Neurologie Flashcards

1
Q

Welke drie soorten aanvallen van epilepsie bestaan er?

A
  1. Focaal
  2. Gegeneraliseerd
  3. Bijzondere uiting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Uit welke delen bestaat een gegeneraliseerde aanval van epilepsie?

A
  1. Bilateraal symmetrisch : tonisch/clonisch, autonome activiteit, verlies van bewustzijn
  2. Korte duur, herhaaldelijk
  3. Pre-, post-ictale fase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn twee bijzondere uitingen van epilepsie en bij welke rassen komen ze voor?

A
  • Slaap-geassocieerd : Rhodesian Ridgeback
  • Ziekte van Lafora (stapelingsziekte): Teckel, Basset, Beagle
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke epilepsie-imitatoren bestaan er?

A

Bewegingsstoornissen/paroxysmale dyskinesie
* Idiopatische hoofdtremor
* Episodic falling syndrome
* Glu-sensitieve bewegingsstoornis
* Paroxysmale dyskinesie
Narcolepsie/kataplexie
Neuromusculair
* Myokinia
* Myastenia Gravis
Acute vestibulaire stoornissen
Syncope

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de classificatie van epilepsie?

A

Reactieve aanval : toxisch of metabool
Epilepsie
* Idiopatisch/erfelijk
* Structureel: infectie of neoplasie
* Unknown cause

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer vermoedt men neoplasie en wanneer infectie als structurele oorzaak van epilepsie en welke testen gaat men uitvoeren?

A
  • < 6m : infectie -> CSV
  • > 6j : neoplasie -> MRI
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

In welke gevallen wordt best een CSV en MRI uitgevoerd bij epilepsie?

A
  • Vermoeden structurele oorzaak (< 6m of > 6j)
  • Abnormaal interictaal neurologisch oz
  • Clusters of SE
  • Idiopatisch maar geen respons op therapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een SE?
Wat is een cluster epilepsie?

A
  • SE = aanval > 5 minuten
  • Clusters = > 2 aanvallen per dag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer wordt gestart met medicatie bij epilepsie?

A
  • Clusters of SE
  • Erge of langdurige post-ictale periode
  • Aanval wordt erger over 3 interictale periodes
  • > 2 geïsoleerde aanvallen binnen 6 maanden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke medicatie kan opgestart worden bij epilepsie?

A
  • Fenobarbital
  • Kaliumbromide
  • Imepitoïne
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke bijwerkingen hebben anti-epileptica ?

A
  • PUPD
  • PF
  • Sedatie
  • Ataxie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is belangrijk bij het gebruik van fenobarbital als anti-epileptica?

A
  • Serumconcentratie bepalen: door sommige honden heel sterk opgenomen, door andere veel minder
  • Acuut stopzetten: leverfalen en beenmergsupressie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoeveel % van epileptische honden is therapieresistent en wat kan men bijkomend doen?

A
  • 1/3 van de honden is resistent
  • Anti-epileptica combineren of humaan anti-epileptica levetiracetam bijkomend opstarten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is belangrijk om te doen bij clusters of SE? Welke medicatie kan men toedienen?

A
  • Systemische functies en hersenfuncties bechermen (hyperthermie, hypoxie, hoge intracraniale druk)
  • Benzodiazepines IN of IV
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Op welke plaats in het lichaam zal niet snel een discus hernia ontstaan en waarom niet?

A

T2-T10 : conjugale of intercapitale ligamenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke soorten discus hernia bestaan er?

A

Met degeneratie van de tussenschijf
* Extrusie (Hansen type 1): Teckel, acuut
* Protrusie (Hansen type 2): DH, chronisch
Zonder degeneratie van de tussenschijf
* ANNPE (Hansen type 3): cfr. blauwe plek, zwaar trauma
* HNPE : pathogenese onbekend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn typische symptomen van een DH?

A
  • Pijn
  • Uitval

Afhankelijk van type DH en lokalisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke lokalisaties zijn mogelijk voor een neurologisch probleem?

A

Hersenen
* Cerebrum
* Cerebellum
* Hersenstam
* Vestibulair apparaat
RM
* C1-C5
* C6-T2
* T3-L3
* L4-S3
Neuromusculair
* Spier
* Zenuw
* Synaps

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waar kruisen de proprioceptieve banen?

A

2/3 van de hersenstam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

In welke systeem wordt het bewustzijn gereguleerd en thv welk lokalisaties is dit?

A

RAS (reticulair activerend systeem) : GH + HS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is het verschil tussen centrale en perifere blindheid?

