Tumoren en markers Flashcards

1
Q

Waarom zijn tumormarkers niet geschikt voor diagnose

A

Bevat geen 95% IC

Uitzonderingen zijn tumoren in endocriene systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Meest voorkomende tumoren

A

vrouwen
borstkanker, huidkanke, longkanker

mannen;
prostaatkanker, huidkanker, longkanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

5-jaarsoverleving kanker 1990 vs 2014

A

Alle kankersoorten zijn gemiddeld van 43%-65% overlevingskans gestegen

Laagste kans is bij alvleesklierkanker, slokdarmkanker en longkamer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe men vroeger dacht kanker was vs nu

A

vroeger; één massa aan kanker cellen
Nu; een complexe combinatie van tumoren cellen, stamcellen, inflammatoire cellen, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

'’Hallmarks of cancer”

A

Een tumorcel moet bepaald eigenschappen hebben om door te kunnen groeien;
- voldoende proliferatie signalen
- ontwijken van groeisuppresie
- Ontwijken van destructie door immuunsysteem; om te kunnen blijven groeien; tumorcellen zijn hier heel efficiënt in
- Reproductieve immortaliteit; cellen blijven oneindig doordelen
- Activatie van invasie en metastase; bij metastase laat tumor zijn omgeving los en gaat periferie in
- Inductie van angiogenese; worden bloedvaten aangelegd zodat tumorcel voldoende zuurstof en voedingsstoffen krijgt
- Weerstaan van celdood
- Derreguleren van cellulaire energieprocessen; tumor zorgt er zo voor dat voldoende voedingsstoffen krijgt om te kunnen groeien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Weinberg effecten

A

De hallmarks of cancer; uitschakelen Weinbergeffecten kan tumor bestrijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe kan je tumormarker detecteren

A

Kan gemeten worden in plasma of serum. Ze kunnen gebruikt worden voor screening, prognose, monitoring van behandeling en FU

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De ideale tumormarker

A

Is specifiek voor een type tumor. Is helaas lastig, want er is vaak overlap tussen tumoren en de markers. Ook zijn de meeste markers belangrijk bij normale fysiologische situaties. Hierdoor meet je deze markers ook in gezonde mensen.

Tumormarker level moet vernaderen met groottetumor

Een abnormaal level zou moeten ontstaan in de aanwezigheid van micrometastases

De conc moet niet extreem fluctueren in onafhaneklijkheid vd tumor

Level in gezonde individuen is veel langer dan die in kankerpatienten

Kost-effectief

Voorspelt reoccurence

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Veelvoorkomende tumormarkers

A

CEA; colorectal, borst en longkanker
CA-125; eierstokkanker
CA15-3, 27, 29; borstkanker
AFP; lever kanker, germ cell kanker
PSA; screening en monitoring prostaat kanker
HCG; germ cell kanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke klinische uses van tumormarkers zijn meest belangrijk

A

monitoring van de effectiviteit vd behandeling.
detecteren tumor reoccurence

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Prostaatkanker

A

Komt vaak voor maar geen hoge mortaliteit; goed te behandelen.
Je wil niet dat mensen onterect behandeld worden. Dit kan gebeuren met PSA screening. Dan heb je overdiagnose of pseudodisease.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Nieuwe tumormarker

A

tumor DNA in plasma/serum. Normaliter geen DNA in plasma omdat dit in de cellen hoort.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

ctDNA

A

circulating tumor DNA.
Hoeveelheid ctDNA wordt gerelateerd aan tumorlast en
varieert tussen verschillende patiënten met verschillende klinische presentaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

FFPE vs ctDNA

A

FFPE Samples
Tumour DNA extracted from fixed biopsy samples or tumour resections
Problems with quality of DNA due to fixation
Mixture of normal and tumour DNA
Long time to process by histopathologists.
Macrodissected to enrich tumour content
Some patients have no tumour sample available
The sample represents the tumour at one fixed time point

ctDNA Samples
ctDNA shed directly from tumour
Extracted from the plasma component of whole blood
Large fragment sizes possible
Small quantities extracted ~ 30ng/ 5ml plasma
Separate out plasma within a few hours of receipt of blood sample.
Serial samples can be taken at various time points during the patient’s treatment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Genetics of cancer

A

De meeste kankers ontstaan door gendefecten in de tumor; somatische mutaties. Slechts een klein deel is erfelijk; germline mutatiess.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Rb1 gen defect

A

retinoblastoma

17
Q

BAP1 gen defect

A

Uveal melanoma

18
Q

Knudson theorie

A

The Knudson hypothesis, also known as the two-hit hypothesis, is the hypothesis that most tumor suppressor genes require both alleles to be inactivated, either through mutations or through epigenetic silencing, to cause a phenotypic change.

