Lecture pancreas/diabetes Flashcards
Wat is juist over DM in NL?
1.Ruim 1 miljoen, voornamelijk type 1, prevalentie blijft ongeveer gelijk, risico vooral genetischbepaald
2. Ruim 0,5 miljoen, voornamelijk type 2, prevalentie blijft ongeveer gelijk, risico vooral genetischbepaald
3. Ongeveer 0,5 miljoen, voornamelijk type 2, prevalentie is de afgelopen 20 jaar verdubbeld, risico lifestylegerelateerd
4. Ruim 1 miljoen, voornamelijk type 2, prevalentie is de afgelopen 20 jaar verdubbeld, risico lifestylegerelateerd
4 is juist
epifyse
en endogene klier; produceert melanine
Pancreas lengte en gewicht
12-15 cm,
70-100gr
Exocriene hormonen pancreas
Trypsine
Chymotrypsin
Carboxypeptidases
Lipase
Co-lipases
Amylase
Endocriene pancreas vs exocrien pancreas
Endocriene gedeelte van pancreas is te zien als aparte ‘eilandjes’; eilandjes van Langerhans
Endocriene pancreas
1 miljoen eilandjes van langerhands
-1-2% van het totaalgewicht
Bloedafvoer via de Vena Porta (lever krijgt dus hoge conc hormonen van de pancreas)
alpha cellen: glucagon
beta cellen: insuline
gamma cellen: somatostatine (remt insuline en glucagon)
F cellen: polypeptide; autoregulatie
Bekendste spelers van glucose spiegels
pancreas, lever, spier
Insuline
Verwerken van energie na een maaltijd; cellulaire opname glucose omhoog.
Zorgt voor toename aminozuur opname, eiwitsynthese, vetzuursynthese en TG synthese uit glucose.
Vermindert gluconeogenese en glucogenolyse
Glucagon
Doet het omgekeerde van Insuline; zorgt dat bloedglucose stijgt.
Het verhoogt Glycogenolyse (afbraak glycogeen) en gluconeogenese.
Ketogenese en lipolyse stijgen ook oiv van glucagon
Adrenaline
Zorgt voor stijging bloedglucose via glycogenolyse
Groeihormoon
Zorgt voor stijging bloedglucose via glycogenolyse
Cortisol
Zorgt voor stijging bloedglucose door gluconeogenese en proteolyse te laten stijgen, en weefsel gebruik van glucose te laten dalen
Incretine
Geproduceerd in de darmen op het moment dat voedsel door de darmen passeert; stimuleert de afgifte van insuline in de pancreas; indirecte daling bloedglucose.
Antagonist insuline
ACTH, cortisol en GH
Bij teveel glucagon dan
Ketogenese omhoog (ketonzuren als energiebron)
Lipolyse omhoog
Reactie op inname glucose
Stijging insuline iets na stijging glucose. Hierna daalt glucose als reactie. Bij teveel glucose inname wordt er te veel insuline geproduceerd; overproductie. Hierdoor daalt insuline tijdelijk onder normale bloedwaarde (dan krijg je direct na je maaltijd weer honger)
BLoedglucose conc constant?
Die zijn relatief constant, omdat insuline concentratie zich continue aanpast om dit constant te houden. Hierdoor worden de insuline receptoren niet resistent. (pulsatiele secretie van insuline). Bij type 2 diabetes patienten is deze oscillatie verdwenen, waardoor resistentie kan ontstaan.
Wat gebeurt er met de insuline en glucose levels als je iets van koolhydraten eet met hoge glycemische index?
Dan zie je een sterke stijging van insuline, en daardoor dus een snelle daling van glucose; hypoglycemie.
Glucose verdeling opname
30% gaat naar de lever
70% wordt systemisch opgenomen (20% opgenomen door lever, 20% brein, 40% skelet, overig door nieren, vetweefsel, huid en bloedcellen)
Hexose transporters
SGLT 1/2
GLUT 1
GLUT 2
GLUT 3
GLUT 4
GLUT 5
SGLT 1/2 sites of expression en eigenshappen
Locatie: darm mucosa (luminale zijde;SGLT1), nier tubulus (SGLT 1 en 2)
Eigenschappen: Transporteert een glucose en twee natrium moleculen van lumen naar cel
GLUT1 sites of expression en eigenshappen
Veel weefsels, o.a. hersenen, RBC, endotheelcellen
Eigenschappen: housekeeping. Transporteert glucose.
GLUT2 sites of expression en eigenshappen
Sites: lever, beta cellen, dunne darm, nieren
Eigenschappen: lage affiniteit, hoge capaciteit glucose transporter. Is de glucose sensor in beta cellen
GLUT3 sites of expression en eigenshappen
sites: hersenen, placenta en testes
Eigenschappen: Primaire glucose transporter voor neuronen
GLUT4 sites of expression en eigenshappen
Sites: spieren, leukocyten en vetweefselcellen
Eigenschappen: Is hormoon-sensitief. Insuline-afhankelijk translocatie naar plasma membraan; hoge affiniteit glucose
Na binding insuline is er een cellulaire cascade waardoor GLUT4 naar het membraan komt om glucose te binden
GLUT5 sites of expression en eigenshappen
Dunne darm en sperma
Specifiek voor Fructose
Insuline GLUT4 translocatie
Insuline bindt en activeert de insuline receptor (IR) waardoor de substraat (IRS) gefosforolyseert wordt door tyrosine fosforylate.
