Lecture markers deel 1 Flashcards
Verschil tussen plasma en serum
Plasma
- bevat stollingsfactoren
- sneller te verwerken
- additieven tegen stolling kunnen essays storen
- calcium kan je niet meten
- stollingseiwitten kunnen essays storen
serum
- is gestold; is na het centrifugeren het waterige gedeelte
- hoeft geen additieven bij
- is schooner materiaal
- kans op nastolling als centrifugeren te snel gebeurt; kleine stolsels in het serum. kan essays storen
Voorbeelden van eiwitten die te vinden zijn in plasma/serum
albumine, amylase & lipase, ALAT en ASAT
Hoe kunnen eiwitten terug te vinden zijn in het plasma?
a) alles lekt; hierdoor verwachten we altijd een klein deel terug in het plasma
2) uitscheiding door de nieren (urine metingen)
Doorwelk mechanisme zien we eiwitten terug in het plasma/serum?
Cellen (erythrocyten) gaan kapot; de inhoud komt dan in het bloed. Ook komen er eiwitten uit organen (lever) vrij in het bloed
CK meting ochtend versus avond
octhend < avond
Wat bepaald de halfwaarde tijd voornamelijk
de uitscheiding van de nieren; zorgt voor de dynamische concentratie
T1/2 ASAT
17 uur
T1/2 ALAT
47 uur
T1/2 CK
15 uur
T1/2 CK-MM, MB, BB
MM 17 uur
MB 12 uur
BB 5 uur
T1/2 AP
3-7 dagen
T1/2 yGT
3-4 dagen
T1/2 CHE
10 dagen
T1/2 Amylase
3-6 uur
T1/2 lipase
3-6 uur
We kunnen verhoogde concentraties van eiwitten vinden doordat…
1) verhoogde permeabiliteit van membranen
2) blokkade van secretoire routes
3) inductie/overproductie van eiwitten
De sensitiviteit van een orgaan voor orgaanschade hangt af van
de enzym activiteit (= concentratie) in dat orgaan
De specificiteit voor orgaanschade hangt af van
de enzymactiviteit van dat marker in andere organen; zo kan je zien in welk orgaan schade is. Dit kan je niet zien als de marker in meerdere organen in hoge conc aanwezig is
Wat bepaald de mate van lekken van enzymen
De intracellulaire locatie van de cellulaire enzymen
Wanneer worden eiwitten direct in het bloed uitgescheiden
Als het basale membraan zeer permeabel is en de cellen dicht bij de capillairen zitten; bijv. de lever en milt
wanneer worden eiwitten gedeeltelijk of volledig via het lymphe uitgescheiden
wanneer het basale membraan semi-permeabel is en de cellen verder van de capillairen zitten; hart, pancreas en de prostaat
wanneer worden eiwitten volledig via het lymphe uitgescheiden
wanneer het basale membraan heel dik is en niet permeabel is voor macromoleculen. Ook als de cellen ver van de capillairen verwijdert zijn. Bijv. skelet spieren
Welke intacellulaire factoren bepalen hoe snel je een verhoging van eiwitten oppikt in het bloed?
Waar in de cel dit eiwit zich bevindt; is het in het cytoplasma dan wordt dit snel uitgescheiden naar het bloed. Zit dit in de nucleus of mitochondria, dan duurt dit langer
enzym patroon is afhankelijk van
aanbod en elimiinatie van het enzym/eiwit