Farmacogenetica in de praktijk Flashcards

1
Q

farmacogenetica

A

berust op het feit dat verschillende individuen verschillend reageren om geneesmiddelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

farmacogenetica ontdekt door

A

procaine; werd door sommige mensen niet afgebroken door gebrek pseudocholinesterase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

CYP3A5 allelvariant

A

normaal (homozygoot); 1
verminderd (heterozygoot); 2, 4 en 5
afwezig (niet-expressed); 3, 6 en 7

Meeste NLers zijn non-expression

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

tacrolimus wordt gemetabolisserd in

A

lever en darm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

metabolisme tacromilus bepaald door

A

genotype en genotype getransplanteerde lever. homozygote expressie; geen probleem

ander genotype; onvoldoende info

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

pharmacogenetics vs genomics

A

Pharmacogenomics is defined as:
The study of variations of DNA and RNA characteristics as related to drug response.
Pharmacogenetics is a subset of pharmacogenomics and is defined as:
The study of variations in DNA sequence as related to drug response.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

farmacogenetica invloed op PD of PK?

A

Beide (ADME)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

fase 1 reacties

A

enzymen veranderen de molecuulstructuur van geneesmiddel (meer hydrofeer)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Fase 2 reacties

A

Koppeling van endogeen hydrofiel molecuul (glucuronidering)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

CYP-enzymen horen bij fase

A

Fase 1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Belangrijke CYP enzymen

A

CYP2C9: o.a. coumarines, fenytoïne, glimepiride
CYP2C19: o.a. amitriptyline, clopidogrel, omeprazol
CYP2D6: o.a. amitriptyline, codeïne, fluoxetine, metoprolol
CYP3A5: tacrolimus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

genotypering vs fenotypering

A

Genotypering doet een voorspelling van de metabole capaciteit
Fenotypering meet de daadwerkelijke metabole capaciteit (ratio moederstof/metaboliet) met behulp van een modelsubstraat
* Wat maakt een stof geschikt als modelsubstraat?
* Bijvoorbeeld m.b.v. een proefdosis (lage dosis) dextromethorfan de metabole capaciteit van CYP2D6 bepalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Fenotypering CYP2D6

A

Specifiek subtraat toevoegen; dextrometathorfan. gedurende 8 uur na inname wordt dan urine opgevangen  metabole capaciteit kan worden bepaald door ratio tussen moederstof en metaboliet te bepalen  kan dan grens worden gesteld in wat als poor metabolizer en extensive metabolizer kan worden gezien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Genotyperingstechnieken

A

sequencng (sequence in kaart brengen, vooral handig voor SNP bepaling. Is wel duur)
RT qPCR (CNV bepaling)
Arrays (Goedkoop en high-throughput. Geschikt voor SNP en CNV)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

CNV

A

Copy number variation.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bepalen genotype CYP2D

A

bloed afnemen  DNA wordt geïsoleerd en PCR wordt ingezet  uiteindelijk kan met elektroforese fenotype allel worden bepaald  gen voor CYP2D6 zit op chromosoom 22  van deze allelen zijn meer dan 100 mutaties bekend  veel psychofarmaca zijn gevoelig voor CYP2D6  is echter lastig om betrouwbaar urine af te nemen bij psychologische patiënten  ander optie is gebruik maken van dried bloot spots, speeksel of wangslijmvlies

17
Q

Codeine afbraak

A

CYP3A4; Norcodeine
UGT2B7: Codeine-6-glucuronide
CYP2D6; morfine (kan ik bloed fetus komen als moeder ultra-metabolizer voor deze CYP is!!)

18
Q

DPYD genotypering bij 5-FU/capecitabine

A

*Dihydropyrimidinedehydrogenase (DPD) ze t5-FU om in inactieve metabolieten (voornamelijk in de lever, maar ook in andere weefsels)
*Voorspelde fenotypen worden niet ingedeeld in PM t/m UM groepen, maar elk allel krijgt een activiteits score(AS)
*Belangrijkste varianten: *2A, *13, 2846A>T, 1236G>A
*Protocol: voor start behandeling gecombineerde genotyperingen fenotypering uitvoeren

19
Q

CYP2C9 bloedverdunners

A

speelt belangrijke rol bij bloedverdunners  CYP2C91 genotype normale genotype maar heeft CYP2C92 gering effect op warfarine metabolisme terwijl CYP2C93 grote invloed heeft op warfarine metabolisme (slecht heel lage dosis nodig)  bij bloedverdunners gevaarlijk omdat bij bloedverdunners balans gevonden moet worden
tussen ontstaan van bloedingen en trombo-embolieën  bij veel te hoge dosering kan ernstige bloedingen ontstaan  mensen met CYP2C9
3 genotype hebben slechts 20% van normale dosis nodig

20
Q

Coumarines en VKORC1

A

Coumarines remmen vitamine K reductase  wordt gecodeerd door VKORC1  zorgt voor verminderde vitamine K hoeveelheid  remt carboxylase  essentieel voor stollingscascade
 Zijn verschillende haplotypes van VKORC1 gen  leidt tot productie van verschillende
vitamine K varianten  verhoogd of verlaagd gevoeligheid voor coumarines  bij gevoeligere vorm is lagere dosering nodig  kan gevaarlijk zijn aangezien coumarines ernstige bijwerkingen kunnen veroorzaken

21
Q

KNMP werkgroep

A

Doseringsadviezen op basis van literatuur review
Ondersteuning van apothekers en voorschrijvers door integratie van de aanbevelingen in software voor elektronisch voorschrijven en medicatiebewaking (via de G-standaard)
Adviezen zijn te vinden in het Informatorium Medicamentorum en dus ook inzichtelijk op de KNMP Kennisbank

22
Q

KNMP nortriptyline

A

in systeem wordt vermeld dat risico op bijwerkingen
verhoogd kan zijn doordat genvariatie tot hogere plasmaconcentratie van nortriptyline leidt  wordt geadviseerd om 40% van normale dosering toe te dienen en effect en bijwerkingen te monitoren  nortriptyline wordt door CYP2D6 gemetaboliseerd tot actieve metaboliet E-10-hydroxynortriptyline  dit metaboliet is ong half zo potent als nortriptyline zelf; daarnaast kan door CYP2D6 en CYP2C19 worden omgezet in inactief
metaboliet  daarnaast ook belangrijks om naar andere medicatie te kijken  worden
deze gemetaboliseerd door CYP2D6 moet worden overwogen of deze moet worden omgezet naar middel wat via ander mechanisme werkt

23
Q

Abracavir HLA

A

nucloside reverse transcriptaseremmer (NRTI)  wordt toegepast bij HIVinfectie  als je drager van HLA-B5701 gen bent is risico op overgevoeligheidsreactie
verhoogd  kan leiden tot ernstige bijwerkingen als koorts en/of uitslag, benauwdheid,
pijnlijke keel of hoesten, misselijkheid, braken, diarree en pijn in buik  voor behandeling met Abacavir besloten te screenen op HLA-B
5701  bij dragers dient Abacavir niet te worden gebruikt  tenzij er geen alternatief is

24
Q

polyformische receptor en transport vvoorbeeld

A

B2-adrenerge receptor; Arg16Arg genotype ipv Arg16Gly en Gln27GLu heeft effect op vasodilatatie en luchtwegreactie