Zorgt o.a. voor glycogenesis en GLUT4 translocatie
Insuline effecten koolhydraat-, vet-, en eiwitmetabolisme
Koolhydraatmetabolisme
1 verhoogt de influxvan glucose in de daarvoor gevoelige weefsels
2 verhoogt het intracellulaire verbruik van glucose als brandstof (glycolyse)
3 verhoogt de omzetting van glucose naar glycogeen (glycogenese)
4 verhoogt de omzetting van glucose naar vet (lipogenese)
5 verlaagt de synthese van glucose uit lactaat, glycerol en aminozuren (gluconeogenese)
VETMETABOLISME
1 verhoogtde synthese van vet (lipogenese)
2 verlaagtde afbraak van vet (lipolyse) en ketogenese
3 verhoogt de opname van vet (door activering van lipoproteine lipase)
EIWITMETABOLISME
1 verhoogtde eiwitsynthese
2 verlaagt de eiwitafbraak
Samenvatting werking glucaogon
1) verhoogt afbraak glycogeen (glycogenolyse)
2) verhoogt de vorming van glucose uit glycerol en aminozuren (gluconeogenese)
3) verhoogt bloedglucose door 1 en 2
4) verhoogt afbraak lipiden (lipolyse)
5) verhoogt de vorming van ketonlichamen (vanwege 4)
3 manieren waarop hyperglycemie kan ontstaan
1) Absoluut insuline tekort
2) Relatief insuline tekort (teveel; contraregulerende hormonen). O.a. verhoogd cortisol en adrenaline. Ook verhoogd glucagon, GH en human placental lactogen, oestrogeen en cortisol.
3) Relatief insuline tekort; verlaagde receptor activiteit (= insuline resistentie), te sterke binding aan plasmaeiwitten (Igs) of verhoogde afbraak
Verhoogde cortisol ziektebeeld
Cushing; tumor hypofyse of bijnierschors
Verhoogde adrenaline ziektebeeld
Feochromocytoom; tumor bijniermerg
Verhoogd glucagon ziektebeeld
glucagonoom; tumor vd a-cellen pancreas
Diabetes mellitus is te definieren als
Onvoldoende productie en/of werking insuline
Koolhydraathuishouding is gestoord (primair)
Vet- en eiwithuishouding gestoord (secundair)
De vier typen van diabetes mellitus
Type 1: voor 1998 genoemd; jeugddiabetes en insuline afhankelijke diabetes (vroeger IDDM: insulin dependent diabetes mellitus)
Type 2: voor 1998 genoemd; ouderdomsdiabetes en niet insuline afhankelijke diabetes (NIDDM)
Anders; genetische afwijkingen, ziektes pancreas
Zwangerschapsdiabetes
Type I DM etiologie
Beta-cell destructie; insuline deficientie. Kan of immuun-gemedieerd zijn of idiopatisch
Ontstaat bij 10% van de patienten
<14 jr
Geen sprake van insulineproductie, patienten meestal mager
Risico op ketoacidose
Type II DM etiologie
Treedt op bij 90% vd patienten; rond de >40 jr
Patienten zijn meestal corpulent; gezwollen en zwaarlijvig
Insulineresistentie
Ziekte ontwikkeld zich langzaam; kleine kans ketoacidose
Taaislijmziekte DM
Probleem in transporter van chloor zorgt voor problemen in pancreas; DM
FAMED definitie DM-I
insulinegebruik binnen 6 maanden na het stellen van de diagnose, met voortgezet insulinegebruik ten minste tot en met de twaalfde maand na diagnose. Op jonge leeftijd bestaat deprevalentie van diabetes bijna volledig uit type 1 en dit neemt af met de leeftijd. Van de mensen van 80 jaar en ouder is het aandeel van type 1 ongeveer 1%.
Symptomen en complicaties bij DM-I
Symptomen:
polyurie (veel plassen)
polydipsie (veel dorst/drinken)
polyfagie (hongerplassen)
vermoeidheid
gewichtsverlies
acute complicatie: ketoacidose
late complicatie: CAD, nefropatie, neuropathie, retinopathie
Pathogenese
1. genetische gevoeligheid
2. vernietiging beta-cellen (infiltratie T-lymfocyten)
3. virusinfectie?
3 fases van DM-I
Stage 1: auto-immuniteit, pre-symptomatisch, normale glucose
Stage 2: auto-immuniteit, dysglycemie, presymptomatisch
Stage 3: diabetes
Eiland van Langerhands antilichamen
GAD, IA2, Zn8. Mensen met deze auto-antilichamen hebben meer risico voor DM-I
Ook medicatie van AntiCD8 en IL2 verhogeren kans DM-I