A

Centrale blindheid: pos pupilreflex
Perifere blindheid : neg pupilreflex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn 4 testen om te testen op blindheid?

A
  1. Dreigrespons
  2. Wattenproptest
  3. Visuele plaatsingreacties
  4. Obstakels plaatsen in een vreemde omgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zijn zes neurologische symptomen van het cerebrum?

A
  1. Abnormale houdingsreacties (contralateraal)
  2. Abnormaal gedrag (ipsilateraal): dwanggedrag, afwezig gedrag, hemi-neglect
  3. Epilepsie
  4. Abnormaal bewustzijn
  5. Centrale blindheid (contralateraal)
  6. Thalamic pain
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zijn vier neurologische symptomen van de hersenstam?

A
  1. Abnormale houdingsreacties (ipsilateraal)
  2. Abnormaal bewustzijn
  3. Uitval hersenzenuwen
  4. Tetraparese/-plegie, hemiparese/-plegie (ipsilateraal)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is de functie van het vestibulair apparaat?

A

Evenwicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat zijn vier neurologische symptomen van het vestibulair apparaat en welke is essentieel?

A
  1. Head tilt = essentieel
  2. Omvallen, cirkelen…
  3. Positionele vestibulaire strabismus
  4. Nystagmus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Welke twee soorten vestibulair syndroom bestaan er?

A
  • Perifeer vestibulair syndroom (n. vestibularis of evenwichtsorgaan)
  • Centraal vestibulair syndroom (+ stoornissen van bewustzijn, nystagmus, proprioceptie, parese…)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Welke twee soorten vestibulair syndroom bestaan er?

A
  • Perifeer vestibulair syndroom (n. vestibularis of evenwichtsorgaan)
  • Centraal vestibulair syndroom (+ stoornissen van bewustzijn, nystagmus, proprioceptie, parese…)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is de functie van het cerebellum?

A

Modulatie en coördinatie van de motorische activiteit

29
Q

Wat zijn drie neurologische symptomen voor afwijkingen thv het cerebellum?

A
  1. Cerebellaire ataxie: gestoorde coördinatie, houding en bewegingen
  2. Vestibulair syndroom (vestibulocerebellum)
  3. Abnormaal dreigrespons
30
Q

Welke infectieuze oorzaken kunnen zorgen voor cerebellaire ataxie?

A
  • Neospora
  • Panleukopenie
31
Q

Ter hoogte van welke wervel beginnden de sacrale ruggenmergsegmenten?

A

L5

32
Q

Welke symptomen treden typisch op bij stoornissen van het RM?

A
  • Ataxie/parese
  • Verlies van pijngevoel
33
Q

Wat zijn drie kenmerken van LMN-letsels?

A
  1. Slappe paralyse
  2. Afwezige/zwakke spinale reflexen
  3. Neurogene spieratrofie (snel)
34
Q

Wat zijn drie kenmerken van HMN-letsels?

A
  1. Spastische paralyse
  2. Versterkte of normale spinale reflexen
  3. Onbruiksatrofie: traag
35
Q

Wat is het Horner syndroom?

A

Het is de uitval van de n. sympatius. Dit is een heel lange zenuw die loopt in het cervicale en cervicothoracale RM. Te zien als : miose, prolaps derde ooglid, ptosis en enoftalmie.

36
Q

Welke test wordt gebruikt om een letsels in het RM te lokaliseren?

A

Panniculus-reflex: wanneer je caudaal van het letsel een prikkel geeft is er geen contractie van de romphuidspier

37
Q

Wat is de lokalisatie van de patella-reflex?

A

L4 - L5 - L6

38
Q

Wat is de lokalisatie van de buigreflex?

A

L6 - L7 - S1

39
Q

Wat is de lokalisatie van de anus-reflex?

A

S1 - S2 - S3

40
Q

Waaruit bestaat de motorische eenheid?

A
  • Zenuw
  • Spier
  • Synaps
41
Q

Wat is het typisch symptoom van een aandoening van de motorische eenheid?

A

Zwakte

42
Q

Welke drie NM-syndromen bestaan er?

A
  1. Gegeneraliseerd NM-syndroom
  2. NM syndroom van de AP
  3. NM syndroom in 1 poot
43
Q

Wat zijn vier aandoeningen die een gegeneraliseerd NM-syndroom kunnen geven?

A
  1. Polymyositis
  2. Boltulisme
  3. MG
  4. Myotonia
44
Q

Wat is de DDX bij katten met ventroflexie van de hals en zwakte van de halsspieren?