Germline mutation is present in all cells, but the additional somatic mutaion is only present in the cancer cell.
In sporadic cancer, there is no germline mutation. There are two somatic mutations in the 2 gene copies

This is why enherited cancer occurs faster than sporadic cancer

19
Q

Kanker genen en mutaties

A

Er zijn 140 driver genes bekend. 60% hiervan zijn tumor suppresor genen, en 40% oncogenen.

Er zijn >1000 driver gen mutaties bekend. De meeste tumoren kennen 2-10 driver gen mutaties.

Bestaan ook passenger genes; vanaf je geboorte heb je mutatiefrequentie; krijgt dan
mutaties die nog niet zoveel toe doen; is toevallige mutatie die geen groeivoordeel biedt aan tumorcel; zijn miljoenen passenger gene mutaties bekend; meeste
tumoren kennen 10-100 passenger gene mutaties

Bestaan ook gate keeper mutaties; transformeren normale cel in tumorcel; driver
mutations kunnen worden gezien als gaspedaal terwijl gate keepers kunnen worden
gezien als rem

20
Q

Gate keeper, driver, en passenger mutatie

A

Gate keeper mutatie:
- transforms normal cell into tumor cell
- Rb in retinoblastoma

Driver mutatie:
- confers growth advantage to tumor cell
- HEr2 in breast cancer
- KRAS in colon cancer

Passenger mutations:
- accidental mutation not conferring growth advantage to tumor cell
-any gene
- also driver gene

21
Q

Voordelen liquid biopsies

A

Geen weefselbiopt nodig
Geen FFPE fixatie nodig
Profiling algemene genotype van kanker
Bettere evaluatie van reactie op therapie en ontstaan resistentie medicatie

22
Q

Nadeel weefselbiopt

A

Als weefselbiopt wordt genomen neem je mogelijk slecht 1 mutatie mee waartegen je gaat behandelen terwijl mogelijk andere aanwezig zijn  kans op remissie is dan groot
 bij liquid biopt neem je alle mutaties mee zodat je tegen alle mutaties kunt behandelen  kans op remissie is dan kleiner

23
Q

Cushing syndroom

A

tumor in hypofyse; teveel ACTH afgifte; hoge cortisol.

80-05% ACTH producerende tumor (meestal hypofyse; morbus cushing) of ectopische ACTh productie

15-20% bijnier tumor (goed- of kwaardaardig)

Prednison gebruik

24
Q

Cushing syndroom symptomen

A

Vollemaansgelaat
Vetophoping
Dunne huid
Spierzwakte
Moehied
Hypertensie
Acne
Menstruatiestoornis

25
Q

Prednisolone lijkt op

A

cortisol; bijna dezelfde stuctuur

26
Q

Munchausen syndroom

A

is een psychiatrisch syndroom waarbij de patiënt zich herhaaldelijk presenteert bij medische hulpverleners met gefingeerde klachten of zelf toegebrachte verwondingen, om daardoor zorg en aandacht te krijgen. De aandoening wordt ook wel nagebootste stoornis genoemd.

27
Q

APUD

A

Amine precursor uptake and decarboxylation

Groep cellen: longen, GIT, hypofyse, pancreas, schildklier, adrenal medulla

28
Q

biogenic amines

A

is a biogenic substance with one or more amine groups. They are basic nitrogenous compounds formed mainly by decarboxylation of amino acids or by amination and transamination of aldehydes and ketones.

29
Q

Soorten biogenic amines

A

Histidine naar Histamine (onder HisDec)

Tryptofaan naar serotonine (onder 5-OH-tryptofaan en AADC)

Tyrosine naar NE (onder TH, AADC, DBH en PNMT)

30
Q

NETs

A

Neuroendocrine tumors (NETs)

31
Q

NET metabole karaketerisering

A
  • Visualization of catecholaminergic, serotoninergic and histaminergic pathways by precursor infusion
  • Comparison scans with biochemical profile
  • Comparison of PET scans with conventional imaging
32
Q

Carbidopa

A

Medicijn tegen Parkinsons.
carbidopa can decrease peripheral DDC conversion of levodopa/L-DOPA before it crosses the blood–brain barrier. Carbidopa acts as a peripheral DDC inhibitor, as carbidopa, itself, cannot cross the blood–brain barrier. In other words, carbidopa has no effect on brain DDC conversion of levodopa/L-DOPA to dopamine.