gebruikt?

A

D-dimeren zijn het volledig eindproduct van de stollingscascade. Gebruikt in diagnose van DIC -> wanneer D-dimeren gestegen kan DIC aanwezig zijn

46
Q

Welke stollingstesten bestaan er?

A
  1. Thrombocyten-telling
  2. BMBT
  3. Stollingstijden: PT en aPTT
  4. D-dimeren
47
Q

Welke aandoeningen veroorzaken stollingsstoornissen van de primaire hemostase?

A
  • Thrombocytopathie
  • vWD
48
Q

Welke aandoeningen veroorzaken stollingsstoonissen van de secundaire hemostase?

A
  • Hemofilie A en B
  • Coumarine intoxicatie
  • DIC
  • Lever-insufficiëntie
49
Q

Wat is de ziekte van von Willebrand en hoe maakt men de diagnose?

A

Het is een erfelijke aandoening met tekorten aan vWF -> diagnose door BMBT en Ag in plasma bepalen.
Komt vooral voor bij de Dobermann

50
Q

Wat is belangriijk in de behandeling van vWD?

A
  • Preventie: fokkers!
  • Transfusie
  • Desmopressine-acetaat: vrijstelling van de endotheliale reserve aan vWF
51
Q

Wat is de therapie van een coumarine-intoxicatie?

A
  • Indien recent gebeurd: doen braken (apomorfine of xylazine), actieve kool
  • Indien bloedingsneigingen: plasma-bloedtransfusie, vitK (5mg/kg SC, daarna 1-2,5mg/kg 2-4 weken)
52
Q

Wat is DIC?

A

= systemische activatie van de stollingscascade, cellen brengen TF tot expressie

53
Q

Waartoe kan DIC leiden?

A
  1. Trombose en orgaanfalen door veralgemeende IV fibrine-afzetting
  2. Bloedingen door consumptie thrombocyten en stollingsfactoren
54
Q

Wat zijn belangrijke geassocieerde aandoeningen van DIC?

A
  1. Neoplasie
  2. Infectie
  3. Immuungemedieernde aandoeningen
55
Q

Wat is de behandeling van DIC?

A
  • Indien bloeding of kans op bloeding: transusie (FFP of vers bloed)
  • Indien thrombose: aspirine, clopidogrel, heparine (preventief)
56
Q

Welke veranderingen hebben we bij een stress-leukogram?

A

SMILED
* Increase : segment neutro’s en mono’s
* Decrease: lymfo’s en eosinofielen

57
Q

Wat is een pancytopenie?

A

= combinatie van een niet-regeneratieve anemie, neutropenie en thrombocytopenie

58
Q

Wat zijn DDX van pancytopenie?

A
  1. Verminderde hematopoëse: BM-aandoeningen (medicatie, oestrogenen, infectie, neoplasie…)
  2. Gestegen hematopoëse maar meer verbuik of afbraak: sepsis, immuungemedieerde afbraak, hemofagocyterend syndroom
59
Q

Wat zijn drie indicaties voor een bloedtransfusie?

A
  1. Anemie
  2. Coagulopathie
  3. Verminderde colloïd osmotische druk (colloïden)
60
Q

Wat is het verschil tussen bloedtransfusies bij hond en kat?

A

Hond heeft geen natuurlijke As: bij de eerste transfusie is het niet nodig om bloedgroep te bepalen. B-katten hebben wel krachtige As tegen A-bloed -> kans op transfusie-reactie vanaf de eerste transfusie.

61
Q

Welke mogelijkheden voor transfusie bestaan er ?

A
  • Volbloed
  • PRBC
  • Fresh frozen plasma
  • Frozen plasma
62
Q

Voor welke aandoening kunnen we frozen plasma gebruiken?

A
  • Coumarine intoxicatie
  • Hemofilie B
63
Q

Welke factoren zitten in vers volbloed?

A
  • Bloedcellen
  • Stollingsfactoren
  • Plasma-proteïnes
64
Q

Welke factoren zitten in fresh frozen plasma?

A
  • Stollingsfactoren
  • Plasmaproteïnes
65
Q

Hoelang kan volbloed en PRBC bewaard worden?

A

Max 3 weken gekoeld

66
Q

Welke soorten transfusie-reacties bestaan er?

A
  1. Immunologische transfusie-reactie: acute hemolytische reactie (koorts, braken, TC, hypotensie, Hb-emie, Hb-urie) of koorts zonder hemolyse
  2. Niet-immunologische transfusiereactie: infectie, circulatoire overload…