A
  • MG
  • Polymyositis
  • DM neuropathie
  • HyperT4
  • HypoK, hyperNa
  • Organofosfaten intoxicatie
  • Thiamine deficiëntie
45
Q

Welke twee types van gegeneraliseerd NM-syndroom bestaan er?

A
  1. Spiertype
  2. Zenuwtype
46
Q

Welke vier aandoeningen komen voor thv de grote hersenen?

A
  1. Encefalitis
  2. Neoplasie
  3. Hydrocephalys
  4. Chiari-like malformatie en syringomyelie
47
Q

Welke honden ontwikkelen typisch MUO en hoe uit zich dit?

A
  • Kleine honden: jonge tot middelbare leeftijd
  • Acuut en progressief
48
Q

Wat is de diagnose van MUO?

A

CSV
* Aantal wbc
* Type wbc : mononucleairen
* Ei
* Uitsluiten infectieuze oorzaken: PCR, cultuur, sero

49
Q

Wat is de behandeling van MUO?

A
  • Prednisolone (immuunsupressie)
  • Clyndamicine in afwachting infectieuze resultaten
50
Q

Wat zijn twee belangrijke infectieuze oorzaken van encefalitis?

A
  • Hond: distemper virus
  • Kat: FIP (corona virus)
51
Q

Welke primaire hersentumoren komen voor bij hond en kat?

A
  • Hond: meningioma (goedaardig) en glioma (kwaadaardig)
  • Kat: meningioma
52
Q

Welk type wbc worden gezien bij een infectieuze oorzaak van encefalitis in het CSV?

A

Neutrofielen

MUO: mononucleairen (monocyten, lymfocyten)

53
Q

Wat is een typisch symptoom bij honden met chiari-like malformatie en syringomyelie?

A

Hyperesthesie: krabben in de nek

54
Q

Welke aandoeningen komen voor thv vestibulair apparaat?

A
  1. Otitis media/interna / PSOM
  2. Primaire hypothyroïdie
  3. Idiopatisch geriatrisch vestibulair syndroom
55
Q

Wat zijn bijkomende complicaties van een otitis media?

A
  • Doofheid
  • Uitval n. facialis
  • Horner syndroom
56
Q

Wat is het behandelingsplan van een otitis media?

A
  • Amoxi-clav langdurig : 4-6 weken
  • Indien geen beterschap : myringotomie + AB-gram
  • Bulla-osteotomie
57
Q

Welke respons/reflex is negatief bij een idiopatische facialisparalyse?

A
  • Dreigrespons
  • Ooglidreflex
58
Q

Wat zijn symptomen van een kauwspiermyositis?

A
  • Trismus
  • Exoftalmie (ontsteking retrobulbair vet)
  • Lethargie, anorexie, koorts
  • Indien chronisch: atrofie kauwspieren
59
Q

Wat is de diagnose en behandeling van kauwspiermyositis?

A
  • Diagnose: auto-As tegen 2M spiervezels in het bloed
  • Behandeling: prednisolone in immunosupressieve dosis
60
Q

Welke twee aandoeningen komen voor thv het cervicale ruggenmerg?

A
  1. Meningitis
  2. Fibrocartilagineus infarct
61
Q

Wat zijn typische symptomen van SRMA?

A
  • Nekpijn
  • Koorts
62
Q

Wat is de gouden standaard diagnose voor SRMA?

A

Toename IgA-As in serum en CSF

63
Q

Wat is de behandeling van SRMA?

A

Prednisolone: immunosupressive dosis

64
Q

Wat is een FC infarct?

A

= embolie thv a of v van het RM. De embolus is een stuk van de annulus fibrosus. Komt voor vb. bij wild spelen en er is een typische pijnkreet op het moment zelf maar niet meer op het moment van aanbieden.

65
Q

Wat is de behandeling van een FC infarct?

A

Fysiotherapie: stimuleren van de collateraalcirculatie en reperfusie

66
Q

Wat is het Guillain-Barré syndroom en wat is een risicofactor?

A

= motorische polyneuropathie, acute idiopatische polyradiculoneuritis -> risicofactor = Campylobacter (moleculaire mimicry : auto-As)

verlies van axonen en myeline in ventrale (motorische) zenuwworel

67
Q

Wat is de oorzaak van MG?

A

Auto-As tegen Ach-R in de synaptische spleet

68
Q

Wat zijn typische symptomen van MG?

A
  • Zwakte bij inspanning
  • Regurgitatie (mega-oesofagus)
  • Dysfonie, dysfagie, faciale zwakte…
69
Q

Wat is de diagnose en behandeling van MG?

A
  • Diagnose : bepalen van Ach-As
  • Behandeling: langwerkende Ach-esterase remmers + cortisone